Wiegendood is het plots en onverwacht overlijden van een kind dat ogenschijnlijk gezond was en bij wie geen lichamelijke afwijking kon worden vastgesteld die het overlijden zou kunnen verklaren.
Ga snel naar
Hoe vaak komt wiegendood voor?
In verhouding tot andere Europese landen, ligt het aantal gevallen van wiegendood in Vlaanderen nog te hoog. Kind en Gezin startte midden jaren 90 met wiegendoodpreventie. In 1994 waren er nog 104 sterfgevallen door wiegendood in het Vlaams Gewest, vandaag zijn er nog ongeveer 15 sterfgevallen door wiegendood per jaar.
Uit onderzoek bleek dat een veilige slaaphouding én veilige slaapomgeving wel degelijk een rol spelen om wiegendood of het plots overlijden bij gezonde baby's tot 12 maanden te helpen voorkomen, zowel overdag als 's nachts.
Wat verhoogt de kans op wiegendood?
Ervaring leert dat een aantal factoren die je niet kunt beïnvloeden de kans op wiegendood verhogen:
- geslacht
- leeftijd
- vroeggeboorte
- laag geboortegewicht
- ...
Andere factoren kan je wel aanpakken. Door de preventieve adviezen overal waar je kind verblijft (thuis, bij familie, op vakantie, in de kinderopvang) strikt toe te passen, wordt de kans op wiegendood veel kleiner.
Wiegendood komt in verhouding meer voor in de kinderopvang. Vandaar de extra acties rond veilig slapen in de kinderopvang.
Hoe kan je wiegendood proberen te vermijden?
Vandaag komt wiegendood 'nog maar' 15 keer per jaar voor in Vlaanderen. We zien opnieuw vaker ouders die hun baby toch op de buik leggen, alleen laten slapen of tussen hen in laten slapen. Wiegendoodpreventie is zo een beetje slachtoffer van haar eigen succes. Elk overlijden is er één te veel en het blijft van levensbelang om de adviezen over veilig slapen te volgen.
Relatief nieuw advies is alert zijn voor stressmomenten en overprikkeling bij baby’s. We zien vandaag vooral wiegendood in situaties waar de baby te maken krijgt met stress. Plotse veranderingen zoals een drukke bezoekdag, een babyborrel, een verhuis, de start van de kinderopvang: dit zijn stressmomenten voor baby’s. Het is belangrijk om na zo’n druk moment vaker te gaan kijken tijdens het slapen, zowel overdag als ’s nachts.
"Het probleem is niet het samen slapen, maar de omstandigheden waarin de baby slaapt." Professor Naulaers, neonatoloog UZ Leuven en expert in wiegendood, schreef een opiniestuk dat het ‘waarom’ van slapen op een veilige manier heel helder verwoord en zo volledig aansluit bij het standpunt van Kind en Gezin.
Lees zijn opiniestukSlaaponderzoek bij je baby?
Een slaaponderzoek bij je baby kan door de behandelende arts worden aanbevolen als:
- er eerder wiegendood voorkwam in je gezin
- je kind te vroeg geboren is
- je kind zeer bleek, grauw of slap wordt aangetroffen, waarvoor ernstige stimulatie en tussenkomst van een arts of urgentieteam nodig is
- je kind vaak zeer moeilijk wakker wordt of zeer bleek ziet tijdens de slaap of vaak zweet zonder daar andere redenen voor bestaan
Vraag hierover inlichtingen bij de arts.
Tijdens het slaaponderzoek worden nagekeken:
- het hartritme
- de ademhaling
- de hersenactiviteit
- de oogbewegingen
- de spieractiviteit
- de zuurstofverzadiging in het bloed
Het onderzoek gebeurt terwijl je baby 's nachts in het ziekenhuis slaapt.
Als de resultaten een verhoogd risico aantonen, krijg je een monitor mee die je tijdens elke slaapperiode gebruikt om de ademhaling en hartslag op te volgen. Deze monitor gaat in alarm bij te lange adempauze of bij afwijkingen van het hartritme. Zo kan tijdig ingegrepen worden. Nadat je de monitor een tijdje thuis gebruikt hebt, zal de arts de gegevens uit het geheugen van de monitor nakijken. Afhankelijk van die resultaten beslist de arts om een controleslaaponderzoek uit te voeren of om de monitoring stop te zetten.
- Een monitor is geen preventieve maatregel en sluit een risico niet helemaal uit. Ook met een monitor moet je de preventiemaatregelen voor veilig slapen toepassen.
- Een monitor is enkel zinvol voor kinderen waar een vermoeden van verhoogd risico bestaat. Raadpleeg je arts.
- De monitor moet aan zekere eisen voldoen en kan enkel aangeschaft worden in overleg met de behandelende arts of met een universitair slaapcentrum of referentiecentrum.