Doe vooral waar je blij van wordt! Zolang je maar veel praat met je kind.
Zelfs met een jonge baby kan je al volop gesprekjes voeren. Je voert ze spontaan, tijdens alledaagse activiteiten zoals eten, verluieren of het badje. Als je graag zingt, is dat ook heel goed. Probeer ook eens knisperboekjes, badboekjes, stoffen boekjes en boekjes in felle kleuren. Je kind voelt, proeft en ontdekt zo heel wat nieuwe dingen. Laat ze overal in huis rondslingeren want je kind leert ze al spelenderwijs kennen.
Experimenteer volop: je kan niets verkeerds doen! Het omslaan van de pagina’s alleen al is interessant. Daarna volgen de prentjes en het verhaaltje. Kind en Gezin werkt samen met 'Iedereen Leest' voor Boekstart. Zo willen we ouders met hun jonge kinderen laten genieten van boeken.
Vooraleer baby’s hun eerste woordjes zeggen, zijn ze al volop taal aan het leren. Eerst begrijpen ze wat anderen zeggen, pas later gaan ze zelf spreken. Door veel te praten met je baby, zorg je ervoor dat hij of zij taal leert. Bovendien herkent je baby je stem van tijdens de zwangerschap en dat geeft vertrouwen.
Benoem wat je doet, dat brengt rust. Zeg tijdens het aankleden bijvoorbeeld ‘Nu steek ik je armpje in de mouw’. Als je dat telkens herhaalt, wordt het een ritueel waarbij je kindje niet alleen taal leert, maar ook de wereld om zich heen verkent en vertrouwt.
Elk kind wordt zindelijk op zijn eigen tempo. Je kan het proces niet versnellen, maar wel positief stimuleren.
Naar de kleuterschool
Is een kind nog niet zindelijk als het naar school gaat, bespreek dit dan met de kleuterleid(st)er. Een kind mag hiervoor niet geweigerd worden. Je kan samen bekijken hoe en wanneer je met de zindelijkheidstraining start. Zindelijkheid hoort bij het opgroeien en is niet iets waarover je je moet schamen.
Scholen kunnen wettelijk geen kinderen weigeren omdat ze niet zindelijk zijn. Als ze dat toch doen en een gesprek hierover weigeren, kan de ouder een klacht indienen bij het departement onderwijs.
Naar de buitenschoolse opvang
Zindelijk worden is niet voor elk kind even gemakkelijk. De opvang mag kinderen niet discrimineren op basis van hun gezondheid of fysieke toestand. Daarom mogen kinderen niet systematisch geweigerd worden als ze niet zindelijk zijn, ook niet via het huishoudelijk reglement.
Aanbevelingen voor de opvang:
Stippel een beleid uit voor het opvolgen van het zindelijkheidsproces.
Maak dat beleid kenbaar aan de ouders. Het beleid kan opgenomen worden in het huishoudelijk reglement.
Zorg voor een goede afstemming met de ouders, bv. op hetzelfde moment en op dezelfde manier beginnen met de zindelijkheidstraining.
Als buitenschoolse opvang kan het nuttig zijn om daarover te overleggen met de scholen.
Mijn 3-jarige peuter is 6 maanden zindelijk, maar wil enkel kaka doen in zijn luier. Als ik hem dwing om kaka in het potje te doen, geraakt hij in paniek en hij krijgt ook last van obstipatie. Zijn er tips om ons te helpen?
Sommige peuters kunnen angstig zijn om stoelgang te maken op het potje en wachten ermee tot ze een luier aanhebben. Ze kruipen dan vaak even weg in een hoekje om daar rustig hun behoefte te doen.
Maak daar niet te snel een probleem van. Vaak vinden kinderen het moeilijk om afscheid te nemen van hun stoelgang. Het lijkt of ze een deeltje van zichzelf afgeven en dat begrijpen ze niet altijd goed. Ze houden daarom nog even vast aan de ‘veilige luier’. Normaliseer zoveel mogelijk het toiletgebeuren.
Kinderen leren ook van wat ze zien. Door het kind mee te nemen als je zelf naar het toilet gaat, leert het dat dat een normaal gebeuren is. Vertel wat er gebeurt, waar alles naartoe gaat (bv. laat je kindje doorspoelen) … Je kan ook samen naar het toilet gaan (ouder op het toilet, kind op het potje).
Je kind voelt dat het stoelgang moet maken. Dat is positief. Moedig dit aan en verwacht nog niet dat het op het potje gebeurt. Het is heel belangrijk dat je kind regelmatig kaka doet en het niet dagenlang ophoudt.
Laat je kind een rustige plek zoeken en laat het zelf bepalen waar het potje moet staan.
Geef je kind tijd. Na enkele weken zal je kind ook spontaan kaka doen op het potje.
Merk je dat dat niet lukt, dan kan je de volgende stappen inbouwen:
met luier op het potje
met luier los op het potje
luier open in het potje leggen
zonder luier op het potje
Ga ook na waarom je kind bang is. Heeft het kind bijvoorbeeld harde stoelgang die pijn doet en heeft het daarom schrik om op het potje te gaan?
Tips bij harde stoelgang
Stimuleer je kind om voldoende te drinken, bij voorkeur water. Dit maakt de stoelgang zachter.
Zorg ervoor dat je kind genoeg vezels eet door voldoende groenten en fruit aan te bieden.
Laat je kind voldoende bewegen (lopen, klimmen…).
Praat met je kind over hoe het toiletgebeuren kan verlopen
Kinderen kunnen ook angstig reageren als ze te weinig zelf kunnen bepalen wat er gebeurt. Praat met je kind over hoe het toiletgebeuren best verloopt. Zoek waar jouw kind zelf graag in beslist (bv. de plaats van het potje, zelf het potje leegmaken in het toilet …). Hou zelf vertrouwen en geef je kind de ruimte om hierin stapjes vooruit te zetten. Je kan je kindje aanmoedigen in zijn zelfstandigheid door te bevestigen dat hij al veel kan en al groot is.
Als je geen verbetering ziet na enkele weken, vraag dan hulp. Je kan altijd informeren bij het Huis van het Kind in jouw buurt voor het lokale aanbod of contacteer de Kind en Gezin-Lijn.
Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.
Maar: de eerste 6 maanden heeft een kind alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je kind geen melkvoeding zal drinken. Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.
Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je kind per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je kind ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.
Als een baby onvoldoende moedermelk van de eigen moeder kan krijgen, is moedermelk van een andere moeder (donormoedermelk) wetenschappelijk gezien de meest aangewezen voeding. Zeker voor te vroeg geboren en ernstig zieke baby’s kan donormoedermelk levensreddend zijn en een goede groei, ontwikkeling en herstel ondersteunen.
Er bestaan officiële donormelkbanken in België die verbonden zijn aan een ziekenhuis. Deze donormelkbanken verzamelen melk van gezonde moeders die meer melk produceren dan hun eigen kind nodig heeft. Donormelk wordt zorgvuldig getest, gepasteuriseerd en verdeeld naar gehospitaliseerde prematuren en ernstig zieke baby’s die geen of onvoldoende moedermelk van hun eigen moeder kunnen krijgen. Deze melk kan niet officieel aangekocht worden door particulieren.
Overweeg je om moedermelk te doneren, dan kan je contact opnemen met een donormelkbank. Zij zullen aan de hand van een vragenlijst, een gesprek en een bloedcontrole bepalen of je aan de voorwaarden voldoet om melk te doneren. Opdat je melk veilig is voor kwetsbare baby’s, vragen donormelkbanken om aan bepaalde voorwaarden te voldoen: niet roken, geen (of zeer weinig) alcohol drinken en een bloedtest ondergaan. Daarnaast ontvang je richtlijnen om je melk hygiënisch af te kolven en te bewaren. Moedermelk die voor de aanmelding en screening afgekolfd werd, komt niet in aanmerking als donormelk.
Er bestaat een grote solidariteit tussen moeders die borstvoeding geven. Moeders die een voorraad melk hebben die hun baby niet nodig heeft, bieden deze soms aan via social media. De Hoge Gezondheidsraad en de FOD Volksgezondheid raden af om onderling moedermelk uit te wisselen. Het gebrek aan controle op de kwaliteit en samenstelling van donormoedermelk houdt mogelijk een risico in voor de gezondheid van jonge kinderen.
De meeste moeders kiezen ervoor hun pasgeboren baby de eerste tijd uitsluitend borstvoeding te geven. Maar wat als de melkproductie niet op gang komt? Of het afkolven niet altijd mogelijk is.
Algemeen genomen, wordt een tepelhoedje afgeraden. Pijnlijke tepels worden meestal veroorzaakt door fout aanliggen of aanhappen en dan is het verbeteren van de aanlegpositie de meest aangewezen oplossing. Bovendien kunnen volgende problemen zich voordoen bij gebruik van een tepelhoedje:
verminderde melkinname door je baby
verminderde melkproductie
meer kans op borstontsteking
in stand houden van pijnlijke tepels wanneer er onvoldoende borstweefsel in de mond genomen wordt
bijkomende beschadiging van de tepel indien de maat van het tepelhoedje niet aangepast is aan de vorm van de tepel
gewenning waardoor baby niet meer rechtstreeks aan de borst wil
In sommige gevallen van ernstige tepelproblemen kan een tepelhoedje wel een tijdelijke oplossing bieden op voorwaarde dat mama en baby deskundig begeleid worden zodat verantwoord en correct gebruik verzekerd is.
Borstvoeding geven heeft geen nadelig effect op de vorm van de borsten. Factoren die wel een invloed hebben op het doorhangen van de borsten zijn: overgewicht, roken, de leeftijd, een grote maat van de borsten vóór de zwangerschap en het aantal zwangerschappen. Terwijl elke volgende zwangerschap de borsten meer kan doen doorhangen, blijkt borstvoeding dit effect niet te verergeren.