Ga snel naar
Tips om bewegingen te begeleiden
- Geef je kind de kans te spelen in verschillende houdingen. Zo stimuleer je de controle over de houding, evenwicht vinden en actieve bewegingen.
- Bij rugligging: een te vroeg geboren kind heeft de neiging om armpjes en beentjes open te laten vallen. In het begin geef je steun met opgerolde handdoeken die je aan de zijkanten kan plaatsen als je kind wakker is zodat armen en benen makkelijker naar de middenlijn kunnen komen.
- Bij zijligging: ondersteun je kind eventueel met een opgerolde handdoek tegen de rug.
- Bij buikligging: Na elke luierwissel leg je je kind op het verzorgingskussen even op de buik. Zet eventueel een spiegel voor je kind zodat je reacties kan zien. Lichte steun op het zitvlak kan je kind helpen om het bekken laag te houden zodat je kind het hoofd kan optillen. Belangrijk is dat de armen voorwaarts liggen zodat je kind kan steunen op de voorarmen.
- Pak je kind ook eens in buikligging op je arm (vliegtuighouding): dat vinden de meeste kinderen aangenaam en zo kunnen ze de buikligging makkelijker verdragen. Dat is trouwens een goede houding om bij krampen het ongemak te verzachten en stimuleert je kind ook om rond te kijken en het hoofd rechtop te houden.
- Leg je kind in buikligging op je schoot. Als je zelf een been over het andere kruist, ligt je kind iets hoger met het hoofd, wat in het begin makkelijker is.
Aandachtspunten bij de motoriek
Optillen
Als je je kind optilt vanuit rugligging of neerlegt op de rug, versterk je de neiging tot overstrekking. Daarom kan je het best optillen vanuit zij- of buikligging, zo bevorder je een gebogen, comfortabele lichaamshouding. Ook bij neerleggen kan je beter in zijligging neerleggen en dan eventueel doordraaien op de rug.
Aan- en uitkleden
Als je je kind aan- en uitkleedt, rol het op de zij om de kledij onder je kind te brengen of over het hoofd te doen in plaats van je kind op te tillen onder de oksels. Anders geef je je kind weer meer de kans om zich op te spannen naar overstrekking. Bovendien vinden kinderen het leuk om te bewegen en maakt rollen aan- en uitkleden voor jullie allebei makkelijker. Als je kind die routine gewend wordt, dan gaat je kind ook beter meewerken met die bewegingen.
Aangepaste kledij
Te ruime kledij verhindert je kind om handen of voeten te gebruiken om de omgeving af te tasten, handen naar het gezicht te brengen … Dat leidt opnieuw tot overstrekking. Bovendien betekent te ruime kledij ook extra gewicht. Vermijd ook krabwantjes. Contact tussen handjes en mond bevordert de ontwikkeling.
Opdrukken op de beentjes
Te vroeg geboren kinderen duwen zich vaak te vroeg op tot een staande houding. Die rechtopstaande houding leidt tot opspangedrag: ze staan dan recht op de tippen van de tenen en overstrekken hun knieën. Stimuleer dat niet om te voorkomen dat je kind zich te veel opspant. Je leert je kind het best eerst omrollen. Zo oefent je kind coördinatie en motoriek. Met een stevige rompmotoriek kan je kind vervolgens zitten en kruipen om ten slotte vanuit eigen spierkracht en niet door zich op te spannen, rechtop te staan.
Loopwagentjes en bouncers zijn om dezelfde reden te vermijden. Bovendien zijn die toestellen gevaarlijk: je kind kan omvallen, van de trap vallen, eruit kruipen … met letsels aan het hoofd en aangezicht tot gevolg. Een kind moet in zulke toestellen ook geen evenwicht en coördinatie gebruiken. Kinderen die je te vroeg, te lang en te vaak in een loopwagentje plaatst, leren daardoor veel later goed en zelfstandig te stappen.