Als je kind te vroeg geboren wordt, brengt het nieuwe leven vaak ook een periode van angst en bezorgdheid met zich mee. Een vroeggeboren kind is kwetsbaar en maakte samen met jullie als ouders al heel wat mee. 

Je bent blij en kijkt uit naar de thuiskomst van je kind. Je voelt je ook verantwoordelijk. Dat kan ook angst en onzekerheid geven. Spreek erover met je partner. Aarzel niet om een beroep te doen op familie en vrienden of zorgverleners.  

Ook voor je kind is thuiskomen even wennen: aan een andere omgeving, andere geuren, geluiden, kleuren, ritme, temperatuur en lichtinval. Geef je kind tijd om vertrouwd te raken met die veranderingen en ‘thuis’ te komen. 

Probeer te genieten van alle kleine momenten en nieuwe mijlpalen, maar voel je niet schuldig als genieten nog even op zich laat wachten.

Veel contact met je kind, hoe klein en kwetsbaar ook, vermindert stress en bevordert de ontwikkeling. Als je kind vroeger dan de uitgerekende datum wordt geboren, kan dat heel wat zorgen met zich meebrengen. Het is heel normaal dat je als ouder voorzichtig en behoedzaam bent. Soms staat dat het spontane contact tussen ouder en kind in de weg of zorgt het ervoor dat je minder op je gevoel durft af te gaan. 

Vaak blijft een te vroeg geboren kind langer in het ziekenhuis. Je kan als ouder de thuiskomst van je kind voorbereiden. De opvolging na ontslag uit het ziekenhuis varieert van kind tot kind. Ook Kind en Gezin is er voor jou en je kind.

Als een kind te vroeg geboren is, zie je de eerste levensmaanden een inhaalgroei. Die kan duren tot peuter-kleuterleeftijd, afhankelijk van de mate van vroeggeboorte. Voor de opvolging van de groei maken we daarom gebruik van de Vlaamse groeicurven aangevuld met gecorrigeerde curven. Die houden rekening met het aantal weken dat je kind te vroeg geboren is. 

Een kind ontwikkelt zich het snelst tijdens de eerste levensjaren. Elk kind doet dat op eigen tempo. Niet enkel de aanleg van het kind speelt daarin een rol, maar ook de kansen en de aanmoedigingen die het krijgt.

Tijdens elk contact volgt de verpleegkundige of arts de ontwikkeling van je kind op. Ze doen dat met het Van Wiechenonderzoek. Er wordt rekening gehouden met het aantal weken prematuriteit voor de interpretatie ervan.

Kinderen geboren na een zwangerschap van minder dan 37 weken hebben een verhoogd risico op infecties. Te vroeg geboren kinderen hebben immers minder antistoffen van hun moeder meegekregen, aangezien het transport van antistoffen vooral toeneemt na de 35ste week. 

Ze krijgen daarom het basisvaccinatieschema en een extra dosis van het pneumokokkenvaccin op 12 weken. De vaccins die normaal gezien op 15 maanden gepland zijn, krijgen ze vervroegd op 13 maanden.

Borstvoeding is de meest optimale voeding, ook voor te vroeg geboren kinderen. Moedermelk past zich aan naar de specifieke voedingsbehoeften van vroeggeboren kinderen. Dankzij haar specifieke samenstelling is moedermelk ook voor hen licht verteerbaar en beschermt moedermelk tegen infecties.  Studies tonen aan dat borstvoeding positieve effecten heeft op de ontwikkeling van het zicht en op de verstandelijke ontwikkeling van te vroeg geboren kinderen.  

Zelfs bij zeer vroege geboorte (minder dan 32 weken zwangerschap) of bij zeer laag geboortegewicht (minder dan 1800 gram) wordt moedermelk sterk aanbevolen. Indien nodig adviseert de arts om moedermelk tijdelijk aan te vullen met supplementen. 

Een te vroeg geboren kind kan tijdelijk afgekolfde moedermelk krijgen via een sonde, een voedingsspuitje, een cupje of een fles, totdat het in staat is om rechtstreeks aan de borst te drinken. 

Vanuit het ziekenhuis krijg je advies over welke voeding en hoeveel je je kind mag geven. Thuis kan je kind minder of juist meer honger hebben of minder vlot van de fles drinken. Een kind geeft zelf aan wanneer het honger heeft en wanneer het genoeg heeft. Let bij je kind op honger- en verzadigingssignalen. 

Heb je vragen, aarzel niet om ze te stellen aan je arts, vroedvrouw of medewerker bij Kind en Gezin.  

Tijdens hun verblijf in het ziekenhuis krijgen te vroeg geboren kinderen veel onaangename prikkels in de mondstreek: intuberen ter ondersteuning van de ademhaling, een maagsonde plaatsen, slijmen wegzuigen ... Soms hebben ze nog geen zuigvaardigheden ontwikkeld.