Veelgestelde vragen

Overzicht veelgestelde vragen en antwoorden per thema.

Erkenning interlandelijke adoptiedienst (1)

Waarom Het Kleine Mirakel? (12)

    • Het Kleine Mirakel zet zeer sterk in op de zorg en begeleiding van alle adoptiebetrokkenen, wat noodzakelijk is doordat meer en meer kinderen met specifieke zorgnoden interlandelijk geadopteerd worden.
    • De adoptiedienst heeft reeds veel ervaring met de werking rond reversed flow’. Dan wordt de vraag voor een plaatsing via interlandelijke adoptie gesteld door het herkomstland zelf, wat een belangrijk principe is voor de toekomst van interlandelijke adoptie in Vlaanderen.
    • In de toekomst wil Het Kleine Mirakel een multidisciplinaire werking aanbieden om adoptiegezinnen zo professioneel en kwaliteitsvol mogelijk te begeleiden.

    Het Vlaams Centrum voor Adoptie zal, in nauw overleg met Het Kleine Mirakel, de toekomstige werking van de nieuwe dienst nauwgezet opvolgen. 

  • Op 19 juli 2023 ontvingen wij van VIA vzw een bezwaarschrift tegen het voornemen tot weigering van hun erkenning.

    Aangezien VIA vzw tijdig bewaar heeft ingediend, kan ook het voornemen tot erkenning van Het Kleine Mirakel nog niet definitief van kracht worden. De periode van overgangsmaatregelen blijft dus verder lopen.

  • Op 24 mei 2019 besliste de Vlaamse Regering dat er vanaf 2023 nog maar één dienst voor interlandelijke adoptie wordt erkend (zie artikel 25 en 26 van Besluit Vlaamse Regering). De reden hiervoor is dat 1 interlandelijke adoptiedienst beantwoordt aan de huidige realiteit in Vlaanderen en Brussel. Het aantal interlandelijke adopties per jaar is beperkt en de complexiteit ervan neemt toe. Het is daarom belangrijk middelen en expertise te bundelen om:

    • een professionele werking te garanderen,
    • adoptiebetrokkenen de best mogelijke zorg en begeleiding te bieden.
  • Aangezien VIA vzw tijdig bewaar heeft ingediend, kan ook het voornemen tot erkenning van Het Kleine Mirakel nog niet definitief van kracht worden. De periode van overgangsmaatregelen blijft ondertussen verder lopen.

    De Adviescommissie WVG verklaarde dit bezwaar gegrond op 9 november 2023. 

    Hierdoor ging het dossier naar minister Hilde Crevits die op 15 december 2023 besliste om geen nieuwe dienst voor interlandelijke adoptie te erkennen tot wanneer het nieuwe decreet voor interlandelijke adoptie definitief is goedgekeurd. Pas nadien zal de nieuwe oproep opgestart worden. 

  • Opgroeien ontving twee aanvragen voor de erkenning als enige interlandelijke adoptiedienst in Vlaanderen:

    • een gezamenlijke aanvraag van de interlandelijke adoptiediensten FIAC-Horizon en Ray of Hope, onder de naam Vlaamse Interlandelijke Adoptiedienst
    • een aanvraag van Het Kleine Mirakel.

    De aanvragen werden getoetst aan de erkenningsvoorwaarden en verplichtingen uit het decreet van 20 januari 2012 over de interlandelijke adoptie van kinderen en het Besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2013 over het inzagerecht en de bemiddeling bij interlandelijke adoptie.

    De twee dossiers zijn vergeleken op basis van de criteria uit de oproep voor de toekenning van een erkenning als dienst voor interlandelijke adoptie. De criteria zijn inhoudelijk kwalitatief beoordeeld door een aantal experten binnen en buiten Opgroeien. Het gaat om de Vlaamse adoptieambtenaar, een jurist, 2 interne experten van het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA), een externe expert met betrekking tot interlandelijke adoptie, een extern persoon met expertise in kinderrechten en een extern deskundige op vlak van organisatie, strategie en beleid.

    Op basis van die beoordeling werd het dossier van Het Kleine Mirakel als eerste gerangschikt.

  • De beoordeling is een overheidsdocument dat onderworpen is aan openbaarheid van bestuur.
    Dit kan opgevraagd worden via een eenvoudige e-mail naar openbaarheid@opgroeien.be.

  • Bij de beoordeling van een oproep tot erkenning kunnen we enkel rekening houden met de vereisten in de regelgeving. Er wordt uiteraard gekeken naar de huidige werking, maar ook naar hoe de interlandelijke adoptiedienst de toekomstige werking ziet. 

    Buiten de formele criteria in de regelgeving mogen geen bijkomende toetsingscriteria worden gehanteerd.

  • Een fusie was de eerste betrachting van het Agentschap Opgroeien, omwille van het maximale behoud van expertise. Er is vanaf 2019 een traject afgelegd met de drie interlandelijke adoptiediensten om te komen tot een fusie. Dit werd ervaren als een moeilijk traject. Er werd een advocaat aangesteld door het Agentschap om het beoogde fusieproces ook juridisch te ondersteunen. De gesprekken hebben niet geleid tot een consensus of een gezamenlijke visie voor de eengemaakte dienst. De gesprekken werden begin 2023 stopgezet en één dienst trok zich finaal uit het fusieproces terug. Vervolgens bleef enkel de optie over om over te gaan tot een oproep tot erkenning van één (nieuwe) dienst voor interlandelijke adoptie. 

  • Het Kleine Mirakel zal de personeelsequipe uitbreiden en heeft hiertoe al vacatures gelanceerd. Dit plan was een onderdeel van hun aanvraag. De vacatures zijn ook uitdrukkelijk bezorgd aan de medewerkers van de andere interlandelijke adoptiediensten, die welkom zijn om daar te solliciteren en zo hun waardevolle kennis kunnen meenemen. 

  • VCA neemt in de overgangsperiode de bemiddelingsopdracht van de interlandelijke adoptiediensten over. Heeft VCA hier voldoende kennis en mankracht voor?

    VCA is voldoende uitgerust, zowel qua mankracht als qua expertise, om de bemiddelingsopdracht uit te voeren. VCA heeft niet de kennis en expertise om de psychosociale begeleiding op te nemen. Voor dit luik wordt er een beroep gedaan op de interlandelijke adoptiediensten, die dit nog steeds als opdracht hebben in de overgangsperiode. 

  • Omwille van de beslissing van Minister Crevits om voorlopig geen nieuwe interlandelijke adoptiedienst te erkennen, is er op dit moment geen erkende dienst voor interlandelijke adoptie in Vlaanderen. In afwachting van een definitieve beslissing rond de erkenning van de enige dienst voor interlandelijke adoptie, geeft het agentschap Opgroeien aan de drie voormalige erkende diensten voor interlandelijke adoptie (FIAC, Het Kleine Mirakel en Ray of Hope) de opdracht om praktische ondersteuning, begeleiding en zorg te bieden aan adoptiebetrokkenen met een lopend dossier. Het betreft overgangsmaatregelen om de continuïteit van de begeleiding en zorg te garanderen. Van zodra de beslissing tot erkenning van de enige dienst voor interlandelijke adoptie definitief is, kunnen de lopende dossiers van de niet-erkende diensten na een overgangsperiode overgedragen worden aan de dienst die definitief zal erkend worden als enige dienst voor interlandelijke adoptie.

     

  • Het Vlaams Centrum Adoptie heeft vorig najaar reeds alle herkomstlanden aangeschreven over de op handen zijnde evolutie naar één interlandelijke adoptiedienst.

    VCA informeert alle herkomstlanden over het voornemen tot beslissing van erkenning van Het Kleine Mirakel vzw en over de transitiemaatregelen. Tot op heden hebben alle herkomstlanden zich bereid verklaard om een samenwerking aan te gaan met een nieuwe dienst, mits indiening van een erkenningsdossier en met de transitiemaatregelen.

    Voorlopig zijn er geen herkomstlanden die hierop afhaken. 

Wat met mijn dossier? (13)

  • Alle dossiers van interlandelijke adoptie worden na de bezwaarperiode overgedragen naar de enige erkende interlandelijke adoptiedienst, mits toestemming van de kandidaat-adoptant. De kandidaat-adoptanten sluiten hiervoor een overeenkomst af met deze dienst. In de overgangsperiode zal op dossierniveau bekeken worden welke begeleiding er nodig is.  

  • Het uitgangspunt is dat kandidaat-adoptieouders geen extra kosten maken bij overdracht van het dossier.  

    Het is moeilijk om dit te zeggen op casusniveau. Maar veel bedragen liggen vast in de een 'table of costs', conform het Haags Adoptieverdrag en de regelgeving, zowel in het herkomstland als in Vlaanderen. Bedragen voor huisbezoeken en nazorg liggen eveneens regelgevend vast. 

    Wat wel kan wijzigen: als de enige erkende adoptiedienst bijvoorbeeld zal werken met een andere advocaat of vertaler, dan kunnen de service fees daarvoor wel variëren. 

  • Neen, dit is absoluut niet de bedoeling. 

  • Er gebeuren wel matchings, maar de manier van werken wordt gewijzigd. VCA ontvangt de kindvoorstellen van de herkomstlanden in plaats van de interlandelijke adoptiedienst. De herkomstlanden bezorgen de kindvoorstellen dus rechtstreeks aan VCA. Op die manier kunnen lopende dossiers gecontinueerd worden. 

  • We zullen dit moeten bekijken van land tot land. Niet in alle herkomstlanden kunnen nieuwe dossiers worden ingediend tijdens de overgangsperiode.

    Twijfels of vragen?

    Concrete landspecifieke vragen kan je ons altijd stellen via adoptie@opgroeien.be of tijdens onze telefonische permanentie op het nummer 02 533 14 76 of 02 533 14 77 (maandag en woensdag van 14u tot 16u, dinsdag en donderdag van 9u30 tot 12u).

  • Er is een interlandelijke adoptiedienst nodig voor de verdere begeleiding, ook voor de nazorg en de nakoming van de verplichtingen ten opzichte van het herkomstland. Het Vlaams Centrum voor Adoptie kan het technisch dossiermatige luik op zich nemen, maar kan niet de zorg en begeleiding bieden die de kandidaat-adoptanten en de adoptiegezinnen zouden moeten krijgen. Er is dus de verwachting om de overstap naar de enige erkende interlandelijke adoptiedienst te maken. Zonder toestemming zullen de dossiers niet worden overgedragen, maar kan de adoptieprocedure of nazorg ook niet worden verdergezet.

  • Voor vragen over inzage en zoektocht naar herkomst kan u terecht bij het Afstammingscentrum.

  • Er komen overgangsmaatregelen voor de overdracht van de nazorg naar de enige erkende interlandelijke adoptiedienst. Deze worden zo snel mogelijk bekend gemaakt. In tussentijd kan u verder terecht bij uw huidige adoptiedienst. Voor nazorg kan u ook steeds terecht bij Steunpunt Adoptie.

  • De nazorgrapporten levert u verder aan volgens de vereisten van het betreffende herkomstland. De opvolging ervan zullen worden overgenomen door de enige erkende interlandelijke adoptiedienst.

  • Alle afgeronde adoptiedossiers worden op professionele wijze bewaard. De dossiers zullen door de niet erkende interlandelijke adoptiedienst worden overgedragen. De overdracht en archivering van afgeronde dossiers zal gradueel plaatsvinden, gezien de grote omvang ervan.

  • Iedereen die voor 19 juni 2023 reeds een bemiddelingsovereenkomst ondertekende met een interlandelijke adoptiedienst, kan de procedure nog volledig afwerken. Zij zullen, in afwachting van de erkenning van een interlandelijke adoptiedienst, worden begeleid door VCA. 
    Dit geldt ook voor kandidaat-ouders die moeten heroriënteren naar een ander herkomstland, naar aanleiding van de screening van de herkomstlanden waarbij de samenwerking met sommige landen wordt stopgezet. 

  • Op dit moment kan je met geen enkele interlandelijke adoptiedienst een bemiddelingsovereenkomst afsluiten. Eens de erkenning van de enige interlandelijke adoptiedienst definitief is, kan je met hen een bemiddelingsovereenkomst afsluiten.  

    Aanmelden bij de binnenlandse adoptiedienst, Adoptiehuis, is wel nog een mogelijkheid, maar hier zitten echter strikte voorwaarden aan vast.

  • Dit heeft voorlopig geen invloed. De gerechtelijke geschiktheidsprocedure kan gewoon worden doorlopen. Eens je geschikt bent verklaard door de Familierechtbank, zal er dan moeten bekeken worden wat de mogelijkheden zijn. 

Screening herkomstlanden adoptie (0)

Landenanalyse (5)

  • Na het eindrapport van het expertenpanel inzake interlandelijke adoptie formuleerde de Vlaamse Regering op 17 september 2021 een aantal krijtlijnen voor de verdere aanpak, zowel wat betreft de toekomst van interlandelijke adoptie als voor het omgaan met wantoestanden uit het verleden. Een van de krijtlijnen is het versterken van partnerschappen met herkomstlanden. Dit vertaalt zich in de praktijk in een screening van de landen waarmee momenteel partnerschappen bestaan.

    Om een zo correct mogelijk beeld te schetsen, steunt de screening op inzichten en adviezen van internationale organisaties met expertise in jeugdbescherming en kinderrechten, zoals onder meer UNICEF, International Social Service (ISS) en Child Identity protection (CHIP). Ook info van lokale autoriteiten, ngo’s en organisaties die betrokken zijn bij jeugdhulp en adoptietrajecten vormen een cruciaal element bij de screening.

  • Nieuwe samenwerkingen zijn mogelijk in de toekomst. Hiervoor dient er opnieuw een positieve beoordeling te zijn vanuit het VCA. Er zal ook hier dezelfde risico-analyse uitgevoerd worden volgens het beslissingskader, zoals bepaald in de mededeling aan de Vlaamse Regering van 10 december 2021. ​Nieuwe screenings zullen ten vroegste pas gerealiseerd worden na het afronden van de evaluaties van de huidige samenwerkingen.

  • De criteria van het beslissingskader interlandelijke adoptie zijn door de Vlaamse Regering vastgelegd op 10 december 2021: 

    • Samenwerking is in principe nog enkel mogelijk met landen die het Haags Adoptieverdrag van 1993 of het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 hebben geratificeerd én nationaal geïmplementeerd
    • Positionering van de adoptiepraktijk binnen het bredere zorg- en opvangsysteem van het land van herkomst
    • Consequente toepassing van het subsidiariteitsprincipe conform het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en het Haags Adoptieverdrag
    • Vermijden van financiële risico’s 
    • Rechtstreekse samenwerking tussen de overheid in het herkomstland en VCA
    • Uitgewerkt juridisch kader dat geadopteerden ondersteunt in hun recht op informatie over hun afkomst en/of hun zoektocht naar familieleden.

    Lees hier het volledige beslissingskader met alle criteria.

    • GROEN: De samenwerking met het herkomstland is positief:

    De volledige samenwerking loopt door. Er worden wel werkbezoeken gepland om verdere afspraken te maken rond een werking die afgestemd op de krijtlijn 'Partnerschappen met herkomstlanden versterken', zoals beslist door de Vlaamse Regering.

    Deze landen scoorden groen: Bulgarije, Chili, Colombia, De Filipijnen, Honduras, Peru, Portugal, Thailand en Zuid-Afrika 

    • ORANJE: De samenwerking met het herkomstland vraagt meer verduidelijking via een werkbezoek:

    Dat werkbezoek is bedoeld om meer duidelijkheid te creëren rond een toekomstige samenwerking. De samenwerking loopt onverminderd door tot na verduidelijking via het werkbezoek en een definitieve beslissing door VCA.

    Deze landen scoorden oranje: Burkina Faso*, Hongarije, India, Kazachstan en Togo 

    • ROOD: De samenwerking met het herkomstland wordt stopgezet:

    De dossiers van de kandidaat-adoptanten die al een lopende kindtoewijzing hebben, worden verder afgewerkt volgens het huidige systeem.

    De andere kandidaat-adoptanten kunnen zich heroriënteren naar een herkomstland waar Vlaanderen wel nog verder mee samenwerkt. Transparante communicatie naar de betrokkenen is dan essentieel.

    Deze landen scoorden rood: Gambia, Haïti, Marokko en Vietnam
     

    *De Samenwerking met Burkina Faso wordt wel geschorst omwille van de veiligheidssituatie ter plaatse.

  • De enige landen waaruit adopties niet meer mogelijk zijn, zijn Gambia, Haïti, Marokko en Vietnam. Ook voor Burkina Faso is het momenteel niet meer mogelijk om op te starten omwille van de veiligheidssituatie ter plaatse.

    Voor de andere landen blijft de mogelijkheid bestaan om op te starten van zodra er terug een interlandelijke adoptiedienst is erkend.

Samenwerking stopgezet (4)

  • De screening gebeurde op het niveau van wetgeving en procedures in de herkomstlanden, niet op niveau van individuele trajecten. Afgeronde adoptietrajecten maken geen deel uit van de screening. De uitkomst van de screening oordeelt daar dus niet over. VCA ziet op dit moment echter te weinig garanties dat de rechten van de kinderen en hun gezinnen voldoende gewaarborgd zijn voor een verdere samenwerking in de toekomst. 

    Hoewel de screening geen uitspraak doet over het verloop van jullie dossier, begrijpen dat dit nieuws en de recente berichtgeving in de media mogelijk toch voor twijfels zorgt. Indien je je hier zorgen over maakt, neem dan zeker contact op met ons. 

  • De nazorgverplichtingen lopen door. De adoptiedienst zal op dit vlak haar rol blijven vervullen zoals voordien. 

  • De dossiers van kandidaat-adoptanten die al een lopende kindtoewijzing hebben, worden verder afgewerkt volgens het huidige systeem.

    Andere kandidaat-adoptanten kunnen zich heroriënteren naar een herkomstland waar Vlaanderen verder mee samenwerkt, volgens de voorwaarden van het land in kwestie. Heroriëntering naar een land dat nu oranje scoort, houdt het risico in dat de samenwerking nog kan worden stopgezet. 

    Overweeg je een overstap naar binnenlandse adoptie? Hier zijn strikte voorwaarden aan verbonden, bekijk deze dus zeker eerst.

  • Neen, dit is niet mogelijk. We adviseren in gesprek te gaan met de adoptiedienst en samen te bekijken wat mogelijk is binnen de voorwaarden in de bemiddelingsovereenkomst.

Samenwerking waarover twijfel bestaat (2)

  • Op dit moment is er geen impact op je procedure. Deze loopt onverminderd door in afwachting van de verdere screening en het plaatsbezoek van het desbetreffende land. Mocht dit plaatsbezoek uitwijzen dat een verdere samenwerking niet opportuun is, dan kan evenwel je procedure alsnog stopgezet worden.  

  • Dat kan, maar weet dat hier dus risico's aan verbonden zijn. Er is nog altijd een kans dat de samenwerking met een herkomstland dat oranje scoorde alsnog zal worden stopgezet na het werkbezoek.

Dagelijkse verzorging (5)

  • Intensief en langdurig een fopspeen gebruiken heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van tong-, lip- en kauwspieren. Dit heeft op zijn beurt weer een negatieve invloed op de ontwikkeling van het gebit en de spraak en taal. 

    Ook al stopt een kind met de fopspeen voordat de tanden wisselen of voor de taalontwikkeling op volle vaart is, kan dit een negatieve invloed hebben op de verdere ontwikkeling door de verslapping van de mondmotorische spieren. Hoe sneller een kind stopt met een fopspeen te gebruiken, hoe sneller en beter het spierevenwicht zich kan herstellen

    Gebruik een fopspeen verstandig, beperkt en niet te lang

    • Niet elke baby heeft een fopspeen nodig. Als je baby erg veel behoefte heeft aan veiligheid en geborgenheid, gepaard met een sterke zuigreflex, dan kan een fopspeen helpen. 
    • Duim- en vingerzuigen heeft een grotere impact dan het gebruik van een fopspeen en is moeilijker af te leren. Je kan daarom overwegen om een fopspeen in te zetten om duim- en vingerzuigen op jonge leeftijd tegen te gaan. 
    • Beperk het gebruik van een fopspeen tot de eerste levensmaanden en enkel tot momenten van inslapen. Gebruik de fopspeen niet te veel als een susmiddeltje.  
    • De vorm van de fopspeen heeft geen invloed op spraak- en taalontwikkeling. De duur van het gebruik van een fopspeen wel.  
    • Het materiaal van de fopspeen is best zo flexibel mogelijk (bv. rubber of siliconen).
    • Let op met fopspenen die worden ingezet om het stoppen te bevorderen. Vaak zijn dit fopspenen met een gevuld, massief zuiggedeelte. Hoe harder het materiaal, hoe meer impact dit heeft op de vorm van het gebit en het verhemelte. We raden het gebruik van deze fopspenen daarom af.  

    Lees meer over het gebruik van een fopspeen en over taalontwikkeling

  • Laat een kindje zo veel mogelijk blootsvoets lopen. Weet dat schoenen niet dienen om de voeten te vormen, maar om ze te beschermen. Kies daarom als 'eerste schoentje' voor soepele schoenen met maximaal bewegingscomfort.

    Kies voor:

    • een gesloten schoen of een sandaal met gesloten hiel (tot de leeftijd van 2 jaar);
    • leren schoenen voor een goede warmte en vochtregulatie;
    • een platte, stevige en soepele zool;
    • rubber: is slijtvast, slipbestendig en licht;
    • een vetersluiting: die is individueel aanpasbaar en omsluit de wreef goed;
    • een klittenbandsluiting: handig om aan en uit te doen.

    Tips

    • Schoenen zijn pas nodig als het kindje effectief kan lopen.
    • Neem het kindje mee wanneer je schoenen gaat kopen. Zo kan zijn voetje gemeten worden. Laat je helpen bij het zoeken naar de geschikte maat.
    • Controleer om de 3 maanden of de schoentjes nog ruim genoeg zitten.
    • Laat het kind geen ‘afdankertjes’ van broer/zus dragen.
  • Reinigen met water en zeep is voldoende. Dek nadien de navelstomp éénmalig (24u) af met droog compres of een kleine kleefpleister. Als het naveltje blijft bloeden, laat dit dan nakijken door de behandelende arts.

  • Tegenwoordig wordt regenwater gebruikt om verspilling tegen te gaan. Het gaat om gefilterd regenwater, dat kan dienen om toiletten door te spoelen, kledij te wassen en de schoonmaak van je woning en auto te doen. De tuin met regenwater sproeien kan ook perfect.

    Omwille van hygiënische redenen raden we wel ten sterkste af om regenwater te gebruiken voor persoonlijke hygiëne: bv. wassen, baden en douchen. Ook de afwas wordt het best niet met regenwater gedaan. Hiervoor is leidingwater het meest geschikt.

  • Het is belangrijk om eerst en vooral uit te zoeken wat je kind niet leuk vindt aan haren wassen: is het uit angst? is het door het water? is het omwille van het gevoel van de schuim? ... Heel wat kinderen vinden de sproeier niet leuk, omdat die op de een of andere manier een bepaalde angst oproept. Een peuter is vaak ook bang doordat hij of zij niet helemaal begrijpt wat er allemaal gebeurt.

    Toon begrip voor de angsten van je kind, maar leer het er ook stapsgewijs mee om te gaan. Kinderen moeten weten dat de angst voorbij gaat, maar ook dat ze soms zelf oplossingen kunnen vinden om hun angst te overwinnen. Rond de leeftijd van 5 à 6 jaar kan een kind ook begrijpen dat haren wassen om een rationele reden gebeurt (om het gezond te houden).

    Tips

    1. Kondig duidelijk aan je peuter aan dat het badtijd is en dat vandaag de haartjes zullen gewassen worden. 
    2. Beschrijf en overloop alle stappen die er bij dit haren wassen zullen gebeuren. Dat geeft duidelijkheid aan je kind, hij of zij weet waaraan zich te verwachten.
    3. Als je kind in bad zit, beschrijf dan nog elke handeling.
    4. Hou het wassen zo kort mogelijk en gebruik niet-prikkende shampoo.
    5. Je kan je kind eventueel de keuze laten: aan het begin van de badtijd de haren wassen of eerst spelen en dan haren wassen.
    6. Misschien vindt je kind het minder erg als je samen in bad of onder de douche gaat?
    7. Je kind kan de haren eventueel zelf nat maken.
    8. Als het vooral een probleem van shampoo in de ogen blijkt te zijn, kan een duikbrilletje de oplossing zijn.
    9. Beloon je kind op het einde, als het (redelijk) vlot gegaan is door samen een leuk spelletje te spelen.

    Meer informatie bij dagelijkse verzorging en gedrag en opvoeding

Evaluatie ondersteuningsnood (4)

  • Neem je voor je kind extra zorg op in vergelijking met leeftijdsgenoten? Moet je je daardoor anders organiseren binnen je gezin? Schakel je ook hulp van buiten in zoals een specialist, therapeut, CLB …? Dan kan je voor die inspanningen mogelijk een extra bedrag krijgen via het Groeipakket.

    Hoe vraag je een zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte aan?

  • Bij Opgroeien beschikken we niet over een percentage van de handicap van een kind. In de eerste pijler van de medisch-sociale schaal meten we het ongeschiktheidspercentage. Dat percentage weerspiegelt de gevolgen van de aandoening waaruit de specifieke ondersteuningsnood voortvloeit, op het vlak van lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid/integriteit.

  • Je uitbetaler Groeipakket bepaalt of je kind recht heeft, op welk bedrag het recht heeft en voor welke periode. Je uitbetaler Groeipakket baseert zich daarvoor op het resultaat van de evaluatie van de ondersteuningsnood van je kind. Die wordt uitgevoerd door een evaluerend arts, erkend door Opgroeien.

    Het bedrag varieert naargelang de ernst van de ondersteuningsnood, die wordt uitgedrukt in punten.

  • Als je denkt dat je kind recht heeft op een zorgtoeslag, neem dan contact op met je uitbetaler Groeipakket.

    Je uitbetaler zal aan Opgroeien vragen om de specifieke ondersteuningsnood te evalueren. Op basis van het resultaat (= aantal punten) van de evaluatie zal je uitbetaler: 

    • bepalen of je kind recht heeft en voor welke periode het recht geldt; 
    • het bedrag van de zorgtoeslag bepalen.

Evaluatie (5)

  • Zodra de evaluerend arts het onderzoek heeft afgerond, brengt Opgroeien je op de hoogte van het resultaat. De contactpersoon ontvangt een attest met de evaluatiescore in eBox (of per post). 

  • Wacht altijd de beslissing van je uitbetaler af. 

    Zit je met vragen?

    1. Contacteer Opgroeien voor meer uitleg over de toegekende punten.
      Team Zoë bezorgt je dan de samenvatting van de evaluerend arts. Deze samenvatting toont de verdeling van de punten over de verschillende pijlers en verduidelijkt het puntenaantal per pijler en de periode.  
      Stel je vast dat de samenvatting niet klopt met de documenten die je hebt ingediend? Laat ons dat weten. Mogelijke fouten kunnen rechtgezet worden.
       
    2. Heb je meer informatie die nog niet in het aanvraagdossier zit? Vraag dan een herziening aan. 
       
    3. Ga je toch niet akkoord met de beslissing? Dan kan je
    • binnen 3 maanden in beroep gaan tegen de beslissing
    • via de arbeidsrechtbank.
    • Voor beslissingen genomen vóór 1 januari 2019 geldt een beroepstermijn van 10 jaar.
  • Je kan als ouder enkel een herziening aanvragen wanneer er nieuwe ondersteuningsnoden opduiken, zoals bij achteruitgang van de gezondheidstoestand van je kind, bij het optreden van een nieuwe pathologie of bij intensievere therapeutische ondersteuning. Je moet daarvoor opnieuw je uitbetaler Groeipakket contacteren. Zodra Opgroeien daarvan op de hoogte is, zullen zij informatie opvragen over:

    • de evolutie van de gekende ziekte of aandoening 
    • de diagnose van de nieuwe aandoening
    • de uitbreiding van de ondersteuning. 
  • Zowel het psychosociaal als het medisch inlichtingenformulier zijn noodzakelijk om een evaluatie te kunnen opstarten. Als een of beide inlichtingenformulieren ontbreken of als Opgroeien over onvoldoende informatie beschikt om te kunnen evalueren, dan wordt de aanvraag zorgtoeslag verworpen.

    Is het aanvraagdossier van je kind verworpen omdat het onvolledig was? Kan je de ondersteuningsnood toch nog aantonen met nieuwe informatie? Neem dan contact op met je uitbetaler Groeipakket om een herziening in te dienen.

  • De evaluatieprocedure verloopt zo veel mogelijk digitaal.

Formulieren en vragenlijsten (16)

  • Je kan de informatie uit een vorige aanvraag herbekijken of opnieuw gebruiken.

    1. Open het nieuwe formulier voor ouders. Je krijgt de keuzevraag ‘Ik wil het psychosociaal inlichtingenformulier uit de vorige aanvraag opnieuw gebruiken en aanpassen’. 
      • Klik je op ‘ja’ dan wordt het formulier deels ingevuld vanuit de vorige aanvraag. Check nu zelf welke informatie vernieuwd of aangevuld moet worden. 
      • Kies je voor ‘neen’ of is je vorig formulier te oud? Dan kan je het vorige formulier nog gewoon openen en herbekijken. 
    2. Je kan ook alle documenten uit een vorige aanvraag opnieuw inkijken zolang je toegang hebt tot het portaal. Je vindt ze terug op de welkomstpagina onder ‘Gesloten aanvragen.

    Info uit een vorige aanvraag hergebruiken of herbekijken lukt enkel: 

    • Voor aanvragen bij Opgroeien (niet bij aanvragen via FOD of een ander gewest) 
    • Als je ook de contactpersoon (begunstigde) was in de vorige aanvraag.
    • Als die aanvraag digitaal beschikbaar is (vanaf 8 februari 2022)
  • Heb je praktische ondersteuning nodig om je info te bezorgen via Mijn Kind en Gezin? Bel naar 02 533 13 41. Je kan je scherm delen met een van onze medewerkers:

  • Hier vind je een voorbeeld van het psychosociaal inlichtingenformulier (pdf). 

    Gebruik dit voorbeeld niet om een aanvraag in te dienen. Je kan dit formulier digitaal invullen via het portaal Mijn Kind en Gezin. Kan je als ouder niet inloggen op het portaal? Vraag dan via het contactformulier om een gepersonaliseerd document op te sturen.

  • Als je het psychosociaal inlichtingenformulier digitaal invulde via het portaal Mijn Kind en Gezin, kan je het nog wijzigen tot de uiterste indieningsdatum of tot je op de knop Aanvraag indienen klikt.

    Verschillende fases

    Invullen

    Knop Formulier invullen

    Als je het psychosociaal inlichtingenformulier nog niet hebt ingevuld, zie je de dynamische knop Formulier invullen staan.

     

    Knop Alle actiesKnop Acties

     

    Ook via Alle acties kan je de actie Formulier invullen selecteren en zo het psychosociaal inlichtingenformulier invullen.

    Wijzigen

    Knop Overzicht raadplegenAls je het psychosociaal inlichtingenformulier al invulde en indiende, dan verandert de knop Formulier invullen in Overzicht raadplegen.

    Knop Open

    Je kan het psychosociaal inlichtingenformulier nog wijzigen door op de overzichtspagina op Open te klikken naast het psychosociaal inlichtingenformulier.

    Belangrijk

    Als je wijzigingen wil doorvoeren, moet je altijd nog op de laatste pagina opnieuw op Indienen klikken. Zo worden de wijzigingen opgeslagen. Vergeet dat dus zeker niet te doen.

    Aanvraag indienen

    Knop Aanvraag indienenAls alle nodige inlichtingenformulieren en vragenlijsten ingediend zijn, verandert de knop Overzicht raadplegen in Aanvraag indienen. Je kan het psychosociaal inlichtingenformulier nog altijd wijzigen op de overzichtspagina.

    Opgelet!

    Als de knop Aanvraag indienen niet verschijnt, dan start Opgroeien met de evaluatie zodra alle documenten bezorgd zijn, en ten laatste op de uiterste indieningsdatum. Je kan het psychosociaal inlichtingenformulier dan nog wijzigen tot Opgroeien het verwerkt heeft.

    Aanvraag ingediend

    Melding Alle acties zijn voltooidAls je je aanvraag ingediend hebt, dan verandert de knop Aanvraag indienen in de melding dat alle Acties zijn voltooid. Vanaf nu kan je het psychosociaal inlichtingenformulier niet langer wijzigen.

  • Heb je als arts technische vragen over de eForms voor de zorgtoeslag (bv. Met welke toepassing kan ik de eForms invullen? Heb ik toegang tot de eForms? Zijn de eForms geïntegreerd in mijn softwarepakket? …), dan kan je terecht bij de volgende hulplijnen:

    Als huisarts

    • Als huisarts beschik je normaal gezien over een elektronisch patiëntendossier.
    • Met technische vragen over de eForms voor de zorgtoeslag kan je terecht bij de softwareleverancier van je elektronisch patiëntendossier of de helpdesk van HealthConnect via het nummer 02 600 40 50 of via het klantenportaal.

    Als private arts

    • Als je over een elektronisch patiëntendossier beschikt, kan je als private arts op dezelfde technische ondersteuning een beroep doen als een huisarts (zie hierboven).
    • Als je niet over een elektronisch patiëntendossier beschikt, maar wel over een MyBox- of Hector-licentie, kan je terecht bij de helpdesk van HealthConnect via het nummer 02 600 40 50 of via het klantenportaal.
    • Als je geen digitale toepassing ter beschikking hebt, kan je het medisch inlichtingenformulier of de vragenlijst die je nodig hebt downloaden (scrol verder naar het grijze blok 'Downloads'), invullen, ondertekenen en terugbezorgen aan de ouders.

    Als arts in een ziekenhuis

    • Je vraagt het best eerst even na bij je IT-dienst of de eForms voor de zorgtoeslag al geïntegreerd werden in het ziekenhuissoftwarepakket voor elektronische patiëntendossiers.
    • Als ze nog niet geïntegreerd zijn, kan je het medisch inlichtingenformulier of de vragenlijst die je nodig hebt downloaden (scrol verder naar het grijze blok 'Downloads'), invullen, ondertekenen en terugbezorgen aan de ouders. De ouders kunnen het document dan opladen via het portaal Mijn Kind en Gezin en aan Opgroeien bezorgen.
  • Wanneer je als professional geen toegang hebt tot de eForms, kan je je informatie niet rechtstreeks aan Opgroeien bezorgen. Vraag dan aan de ouder/begunstigde om het medisch inlichtingenformulier en de vragenlijsten op te laden via het digitaal portaal Mijn Kind en Gezin.

    1. Download het medisch inlichtingenformulier of een specifieke vragenlijst.
    2. Vul het sjabloon in.

    3. Bezorg het sjabloon ingevuld aan de ouder/begunstigde die als contactpersoon kan inloggen op Mijn Kind en Gezin.

    4. Vraag aan de ouder/begunstigde om het medisch inlichtingenformulier en de specifieke vragenlijsten op te laden via de vragenlijstenpagina.

    Opgelet!

    Om aanvragen vlot te kunnen verwerken, vragen we om de documenten niet op te sturen via de fysieke post of per e-mail.

  • Aanmelden op het digitaal portaal moet gebeuren door de ouder of persoon die ook begunstigde is van het Groeipakket. Die ouder of begunstigde staat in het aanvraagdossier vermeld als contactpersoon en kan als enige inloggen in de digitale toepassing.

    Zijn er twee begunstigden voor je kind? Dan is de contactpersoon:

    • Diegene die op hetzelfde adres woont als je kind
    • Of de jongste is van beiden (wanneer beiden op hetzelfde adres wonen)
  • Je kan terecht op het digitaal portaal Mijn Kind en Gezin om documenten digitaal te bezorgen. Documenten bezorgd per e-mail aanvaarden we niet meer.

    1. Ga daarvoor naar het digitaal portaal.
    2. Klik op de tegel Specifieke ondersteuningsnood om je aan te melden om toegang te krijgen tot je aanvraag. Dit kan je eventueel doen samen met een vertrouwenspersoon/iemand die de situatie van je kind en je gezin goed kent (bv. een sociaal werker, een tolk …).

    Wanneer er bijkomende informatie nodig is, vraag dan je therapeut (kinesitherapie, logopedie, psychotherapie), school/CLB of medisch specialist om een specifieke vragenlijst in te vullen. Je kan ze hier downloaden.

    Andere documenten/verslagen dien je ons niet te bezorgen.

    Op je online aanvraag op Mijn Kind en Gezin kan je ook:

    • Het psychosociaal inlichtingenformulier invullen en indienen
    • De vragenlijsten opladen
    • Je contactgegevens (telefoonnummer, emailadres)  invullen of verbeteren
    • Het patiëntenrechtenformulier opladen (als je een vertrouwenspersoon wilt aanduiden)

     

  • Download het patiëntenrechtenformulier en bezorg het ingevuld en ondertekend aan Opgroeien via het portaal Mijn Kind en Gezin.

  • Als je toegang hebt tot de eForms van Opgroeien, kan je deze handleiding volgen om de vragenlijst voor therapie in een multidisciplinaire setting in te vullen en aan Opgroeien te bezorgen.

    Als je geen toegang hebt tot de eForms van Opgroeien, kan je de vragenlijst voor therapie in een multidisciplinaire setting downloaden, invullen, ondertekenen en terugbezorgen aan de ouders. De ouders kunnen de vragenlijst dan opladen via het portaal Mijn Kind en Gezin en aan Opgroeien bezorgen.

  • Als je toegang hebt tot de eForms van Opgroeien, kan je deze handleiding volgen om het medisch inlichtingenformulier in te vullen en aan Opgroeien te bezorgen. Je krijgt geen ontvangstbevestiging vanuit eHealth, maar het is wel zichtbaar op Mijn Kind en Gezin (na maximum 4 uur).

    Als je geen toegang hebt tot de eForms van Opgroeien, kan je het medisch inlichtingenformulier downloaden, invullen, ondertekenen en terugbezorgen aan de ouders. De ouders kunnen het medisch inlichtingenformulier dan opladen via het portaal Mijn Kind en Gezin (onder ’medisch inlichtingenformulier') en zo aan Opgroeien bezorgen.

  • Volg deze handleiding of bekijk het filmpje om specifieke vragenlijsten voor een aanvraag zorgtoeslag aan Opgroeien te bezorgen via het portaal Mijn Kind en Gezin.

  • Volg deze handleiding of bekijk het filmpje om voor een aanvraag zorgtoeslag het psychosociaal inlichtingenformulier in te vullen en aan Opgroeien te bezorgen via het portaal Mijn Kind en Gezin.

  • Als Vlaamse overheid volgen we de geldende taalwetgeving. Dat verplicht ons om in de mondelinge en schriftelijke communicatie in Vlaanderen het Nederlands te gebruiken, tenzij je gedomicilieerd bent in een faciliteitengemeente:

    • Je kan dan via het tabblad ‘Mijn profiel’ de taal veranderen naar het Frans. 
    • Alle communicatie wordt vervolgens in het Frans verstuurd (zowel voor een randgemeente als een taalgrensgemeente).
    • Je keuze wordt opgeslagen voor 5 jaar.

    Woon je niet in een faciliteitengemeente? Dan kan je je laten bijstaan door een tolk of een vertrouwenspersoon die Nederlandstalig is.

  • Om de ondersteuningsnood van je kind te kunnen evalueren, moet je ons informatie bezorgen via het portaal Mijn Kind en Gezin. Volg het stappenplan hieronder om toegang te krijgen tot je aanvraag.

    1. Klik bovenaan deze pagina op Mijn Kind en Gezin of surf rechtstreeks naar mijn.kindengezin.be.
    2. Klik op Specifieke ondersteuningsnood. 
    3. Meld je aan via een van de mogelijkheden. Bel 1700, het gratis informatienummer van de Vlaamse Overheid, als je hier vragen over hebt of hulp nodig hebt. 
    4. Klik op de aanvraag voor je kind in het portaal. 

Contactpersoon (3)

  • Opgroeien verstuurt alle correspondentie naar de contactpersoon. Enkel de contactpersoon kan inloggen in het portaal Mijn Kind en Gezin.

  • Enkel de huidige contactpersoon kan de contactpersoon voor de evaluatie van de ondersteuningsnood laten wijzigen.

    Je kan dat doen door een mail te sturen naar zoe.info@opgroeien.be. Vermeld in je mail het attestnummer in de onderwerpregel en geef duidelijk aan wie de nieuwe contactpersoon is. Opgelet: de nieuwe contactpersoon moet begunstigde zijn voor het Groeipakket. Ben je niet zeker of de nieuwe contactpersoon begunstigde is? Contacteer dan je uitbetaler Groeipakket.

  • De contactpersoon is de ouder die ook begunstigde is voor het Groeipakket.

    Sinds de start van het Groeipakket kunnen beide ouders begunstigde zijn. In dat geval duidt Opgroeien automatisch de begunstigde die op hetzelfde adres woont als het kind aan als contactpersoon. Als beide begunstigden op hetzelfde adres wonen als dat van het kind, dan wordt de jongste begunstigde de contactpersoon.

Indieningstermijn (3)

  • Een herziening wordt systematisch opgestart, 6 maanden voor de einddatum van de beslissing. Vul het psychosociaal inlichtingenformulier zo grondig mogelijk in via het digitaal platform Mijn Kind en Gezin. Contacteer je GMD-houdend of behandelend arts om het medisch inlichtingenformulier te vervolledigen (in eHealth). Je hebt hiervoor 4 maanden tijd. Er is geen uitstel mogelijk

  • We raden je aan om het psychosociaal inlichtingenformulier zo grondig mogelijk in te vullen en ons zo snel mogelijk te bezorgen via het digitaal platform Mijn Kind en Gezin. Contacteer je GMD-houdend of behandelend arts om het medisch inlichtingenformulier te vervolledigen (in eHealth).

    De uiterste datum waarop de inlichtingenformulieren ingevuld moeten zijn staat vermeld op het portaal Mijn Kind en Gezin. Heb je na die datum nog meer tijd nodig, vraag dan aan je uitbetaler Groeipakket om je aanvraag te annuleren. Je kan later een nieuwe aanvraag indienen bij je uitbetaler Groeipakket.

  • Inlichtingenformulieren

    We raden je aan om het psychosociaal inlichtingenformulier zo grondig mogelijk in te vullen en ons zo snel mogelijk te bezorgen via het digitaal platform Mijn Kind en Gezin. Contacteer je GMD-houdend of behandelend arts om het medisch inlichtingenformulier te vervolledigen (in eHealth). Je hebt hiervoor 4 maanden tijd. Je kan maximaal 4 maanden uitstel vragen.

    Specifieke vragenlijsten

    Bij het invullen van het psychosociaal inlichtingenformulier verschijnt een overzicht van de formulieren die je aan Opgroeien moet bezorgen. Gebruik daarvoor bij voorkeur de vragenlijsten. Je kan deze informatie aan je aanvraag toevoegen tot je bericht krijgt dat:

    • je aanvraag voor evaluatie werd toegewezen aan de arts
    • je kind werd uitgenodigd voor een (video)consult.

    De arts zal op basis van de beschikbare documenten de specifieke ondersteuningsnood van je kind evalueren.

    Als de ondersteuningsnood van je kind zou toenemen (bv. door achteruitgang van de gezondheidstoestand, het optreden van een nieuwe pathologie of een wijziging van schoolrichting en/of intensievere therapeutische ondersteuning), dan kan je bij je uitbetaler Groeipakket een vraag tot herziening indienen.

Doorlooptijd (2)

  • Als er een ernstig gevaar bestaat voor de gezondheid van je kind, dan zal de behandelend arts dit aanduiden bij de medische gegevens en zal je aanvraag met voorrang behandeld worden.

    Het is ons streven om alle kinderen, die ervoor in aanmerking komen, gelijke kansen te geven op een zorgtoeslag. Daarom zou het onfair zijn in te gaan op de vraag om een aanvraag voor een andere reden voorrang te geven.

  • De tijdsduur die ouders nodig hebben om alle informatie te verzamelen en te bezorgen aan Opgroeien varieert tussen 4 en 8 maanden. Pas wanneer Opgroeien over alle informatie beschikt is een aanvraag klaar voor evaluatie. Vanaf dat moment streeft Opgroeien ernaar om de evaluaties te verwerken binnen 2 maanden.

    Voorbeeld

    Je dient een aanvraag zorgtoeslag in voor je kind op 27 oktober 2022. Op 27 februari 2023 heeft Opgroeien alle nodige informatie ontvangen en is je aanvraag klaar voor evaluatie. Opgroeien streeft er dan naar om de evaluatie uit te voeren en je het resultaat te bezorgen vóór 27 april 2023.

Status (4)

  • Ja. Je kan je aanvraag stopzetten door op het portaal Mijn Kind en Gezin te klikken op Aanvraag stopzetten bij Alle acties.

    Neem contact op met team Zoë via mail of het nummer 02 533 13 41 als de knop grijs is en je er niet kan op klikken.Knop Aanvraag stopzetten

  • De status van een aanvraag wordt automatisch op Dossier volledig gezet als Opgroeien het psychosociaal en het medisch inlichtingenformulier ontvangen en nagekeken heeft.

    Dat beide formulieren ontvangen werden, betekent echter niet dat Opgroeien over alle nodige informatie beschikt. Er worden bijkomende documenten opgevraagd als:

    • Er nog elementen ontbreken om een zo getrouw mogelijke evaluatie te kunnen doen. Soms bevatten de formulieren voldoende informatie om een evaluatie te kunnen uitvoeren, maar ontbreken er nog specifieke documenten om met bepaalde zaken rekening te kunnen houden bij het toekennen van de punten.
    • De formulieren onvoldoende informatie bevatten om een evaluatie te kunnen uitvoeren.
  • Je kan terecht op het digitaal portaal Mijn Kind en Gezin voor een stand van zaken van je aanvraag.

    1. Ga daarvoor naar het digitaal portaal
    2. Klik op de tegel Specifieke ondersteuningsnood om je aan te melden om toegang te krijgen tot je aanvraag. Dit kan je eventueel doen samen met een vertrouwenspersoon/iemand die de situatie van je kind en je gezin goed kent (bv. een sociaal werker, een tolk …).

    Op je online aanvraag op Mijn Kind en Gezin kan je ook:

    • Het psychosociaal inlichtingenformulier invullen en indienen
    • De vragenlijsten opladen
    • Je contactgegevens (telefoonnummer, emailadres)  invullen of verbeteren
    • Het patiëntenrechtenformulier opladen (als je een vertrouwenspersoon wilt aanduiden)
  • Resultaat van de evaluatie

    Voor meer informatie over het resultaat van de evaluatie kan je terecht bij team Zoë:

    Voor een stand van zaken van het dossier van je kind kan je de status raadplegen op het digitaal platform Mijn Kind en Gezin.

    Contacteer team Zoë voor meer uitleg over de toegekende punten. Team Zoë bezorgt je dan de samenvatting van de evaluerend arts. Deze samenvatting toont de verdeling van de punten over de verschillende pijlers en verduidelijkt het puntenaantal per pijler en de periode. Heb je het gevoel dat de samenvatting niet strookt met de info die jij bezorgde? Laat ons dat weten. Mogelijke fouten kunnen rechtgezet worden.

    Voor vragen over de beslissing van de uitbetaler Groeipakket (over het toegekende bedrag, de termijn of het recht op zorgtoeslag) neem je het best contact op met de uitbetaler.

Gesprek evaluerend arts (4)

  • NeenAls de aanvraag voor je kind de nodige informatie bevat (psychosociaal inlichtingenformulier, medisch inlichtingenformulier en eventuele bijkomende vragenlijsten), dan duidt Opgroeien een evaluerend arts aan. Die arts voert vervolgens de evaluatie uit op basis van de informatie die je aan Opgroeien bezorgde. Je moet dus niet langsgaan bij de arts.

    Een (video)gesprek wordt enkel nog ingepland als de arts vindt dat een (video)gesprek nodig is om te evalueren. Je kan ook als ouder op het psychosociaal inlichtingenformulier aanduiden dat je toch een (video)gesprek wil bij de evaluerend arts. Hou er wel rekening mee dat de doorlooptijd van de aanvraag daardoor kan verlengen.

  • Ja. Je kind moet aanwezig zijn bij het videogesprek om:

    • zich te identificeren
    • bepaalde handelingen uit te voeren op vraag van de arts.

    Je kind hoeft niet de hele tijd aanwezig te zijn. Je kan nog zaken bespreken met de arts nadat je kind de ruimte heeft verlaten.

  • Een gesprek bij een evaluerend arts neemt gemiddeld 20 minuten in beslag. Uiteraard is dat afhankelijk van kind tot kind en nemen onze evaluerend artsen de tijd die nodig is om een correcte evaluatie uit te voeren. 

  • We begrijpen dat het niet evident is om tijdens de schooluren met je kind op gesprek bij de evaluerend arts te komen. De arts kan jullie niet ontvangen buiten de kantooruren, maar kan wel een geldig afwezigheidsattest voor de school en je werk bezorgen.  

    Indien je toch de afspraak wenst te verplaatsen naar een later moment, dan kan je ons opnieuw contacteren via het nummer 02 533 13 41.

Administratieve verlenging (5)

  • Door de administratieve verlenging van de beslissingstermijn blijven ook de bijkomende rechten gegarandeerd.

    Belangrijk

    Deze maatregel geldt enkel voor de herzieningen die systematisch opgestart worden door Opgroeien, niet voor herzieningen op vraag van ouders.

  • Zodra het nieuwe resultaat van de evaluatie bekend is, ontvang je het bedrag dat hoort bij de nieuwe evaluatie.

    • Het resultaat van de nieuwe evaluatie levert een hoger aantal punten op:
      • Een hoger aantal punten kan mogelijk recht geven op een hoger bedrag zorgtoeslag. In dat geval wordt het verschil tussen de betaalde zorgtoeslag en de hogere zorgtoeslag, waarop je op basis van de nieuwe evaluatie recht hebt, met terugwerkende kracht toegekend tot de einddatum van de vorige beslissing.
    • Het resultaat van de nieuwe evaluatie levert een lager aantal punten op:
      • Als zou blijken dat je te veel zorgtoeslag hebt ontvangen in de periode dat er nog geen nieuw resultaat van de evaluatie bekend is, dan moet je dat niet terugbetalen.
    Belangrijk

    Deze maatregel geldt enkel voor de herzieningen die systematisch opgestart worden door Opgroeien, niet voor herzieningen op vraag van ouders.

  • Opgroeien zal een beslissingstermijn administratief verlengen als er niet tijdig over een herziening kan worden beslist. Deze maatregel geldt niet voor aanvragen waarbij de gevraagde informatie niet ingediend werd:

    • psychosociaal inlichtingenformulier (via het portaal Mijn Kind en Gezin);
    • medisch inlichtingenformulier (via eHealth).

    Kinderen voor wie we de inlichtingenformulieren niet ontvangen hebben krijgen een herinneringsbrief of een bericht via eBox.

    De administratieve verlenging is ook niet van toepassing bij een herziening op vraag van de ouders.

  • De maatregel waarbij Opgroeien een beslissingstermijn administratief verlengt als er niet tijdig over een herziening kan worden beslist, zorgt ervoor dat je uitbetaler Groeipakket de zorgtoeslag kan uitbetalen met terugwerkende kracht tot de einddatum van de vorige beslissing. Opgroeien vermijdt zo dat de zorgtoeslag voor je kind wordt stopgezet omdat er niet tijdig een evaluatie kan worden uitgevoerd. Zo blijven ook je bijkomende rechten (zoals het sociaal tarief voor gas en elektriciteit, de vermindering van de onroerende voorheffing, het zorgbudget …) behouden.

    Belangrijk

    Deze maatregel geldt enkel voor de herzieningen die systematisch opgestart worden door Opgroeien, niet voor herzieningen op vraag van ouders.

  • Wanneer je als ouder het medisch en psychosociaal inlichtingenformulier bezorgde, maar Opgroeien niet tijdig een nieuwe evaluatie kan uitvoeren, dan wordt de zorgtoeslag automatisch (verder) toegekend. Op basis van die administratieve verlenging van Opgroeien kan je uitbetaler Groeipakket de zorgtoeslag blijven doorbetalen.

    Belangrijk

    Deze maatregel geldt enkel voor de herzieningen die systematisch opgestart worden door Opgroeien, niet voor herzieningen op vraag van ouders.

eBox en Mijn Burgerprofiel (3)

  • eBox is een federale elektronische brievenbus waarmee je op een veilige en snelle manier berichten kan ontvangen van de overheid over de verschillende lagen van de overheid heen (lokaal, provinciaal, Vlaams, federaal …). Je vindt er dus de berichten van alle overheidsdiensten die al geïntegreerd zijn met eBox, waaronder het Groeipakket en dus ook de zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte.

    Mijn Burgerprofiel vormt dan weer een persoonlijk overzicht van al je overheidszaken, waarin al je officiële gegevens en je overheidsadministratie verzameld worden. Je kan er onder meer een stand van zaken van je dossiers opvragen, gegevens inkijken, attesten downloaden, vergunningen en premies aanvragen … Mijn Burgerprofiel vormt dus de plek waar al je digitale overheidszaken kan regelen en je dus ook updates kan krijgen over je aanvraag zorgtoeslag.

    Koppel je eBox met Mijn Burgerprofiel

    Je kan de berichten die je krijgt via je eBox ook in Mijn Burgerprofiel laten toekomen en raadplegen. Zo vind je al je overheidscommunicatie op dezelfde digitale plek en moet je dus minder verschillende websites bezoeken om een overzicht te krijgen van je overheidszaken.

  • Neen. Je kiest zelf of je eBox activeert om de communicatie rond je aanvraag te ontvangen. Het voordeel van eBox is dat alle communicatie online kan verlopen, wat veiliger en sneller is. Als je eBox niet activeert, ontvang je alle communicatie per brief.

  • Sinds september 2022 krijg je een melding van Mijn Burgerprofiel over je aanvraag zorgtoeslag:

    • Bij elke stap die de aanvraag doorloopt (deze stappen zijn ook zichtbaar op het portaal Mijn Kind en Gezin)
    • Twee weken voor je indieningstermijn afloopt
    • Als de behandelend arts het medisch inlichtingenformulier aan Opgroeien bezorgd heeft via eHealth
    • Twee dagen voor je afspraak bij een evaluerend arts (als er een consult nodig is bij je aanvraag)

Andere rechten (7)

  • De punten behaald op de medisch-sociale schaal kunnen ook aanleiding geven tot bijkomende sociale en fiscale rechten/voordelen bij verschillende (overheids)diensten. De betrokken diensten hebben via uitwisseling met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ - de federale overheidsdienst die informatie vanuit verschillende overheidsbronnen integreert en beheert) toegang tot het resultaat van de evaluatie van de ondersteuningsnood. Op basis daarvan bepalen zij of je kind voldoet aan de voorwaarden en zo ja, kennen zij het recht toe.  

    De meeste rechten worden automatisch toegekend, zonder bijkomende aanvraag.
    Sommige rechten worden niet automatisch toegekend. Richt je rechtstreeks tot de betrokken diensten voor een aanvraag of voor bijkomende informatie.

  • Door de administratieve verlenging van de beslissingstermijn blijven ook de bijkomende rechten gegarandeerd.

    Belangrijk

    Deze maatregel geldt enkel voor de herzieningen die systematisch opgestart worden door Opgroeien, niet voor herzieningen op vraag van ouders.

  • Een kind met een ondersteuningsnood behoudt het basisbedrag Groeipakket tot de leeftijd van 21 jaar. Als je kind niet meer naar school gaat, is het belangrijk om de ondersteuningsnood te laten vaststellen als je dat basisbedrag niet wil verliezen.

  • Het attest dat je ontvangen hebt werd afgestemd met de FOD Economie. Een stempel is niet nodig.

  • De gas- en elektriciteitsmaatschappijen bepalen zelf of je in aanmerking komt voor het sociaal tarief. Ze baseren zich daarvoor op het resultaat van de evaluatie van de ondersteuningsnood. Opgroeien bezorgt dat resultaat om de drie maanden aan de gas- en elektriciteitsmaatschappijen.

    Normaal gezien wordt het recht automatisch toegekend. Als de voor- en/of achternaam (of de schrijfwijze ervan) of de geboortedatum op het energiecontract ontbreken of niet overeenstemmen met de officiële gegevens (zoals vermeld op de identiteitskaart) van de persoon die het energiecontract heeft afgesloten, dan verloopt de elektronische uitwisseling niet automatisch. Je ontvangt dan van Opgroeien een brief met een papieren attest om zelf te bezorgen aan je gas- en elektriciteitsmaatschappij.

  • Vanaf januari 2024 wordt de European Disability Card (EDC) automatisch aangemaakt wanneer je kind in aanmerking komt voor een zorgtoeslag (minstens 4 punten in pijler 1 of 6 punten in totaal). Kaarten die al in omloop zijn worden automatisch verlengd.

    Opgroeien werkt daarvoor samen met het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap). De verwerking gebeurt vanaf de maand na het toekennen van de beslissing.

    Krijg je toch geen kaart, of raak je je kaart kwijt? Dan kan je een kaart of een duplicaat aanvragen via het E-loket Mijn VAPH 

    Meer info: European Disability Card 

  • Een parkeerkaart kan je aanvragen bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.

Klachten (6)

  • Ben je niet tevreden over de manier waarop je behandeld werd, de doorlooptijd, het verloop …:

    • Contacteer dan Opgroeipunt.
    • Opgelet: het neerleggen van een klacht heeft geen invloed op de beroepstermijn.
  • Je kunt tegen de beslissing van je uitbetaler Groeipakket beroep instellen bij de arbeidsrechtbank.

    Dat doe je door een gedateerd en ondertekend verzoekschrift aangetekend te sturen naar de griffie van de arbeidsrechtbank bevoegd voor jouw kanton. Je vindt welke rechtbank bevoegd is voor jouw woonplaats via https://territoriale-bevoegdheid.just.fgov.be/cgi-main/competence-territoriale.pl.

    Je kunt je verzoekschrift daar ook zelf indienen.

    Je hebt daarvoor drie maanden, te rekenen vanaf de derde dag na de dag waarop je op de hoogte werd gebracht van de beslissing van je uitbetaler Groeipakket.

    In beroep gaan kan kosteloos, behalve als het beroep als 'tergend' of 'roekeloos' wordt beschouwd (artikel 1017 Gerechtelijk Wetboek).

    Je kunt zelf naar de rechtbank gaan of je laten vertegenwoordigen door een afgevaardigde van de vakbond met een schriftelijke volmacht. Een advocaat nemen kan op eigen kosten. De rechter kan ook je echtgenoot, de persoon met wie je wettelijk samenwoont of een (bloed)verwant toestemming verlenen om je te vertegenwoordigen met een schriftelijke volmacht (artikel 728 Gerechtelijk Wetboek).

  • Ja. Je kan gratis in beroep gaan tegen een beslissing bij de arbeidsrechtbank, behalve als het beroep als ‘tergend’ of ‘roekeloos’ wordt beschouwd (artikel 1017 Gerechtelijk Wetboek).

  • Voor meer informatie over de mogelijkheid om de beroepstermijn te verlengen, neem je het best contact op met je uitbetaler Groeipakket.

  • Je kan een klacht indienen bij de Vlaamse Ombudsdienst via:

    Wist je dat?

    Je kan ook langsgaan, als je vooraf een afspraak maakt.

  • Als je niet tevreden bent over het contact met je uitbetaler Groeipakket: 

Kind en Gezin Magazines (2)

Thema's van Kind en Gezin (9)

  • Of voel je je niet gehoord?

    We luisteren er graag naar. Je kan je klacht rechtstreeks bespreken met onze medewerker. Als je dat moeilijk vindt, kan je contact opnemen met Opgroeipunt.

  • De Hoge Gezondheidsraad raadt zwemmen met baby’s jonger dan 12 maanden af in de Belgische zwembaden.

    • Een baby (kwetsbaar wegens hyperactieve slijmvliezen of immature longen) komt best nog niet met chloordampen in contact.
    • De voordelen van zwemmen en bewegen voor een heel jong kind in het water wegen op dit moment niet op tegen het risico van mogelijke infecties.
    • Neem zelf meer tijd voor de gewenning van je baby aan het water tijdens het badritueel of momenten van samen onder de douche thuis.

    Watergewenning en babyzwemmen kan zodra je baby 1 jaar oud is in goede hygiënische omstandigheden en in gecontroleerde zwembaden.

    Zwemmen is aan te raden voor kinderen vanaf 4 jaar. Pas dan kan een kind de zwemtechniek goed aanleren en zich juist in het water bewegen.

    • Hou voortdurend toezicht! In openbare zwembaden kan een kind eventjes aan het zicht van de redders ontsnappen.
    • Leer je kind niet te lopen rond het zwembad: doordat de vloer nat is, kan je kind makkelijk wegglijden in het water.
    • Let op de veiligheidsvoorschriften die door pictogrammen of geschreven instructies zijn aangegeven.
    • Leer je kind het verschil tussen diep en ondiep water.
  • Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.

    Maar: de eerste 6 maanden heeft de baby alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je baby geen melkvoeding zal drinken.
    Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.

    Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je baby per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je baby ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.

    Kies bij voorkeur plat, mineraalarm water.

  • Je mag met je pasgeboren baby direct buiten komen. Dat is gezond voor je kindje. De zonnestralen zorgen voor de aanmaak van vitamine D en stevige botten. 
    Pas de kleding van je baby en zijn bedekking (wandelwagen ...) aan de omgevingstemperatuur aan. Bescherm je kindje in de zomer extra tegen de zon en in de winter tegen de koude. Is de baby te vroeg geboren of is zijn gewicht erg laag, vraag dit dan toch even na bij de arts.

  • Om aan een flesje te leren drinken moet een baby voldoende kunnen oefenen. Dwingen heeft een averechts effect en vermijd je beter. Blijf zelf rustig en biedt dagelijks een fles aan. Enkele tips die kunnen helpen:

    • Verwacht niet onmiddellijk succes, het is heel normaal dat je baby moet wennen aan de nieuwe ervaring.
    • Gebruik de eerste keren vers afgekolfde melk, zodat er geen smaakverschil is.
    • Bied het flesje aan als je baby voldoende hongerig is.
    • Plaats je baby in een wipstoeltje zodat je beide handen vrij hebt en je je baby kan aankijken.
    • Duw de speen niet in het mondje, maar laat je baby zelf aanhappen door de bovenlip aan te raken met de speen. Net als bij borstvoeding moet de speen voldoende diep in het mondje gebracht worden. Eventueel kan je een beetje moedermelk op de speen druppelen.
    • Houd de fles bij de ring vast en zorg ervoor dat de speen midden in het mondje blijft, licht naar het verhemelte gericht.
    • Oefen enkele minuten, onderbreek kort en oefen daarna opnieuw enkele minuten. Blijft je baby weigeren, geef dan na een korte onderbreking de borst. 
    • Je kan eens een andere speen uitproberen: een andere vorm, ander materiaal … Lijkt het met een bepaalde speen iets beter te lukken, blijf dan oefenen met die speen. Te vaak wisselen van speen kan verwarrend zijn voor je baby.
    • Huilt je baby, stop dan even om te troosten. Leid je baby af en help de emoties te kalmeren door afleiding, rondwandelen, wiegen, zacht zingen of met je baby praten.
    • Raakt je baby telkens overstuur omdat het de moedermelk ruikt, laat dan iemand anders, die rustig en ontspannen is, de fles geven. Krijgt je baby net meer stress als mama niet in de buurt is, dan probeer je dit beter niet. 
    • Lukt het je baby om 20 ml moedermelk uit de fles te drinken? Fantastisch! Nu moet je baby voldoende kunnen oefenen: geef minstens 3 voedingen na elkaar een fles met afgekolfde melk. Daarna kan je nog enkele dagen borstvoeding en flesvoeding afwisselen. Blijft flesvoeding goed lukken, ga dan verder met 1 fles per dag zodat je baby het niet opnieuw verleert. 
    • Afhankelijk van de leeftijd van je baby kan je andere manieren van voeden overwegen: ingedikt papje, cupje, bekertje…
    Twijfels of vragen?

    Als je kindje blijft weigeren of als je echt ongerust bent, kan je advies en ondersteuning aan je verpleegkundige vragen. Soms is een individuele aanpak nodig. Zij zal samen met jou op zoek gaan naar de meest geschikte oplossing die rekening houdt met jouw specifieke situatie.

  • Steviolglycosiden (beter bekend als Stevia) zijn extracten uit de blaadjes van de steviaplant, een plant uit Zuid-Amerika. Deze zoetstof:

    • is 200 tot 300 keer zoeter dan gewone suiker
    • heeft geen effect op de bloedsuikerspiegel en is daarom geschikt voor mensen met diabetes
    • is tandvriendelijk
    • is van natuurlijke oorsprong (niet synthetisch zoals aspartaam of cyclamaten)
    • is veel duurder dan suiker
    • heeft een bittere, drop-achtige nasmaak die niet door iedereen geapprecieerd wordt. De bitterheid neemt af als stevia wordt gemengd met suikers zoals sacharose, fructose of glucose.
    • levert geen calorieën. Producten waarin stevia is verwerkt, bevatten wel calorieën omdat in het algemeen maar een derde van de suiker vervangen kan worden door stevia omwille van de bittere nasmaak. Producten gezoet met Stevia hebben wel vaak tot 30% minder calorieën dan vergelijkbare producten. 
    • is hittestabiel dus ook geschikt voor gekookte en gebakken producten. 

    Stevia mag sinds 2011 in de Europese Unie gebruikt worden. Het is een veilige zoetstof zolang het gebruik onder de aanvaardbare dagelijkse inname blijft. Het is niet omdat stevia uit planten gehaald wordt en dus 'natuurlijk' is, dat het onbeperkt kan gebruikt worden. De aanvaardbare dagelijkse inname is op advies van de European Food Safety Authority (EFSA) vastgelegd op 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag. In de Europese wetgeving staat voor welke producten het gebruik is toegestaan: in light frisdranken en light bier, yoghurtdranken, ijs, desserts, vruchtennectar, confituur, snoep, chocolade, kauwgom, salades, soepen, sauzen en tafelzoetstoffen. Het is wettelijk verplicht de aanwezigheid te vermelden in de ingrediëntenlijst op het etiket. Voor voedingsmiddelen met steviolglycosiden moet er staan: 'zoetstof: steviolglycosiden' of 'zoetstof: E960'. 

    Bij kinderen wordt de aanvaardbare dagelijkse inname sneller bereikt. We raden voor kinderen het gebruik van (kunstmatige) zoetstoffen, ook stevia, af.

     

  • De antistoffen tegen kinkhoest dalen en verdwijnen zelfs 5 tot 10  jaar na de laatste kinkhoestvaccinatie. Ook na het doormaken van een natuurlijke kinkhoestinfectie is een levenslange immuniteit tegen de ziekte niet gegarandeerd. Hierdoor ontstaat een groter wordende groep van adolescenten en volwassenen die onvoldoende of niet meer beschermd zijn. Zij maken de ziekte zelf door of geven ze door aan baby's die nog niet (volledig) gevaccineerd zijn. Bij een kind is kinkhoest ernstig en zelfs dodelijk.

    Om die groep van kinderen te beschermen is het belangrijk dat alle volwassenen zich laten vaccineren.

    De Hoge Gezondheidsraad van België geeft over kinkhoestvaccinatie bij volwassenen de volgende aanbeveling: Voor alle volwassenen wordt de toediening van één dosis dTpa (gecombineerd vaccin tegen difterie, tetanus, kinkhoest voor volwassenen) aanbevolen, ongeacht de voorgeschiedenis van een (volledige of onvolledige) kinkhoestvaccinatie, en zeker diegenen die in contact komen met baby's volgens het principe van de ‘cocoonvaccinatie’ (bv. jonge of toekomstige ouders, grootouders en hun naaste familiecontacten alsook het verzorgend personeel van pediatrische diensten, materniteiten en opvangvoorzieningen van baby's en peuters).

    Cocoonvaccinatie is het vaccineren van de personen in de nabije contactomgeving van baby's.

    Daarnaast beveelt de Hoge Gezondheidsraad kinkhoestvaccinatie ook aan voor iedere zwangere vrouw tussen week 24 en week 32 van de zwangerschap en dit bij elke zwangerschap, ongeacht of de vrouw voordien een herhalingsinenting kreeg.

    Op die manier maakt de aanstaande moeder antistoffen tegen kinkhoest aan, die ze via de placenta doorgeeft aan het ongeboren kind. Zo is de baby vanaf de geboorte beschermd in afwachting dat hij of zij zelf antistoffen tegen kinkhoest aanmaakt door de vaccinaties.

    Vanaf 1 juli 2014 stelt de Vlaamse overheid combinatievaccins tegen tetanus, difterie en kinkhoest gratis ter beschikking om zwangere vrouwen te vaccineren en om een herhalingsinenting toe te dienen aan volwassenen.

    Als de vaccinatie niet tijdens de zwangerschap wordt gegeven, wordt ze zo snel mogelijk na de bevalling toegediend als onderdeel van de cocoonstrategie.

    In geval de zwangere vrouw tijdens de zwangerschap werd ingeënt of deze inenting onmiddellijk na de bevalling gepland is, blijft ‘cocoonvaccinatie’ voor partner en andere adolescenten en volwassenen die met de baby in contact komen zeker aanbevolen. Deze ‘cocoonvaccinatie’ wordt best uitgevoerd een paar weken voor de bevalling.

    Een apart vaccin alleen tegen kinkhoest is niet beschikbaar in België. Er wordt gebruik gemaakt van een combinatievaccin. Dit combinatievaccin beschermt niet alleen tegen kinkhoest maar tegelijk ook tegen tetanus (klem) en difterie (kroep).

    Er zijn geen contra-indicaties voor de toediening van het vaccin, tenzij je een aangetoonde allergie voor het vaccin hebt vertoond.

    Lees meer over vaccinatie

  • Knuffels kunnen het hoofd bedekken, waardoor een baby te warm kan krijgen.

    • Leer een baby onder de 6 maanden niet aan om met een knuffel te slapen. Onderzoek toont aan dat knuffels voor deze baby's nog geen emotionele rol vervullen.
    • Vanaf de leeftijd van 6 maanden kan een knuffel of doekje een geborgen gevoel geven. Een kind dat wakker is kan met zijn knuffel spelen of er troost bij zoeken.
    • Heeft je kind zijn of haar knuffel nodig om in slaap te raken, neem hem dan weg zodra je kind slaapt. Zet de knuffel op een plekje waar je kind hem kan zien.

    In de opvang

    Het advies hierboven geldt ook voor de kinderopvang, maar omdat dit advies niet letterlijk in de regelgeving is opgenomen, kan Kind en Gezin het niet afdwingen. De kinderopvang kan zelf beslissen om er van af te wijken en nagaan of de veiligheid op een andere manier kan gewaarborgd worden. Zo kan je bijvoorbeeld beslissen om een tijdje het toezicht te verhogen (bv. bij het zoeken naar een oplossing rond een knuffel).

    Voor de opvang is het echter niet eenvoudig om zomaar af te wijken van aanbevelingen: als er iets met een kind gebeurt, kan de opvang door een rechter aansprakelijk worden gesteld.

    Bovendien zijn de aanbevelingen van Kind en Gezin op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd en hebben ze hun succes in de praktijk bewezen: sinds ouders en kinderopvangvoorzieningen ze toepassen, zijn het aantal sterfgevallen omwille van wiegendood sterk gedaald.

    Lees meer over veilig slapen

  • Een baby die steeds in slaap valt aan de borst, is erg lastig voor de mama. 

    In de eerste weken zou je baby minstens 8 tot 12 voedingen per 24 uur moeten hebben om een goede melkproductie op gang te brengen. Tijdens de borstvoeding zou je baby minstens 10 à 20 minuten actief moeten drinken. Meestal hoort je als mama de baby ook ook slikken. 

    Als je baby minder frequent borstvoeding vraagt of tijdens de borstvoeding te passief is, zal je baby minder melk binnen krijgen dan hij of zij nodig heeft. Je baby zal dan minder plassen en stoelgang maken en zijn of haar groei zal vertragen. Een ander gevolg is dat de melkproductie onvoldoende gestimuleerd wordt of dat de borst onvoldoende leeggedronken wordt, wat op een verstopt melkkanaaltje of een borstontsteking kan veroorzaken.

    Het is dus zowel voor de baby als voor de mama belangrijk dat de slaperige baby goed gewekt wordt voor een voeding.

    Mogelijke oorzaken

    • een langdurige bevalling of bepaalde medicijnen die de mama tijdens de bevalling gekregen heeft
    • lichamelijke problemen bij je baby zoals geelzucht of een infectie

    Tips

    • Als je baby moeilijk te wekken is of als je denkt dat hij of zij te weinig voeding krijgt, raadpleeg dan je verpleegkundige, vroedvrouw of lactatiekundige. Mogelijk is ook een controle door een arts nodig om uit te sluiten dat er een medisch probleem aan de oorzaak van de slaperigheid ligt.
    • Extra aandacht is nodig bij een baby met geelzucht. Een baby met een hoge bilirubineconcentratie in het bloed is vaak suf. Hij of zij lijkt tevreden, maar is te slaperig om voldoende te eten. Herken je dit, neem dan zo snel mogelijk contact op met je arts.

    Voor de borstvoeding

    • Houd je baby rechtop en praat tegen hem of haar.
    • De handjes en de voetjes masseren en over zijn of haar rug wrijven maakt je baby alert. 
    • Door kleedjes uit te doen en de luier te wisselen, wek je je baby. 
    • Je kan zijn of haar voorhoofd en gezichtje met een koele vochtige doek deppen
    • Masseer enkele druppels moedermelk uit je tepels.

    Tijdens de borstvoeding

    • Een voldoende alerte baby zal zijn of haar mondje ver open doen tijdens het aanhappen.
    • Maak huidcontact bij het aanleggen.
    • Probeer een zittende houding aan (bv. rugbyhouding)
    • Wissel vaker van borst tijdens 1 borstvoeding.
    • Borstcompressie zorgt ervoor dat de melk sneller zal stromen waardoor je baby minder snel terug in slaap zal vallen. Omvat daarom, op het moment dat je baby zuigt, je borst stevig en zo dicht mogelijk bij de ribbenkast. Je mag gerust wat druk uitoefenen, zolang het maar geen pijn doet. Wanneer je baby stopt met zuigen, laat je de druk weg. Je kan je hand nu eventueel een beetje verplaatsen en zodra je baby weer zuigt, de druk verhogen op een andere plaats, maar steeds dichtbij de borstkas en dus achter de gevulde melkklieren.

Inkomenstarief (0)

Hoe werkt het (12)

  • Als je kind de eerste keer naar een opvang met inkomenstarief gaat.

    Als je eerder een attest inkomenstarief had

    • Dan staat de kindcode op het attest inkomenstarief. Je vindt alle attesten die je met je eigen digitale sleutel (eID of Itsme) aanmaakte terug in Mijn Burgerprofiel of in Mijn Kind en Gezin
      • Hoe zoek ik als ouder een attest inkomenstarief op?
      • Vind je niet alle attesten? Dan zijn ze mogelijk gemaakt met de digitale sleutel van je partner of door een medewerker. Laat je partner inloggen of vraag een medewerker van je opvang om het attest voor je op te zoeken.
  • Je vindt je attest inkomenstarief in Mijn Kind en Gezin of in Mijn Burgerprofiel.

    Mijn Kind en Gezin

    STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren' en log in met je digitale sleutel. Klik na het inloggen opnieuw op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren'.

    STAP 2:

    Kik op de knop 'Overzicht van jouw attesten'. 

    Je krijgt het overzicht van alle attesten verbonden aan je profiel.

    Mijn Burgerprofiel

    Je kan je attest ook vinden in ‘Mijn burgerprofiel’.

    • Open je Burgerprofiel en meld je aan met ofwel:
      • Itsme
      • je eID en kaartlezer
      • een beveiligingscode via mobiele app of sms.
    • Open het tabblad ‘Attesten en vergunningen’.
    • Download je Attest inkomenstarief.
    • Om in de toekomst op de hoogte te blijven van nieuwe attesten inkomenstarief:
      • Open ‘Mijn Burgerprofiel’.
      • Open het tabblad ‘Meldingen’.
      • Klik rechtsboven op ‘Inschrijven op updates en voorkeuren beheren’.
      • Vul je e-mailadres in bij updates van Opgroeien
      • Je krijgt een e-mail zodra er een nieuw attest inkomenstarief beschikbaar is.

    Vragen over ‘Mijn burgerprofiel’?

  • STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren' en log in met je digitale sleutel. Klik na het inloggen opnieuw op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren'.

    STAP 2:

    Klik op de knop 'Attest inkomenstarief aanvragen'.

    Wil je enkel je inkomenstarief berekenen of simuleren, zonder een attest aan te vragen, klik dan op de knop 'Inkomenstarief berekenen'.

    STAP 3: Vraag je attest aan:

    • Kies of je je inkomen bekend wil maken of niet:
    • Als je klikt op 'ja', dan betaal je volgens je inkomen.
    • Als je klikt op 'nee', dan betaal je voor de opvang het maximumtarief.
    • Duid aan of het een eerste aanvraag is of niet. Kies de optie 'Ja' voor een herberekening.
    • Herberekening voor dit kind? Vul 'ja' in en klik de reden aan: attest vervalt, gezinssituatie wijzigt, aantal kinderen ten laste wijzigt, je vraagt een individueel verminderd tarief, of je had je inkomen niet bekend gemaakt bij vorige aanvraag.
    • Attest nodig voor een ander kind van dit gezin? Doe een aparte aanvraag.
       

    STAP 4:

    Klik op 'Verder'. De gegevens van je gezin worden nu automatisch opgehaald bij de kruispuntbank.

    Geen Belgisch aanslagbiljet?

    • Vul in het veld 'Bruto maandinkomen' het loon in van de maand vóór de aanvraag van het attest. Start de opvang vlak na het moederschapsverlof: het loon van de laatste maand voor het moederschapsverlof.
    • Als je met een formeel document kan aantonen dat je geen inkomen hebt, vul dan het bedrag '0' in.
       

    STAP 5:

    Vul de gegevens van je kinderen aan:

    • Duid aan of er een meerling is in je gezin. 
    • Vul de ontbrekende gegevens aan van je kinderen ten laste. Vul de kindcode in.

    STAP 6:

    Vul in of er een specifieke situatie is. De lijst van specifieke situaties verschilt naargelang het inkomen. Meer info in de brochure inkomenstarief.

    STAP 7:

    Klik op de knop 'Verder' en je krijgt een overzicht van de aanvraag en het inkomenstarief. 

    STAP 8:

    Vul eventueel een tweede e-mailadres in. Ga akkoord met de voorwaarden en klik op de knop 'Maak mijn attest aan'. 
     

    STAP 9:

    Je kan nu een samenvatting van je aanvraag en je attest(en) downloaden en printen.

  • STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren' en log in met je digitale sleutel. Klik na het inloggen opnieuw op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren'.
     

    STAP 2:

    Klik op de knop 'Inkomenstarief berekenen'. Bereken je attest inkomenstarief zonder een attest aan te maken.

    STAP 3: Bereken je attest:

    • Kies of je je inkomen bekend wil maken of niet:
    • Als je klikt op 'ja', dan betaal je volgens je inkomen.
    • Als je klikt op 'nee', dan betaal je voor de opvang het maximumtarief.
    • Duid aan of het een eerste aanvraag is of niet. Kies de optie 'Nee' voor een eerste aanvraag.
    • Heb je al een attest voor dit kind en wil je herberekenen? Kies de optie 'Ja' en vul de reden van herberekenen in.

    STAP 4:

    Klik op 'Verder'. De gegevens van je gezin worden nu automatisch opgehaald bij de kruispuntbank.

    Geen Belgisch aanslagbiljet?

    • Vul in het veld 'Bruto maandinkomen' het loon in van de maand vóór de aanvraag van het attest. Start de opvang vlak na het moederschapsverlof: het loon van de laatste maand voor het moederschapsverlof.
    • Als je met een formeel document kan aantonen dat je geen inkomen hebt, vul dan het bedrag '0' in.
       

    STAP 5: Vul de gegevens van je kinderen aan:

    • Duid aan of er een meerling is in je gezin. 
    • Vul de ontbrekende gegevens aan van je kinderen ten laste.
    • Is het kind waarvoor je een simulatie van het attest inkomenstarief doet, nog niet geboren? Vul dan een fictieve naam en geboortedatum in. Let op dat de fictieve geboortedatum ligt vóór de fictieve ingangsdatum van het attest dat je simuleert.


     

    STAP 6:

    Vul in of er een specifieke situatie is. De lijst van specifieke situaties verschilt naargelang het inkomen. Meer info in de brochure inkomenstarief.

    STAP 7:

    Klik op de knop 'Verder' en je krijgt een overzicht van de aanvraag en het inkomenstarief. 

    Zoek je inkomenstarief op in de brochure inkomenstarief

    Je kan je inkomenstarief ook opzoeken in de tabel van de brochure inkomenstarief.  

    Zoek op in welke inkomenscategorie je valt en wat je zou betalen. Vergeet niet de eventuele kortingen af te trekken. Die vind je ook in de brochure.

  • STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren' en log in met je digitale sleutel. Klik na het inloggen opnieuw op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren'.

    STAP 2:

    Klik op de knop 'Attest inkomenstarief aanvragen'. 

    STAP 3: Vraag je attest aan:

    • Kies of je je inkomen bekend wil maken of niet:
    • Als je klikt op 'ja', dan betaal je volgens je inkomen.
    • Als je klikt op 'nee', dan betaal je voor de opvang het maximumtarief.
    • Duid aan of het een eerste aanvraag is of niet. Kies de optie 'Nee' voor een eerste aanvraag.

    STAP 4: Klik op 'Verder'. De gegevens van je gezin worden nu automatisch opgehaald bij de kruispuntbank.

    Geen Belgisch aanslagbiljet?

    • Vul in het veld 'Bruto maandinkomen' het loon in van de maand vóór de aanvraag van het attest. Start de opvang vlak na het moederschapsverlof: het loon van de laatste maand voor het moederschapsverlof.
    • Als je met een formeel document kan aantonen dat je geen inkomen hebt, vul dan het bedrag '0' in.
       

    STAP 5: Vul de gegevens van je kinderen aan:

    • Duid aan of er een meerling is in je gezin. 
    • Vul de ontbrekende gegevens aan van je kinderen ten laste. Bijvoorbeeld ook kinderen in co-ouderschap die als kind (tot en met 12 jaar) niet officieel op jouw adres zijn ingeschreven maar bij de andere ouder.

    STAP 6:

    Vul in of er een specifieke situatie is. De lijst van specifieke situaties verschilt naargelang het inkomen.

    STAP 7:

    Klik op de knop 'Verder' en je krijgt een overzicht van de aanvraag en het inkomenstarief.

    STAP 8:

    Vul eventueel een tweede e-mailadres in. Ga akkoord met de voorwaarden en klik op de knop 'Maak mijn attest aan'. 

    Stap 9:

    Je kan nu een samenvatting van je aanvraag en je attest(en) downloaden en printen.

  • Jouw opvang kan een attest inkomenstarief voor jou aanvragen.

    Bezorg de opvang de nodige informatie: zie stap 4 'hulp nodig' in de brochure inkomenstarief.

  • Je kan een attest inkomenstarief aanvragen voor een kind tot en met de leeftijd van 14 jaar.

  • Bezorg aan de opvang je gezinssamenstelling en het aanslagbiljet van je partner. De opvang kan via Kind en Gezin het correcte inkomenstarief laten berekenen.

  • Het attest inkomenstarief start de eerste dag van de maand waarin je kind voor het eerst zonder jou in de opvang is. 

    • Als je samen met je kind gaat wennen in de opvang, heb je geen attest inkomenstarief nodig. 
    • Vraag bij je opvang na of je het attest inkomenstarief nodig hebt wanneer je kind alleen gaat wennen.
  • Het attest inkomenstarief start de eerste dag van de maand waarin je kind voor het eerst zonder jou in de opvang is:

    • ofwel is dat de dag waarop je kind zonder jou gaat wennen
    • ofwel is dat de eerste opvangdag.
    • Je kan je op Mijn Kind en Gezin registreren wanneer je wil, bijvoorbeeld in het begin van je zwangerschap.
    • Wil je weten hoeveel je ongeveer per dag zal betalen? Dan kan je het inkomenstarief simuleren! De simulatie is berekend op basis van je inkomen en gezinssamenstelling op het moment van de simulatie. Deze gegevens kunnen verschillen met de gegevens en dus het inkomenstarief op het moment van de effectieve aanvraag van een attest. 
    • Het attest inkomenstarief zelf kan je ten vroegste 2 maanden voor de start van de opvang aanvragen. 
    • Vraag bij je opvang na of je het attest inkomenstarief al nodig hebt voor wendagen.
  • Neen, één ouder kan een attest inkomenstarief aanvragen. Het attest inkomenstarief is dan wel enkel beschikbaar op het profiel van de ouder die het attest inkomenstarief op Mijn Kind en Gezin heeft aangemaakt

Indexering (7)

Problemen (11)

Kostprijs en berekening (12)

  • Ja, dat kan in sommige situaties, wanneer je aan de voorwaarden voldoet. Lees er meer over in de brochure inkomenstarief.

  • In de brochure inkomenstarief leggen we je uit hoe wij het inkomenstarief berekenen.

    In de samenvatting van de aanvraag bij je attest kan je zien op basis van welke gegevens je inkomenstarief is berekend:

    • de personen van wie het inkomen werd meegerekend
    • de inkomensgegevens
    • het aantal kinderen ten laste t.e.m. 12 jaar dat in aanmerking komt voor een kindkorting
    • of er een individueel verminderd tarief werd aangevraagd en toegepast
    • de datum van de aanvraag en de contactgegevens

    Waar vind je deze info?

    Op het portaal 'Mijn Kind en Gezin':

    • kies voor ‘Inkomenstarief aanvragen of simuleren’
    • log in met je digitale sleutel: eID of itsme.

    Je vindt je (nieuwe) attest onder ‘Overzicht van jouw attesten’. Hier vind je ook de samenvatting van de aanvraag.

    Wie kan deze info zien?

    Enkel de ouder die het attest met de eigen digitale sleutel aanmaakte kan het attest zien. De naam en de voornaam van de ouder die het attest aanmaakte moet daarvoor overeenstemmen met de naam en voornaam van de ouder die portaalgebruiker van Mijn Kind en Gezin is. 

    Nog vragen?

    Heb je nog vragen over het attest en de berekening nadat je de samenvatting raadpleegde, neem dan contact op met de verantwoordelijke van je opvang. Zij staan in voor ondersteuning van de ouders. Heeft jouw opvang bijkomende vragen, dan kunnen zij de Kind en Gezin-Lijn contacteren.

  • STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren' en log in met je digitale sleutel. Klik na het inloggen opnieuw op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren'.

    STAP 2:

    Klik op de knop 'Attest inkomenstarief aanvragen'.

    Wil je enkel je inkomenstarief berekenen of simuleren, zonder een attest aan te vragen, klik dan op de knop 'Inkomenstarief berekenen'.

    STAP 3: Vraag je attest aan:

    • Kies of je je inkomen bekend wil maken of niet:
    • Als je klikt op 'ja', dan betaal je volgens je inkomen.
    • Als je klikt op 'nee', dan betaal je voor de opvang het maximumtarief.
    • Duid aan of het een eerste aanvraag is of niet. Kies de optie 'Ja' voor een herberekening.
    • Herberekening voor dit kind? Vul 'ja' in en klik de reden aan: attest vervalt, gezinssituatie wijzigt, aantal kinderen ten laste wijzigt, je vraagt een individueel verminderd tarief, of je had je inkomen niet bekend gemaakt bij vorige aanvraag.
    • Attest nodig voor een ander kind van dit gezin? Doe een aparte aanvraag.
       

    STAP 4:

    Klik op 'Verder'. De gegevens van je gezin worden nu automatisch opgehaald bij de kruispuntbank.

    Geen Belgisch aanslagbiljet?

    • Vul in het veld 'Bruto maandinkomen' het loon in van de maand vóór de aanvraag van het attest. Start de opvang vlak na het moederschapsverlof: het loon van de laatste maand voor het moederschapsverlof.
    • Als je met een formeel document kan aantonen dat je geen inkomen hebt, vul dan het bedrag '0' in.
       

    STAP 5:

    Vul de gegevens van je kinderen aan:

    • Duid aan of er een meerling is in je gezin. 
    • Vul de ontbrekende gegevens aan van je kinderen ten laste. Vul de kindcode in.

    STAP 6:

    Vul in of er een specifieke situatie is. De lijst van specifieke situaties verschilt naargelang het inkomen. Meer info in de brochure inkomenstarief.

    STAP 7:

    Klik op de knop 'Verder' en je krijgt een overzicht van de aanvraag en het inkomenstarief. 

    STAP 8:

    Vul eventueel een tweede e-mailadres in. Ga akkoord met de voorwaarden en klik op de knop 'Maak mijn attest aan'. 
     

    STAP 9:

    Je kan nu een samenvatting van je aanvraag en je attest(en) downloaden en printen.

  • STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren' en log in met je digitale sleutel. Klik na het inloggen opnieuw op de tegel 'Inkomenstarief Aanvragen of simuleren'.
     

    STAP 2:

    Klik op de knop 'Inkomenstarief berekenen'. Bereken je attest inkomenstarief zonder een attest aan te maken.

    STAP 3: Bereken je attest:

    • Kies of je je inkomen bekend wil maken of niet:
    • Als je klikt op 'ja', dan betaal je volgens je inkomen.
    • Als je klikt op 'nee', dan betaal je voor de opvang het maximumtarief.
    • Duid aan of het een eerste aanvraag is of niet. Kies de optie 'Nee' voor een eerste aanvraag.
    • Heb je al een attest voor dit kind en wil je herberekenen? Kies de optie 'Ja' en vul de reden van herberekenen in.

    STAP 4:

    Klik op 'Verder'. De gegevens van je gezin worden nu automatisch opgehaald bij de kruispuntbank.

    Geen Belgisch aanslagbiljet?

    • Vul in het veld 'Bruto maandinkomen' het loon in van de maand vóór de aanvraag van het attest. Start de opvang vlak na het moederschapsverlof: het loon van de laatste maand voor het moederschapsverlof.
    • Als je met een formeel document kan aantonen dat je geen inkomen hebt, vul dan het bedrag '0' in.
       

    STAP 5: Vul de gegevens van je kinderen aan:

    • Duid aan of er een meerling is in je gezin. 
    • Vul de ontbrekende gegevens aan van je kinderen ten laste.
    • Is het kind waarvoor je een simulatie van het attest inkomenstarief doet, nog niet geboren? Vul dan een fictieve naam en geboortedatum in. Let op dat de fictieve geboortedatum ligt vóór de fictieve ingangsdatum van het attest dat je simuleert.


     

    STAP 6:

    Vul in of er een specifieke situatie is. De lijst van specifieke situaties verschilt naargelang het inkomen. Meer info in de brochure inkomenstarief.

    STAP 7:

    Klik op de knop 'Verder' en je krijgt een overzicht van de aanvraag en het inkomenstarief. 

    Zoek je inkomenstarief op in de brochure inkomenstarief

    Je kan je inkomenstarief ook opzoeken in de tabel van de brochure inkomenstarief.  

    Zoek op in welke inkomenscategorie je valt en wat je zou betalen. Vergeet niet de eventuele kortingen af te trekken. Die vind je ook in de brochure.

  • Dan kan je dit omzetten via www.valuta.nl. Doe dit met de koers van de maand waarop het inkomen betrekking heeft. Neem als datum de dag van de uitbetaling van het inkomen.

    • Als er geen aanslagbiljet is, dan wordt het inkomenstarief berekend op basis van een maandinkomen. Dat inkomen kan aangetoond worden met een formeel document: een loonfiche, een rekeninguittreksel, een afdruk van de mutualiteit, een document van een andere organisatie waarop de gegevens van het inkomen volledig en duidelijk zijn. Voor zelfstandigen komt ook een verklaring van een boekhouder in aanmerking.
    • Als er geen inkomen is, dan volstaat een schriftelijke bevestiging dat het inkomen 0 is, door een organisatie zoals het Rode Kruis, OCMW, CAW … Als er geen inkomen is, dan kan ook de kinderopvang dit document opmaken.
  • Ja, dat inkomen telt mee voor de berekening van het inkomenstarief.

    Ook de voorwaarden voor het toekennen van de korting voor kinderen ten laste (tot en met 12 jaar) en de individueel verminderde tarieven zijn van toepassing op de persoon die meetelt.

  • Bezorg aan de opvang je gezinssamenstelling en het aanslagbiljet van je partner. De opvang kan via Kind en Gezin het correcte inkomenstarief laten berekenen.

    • Ben je meerderjarig, dan wordt het inkomenstarief berekend op jouw inkomen (ook als dit 0 euro is) én op het inkomen van één van je ouders. 
    • Ben je minderjarig en heb je geen inkomen, dan wordt het inkomenstarief berekend op de inkomsten van je ouders. 
    • Ben je een minderjarige tienermoeder, dan krijg je een individueel verminderd tarief. 
  • Neen. Enkel de inkomens van de mensen die op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn, tellen mee. Als de hoofdverblijfplaats van je partner bij jou is, meld je dit bij de dienst bevolking van je gemeente.

  • Heb je meer dan één kind ten laste? 

    • Dan krijg je een korting op je inkomenstarief vanaf het tweede kind dat jonger is dan 13 jaar.
    • Voor meerlingen is er een bijkomende korting voorzien. 

    Heb je een kind dat naar een opvang gaat met inkomenstarief? En is er een broer of zus geboren? 

    • Belangrijk om nu te doen: vraag voor het kind dat al naar de opvang gaat direct een herberekening van je inkomenstarief aan in Mijn Kind en Gezin. Je krijgt een korting voor een extra kind ten laste. Wanneer je dit te laat aanvraagt, kunnen we de korting niet met terugwerking toekennen.
      • Goed om weten: bij deze herberekening kan je inkomenstarief hoger of lager zijn want de laatst beschikbare informatie over je gezinssamenstelling en inkomen wordt automatisch opgeladen:
        • Heb je sinds je laatste attest een hoger inkomen of minder personen ten laste, dan kan je inkomenstarief hoger zijn, ondanks de korting door de pasgeboren baby. 
        • Heb je een lager inkomen of meer personen ten laste, dan kan je inkomenstarief lager zijn. 
    • Wanneer het pasgeboren kind later ook naar de opvang gaat, vraag je vlak voor de start ook voor dat kind een attest aan.

     

  • Als je een nieuw attest inkomenstarief aanvraagt, dan wordt de laatst beschikbare informatie over je gezinssamenstelling en inkomen automatisch opgeladen. 

    Heb je sinds je laatste attest minder personen ten laste of een hoger inkomen, dan kan je inkomenstarief hoger zijn. Heb je meer personen ten laste of een lager inkomen, dan kan je inkomenstarief lager zijn.

Herberekenen (6)

    • Vraag je een wijziging van kinderen ten laste of gezinssamenstelling in december aan, dan krijg je een attest inkomenstarief met startdatum 1 januari. Dit tarief is het nieuwe inkomenstarief. Hierin zit de index al verwerkt.
    • Is je inkomenstarief al geïndexeerd en vraagt je hierna in december een wijziging van het aantal kinderen ten laste of gezinssamenstelling aan, dan gaat Kind en Gezin na welk tarief correct is op basis van de regelgeving en aanwezigheden van het kind:
      • Is de wijziging terecht, dan verwijderen we de indexering en telt het herberekende tarief.
      • Is de wijziging onterecht, dan verwijderen we ze en telt het tarief van de indexering.
  • Bij een maximumtarief omwille van een steekproefcontrole, kan je pas na 6 maanden een herberekening uitvoeren.

  • Als je een herberekening vraagt omdat je attest inkomenstarief vervalt én tegelijk het aantal kinderen ten laste of de gezinssamenstelling aanpast, dan gaat het nieuwe attest in op de eerste van de volgende maand.

  • Je kind heeft al een attest inkomenstarief

    • Neem zelf het initiatief om je inkomenstarief te herberekenen in deze situaties:
      • er een extra kind in het gezin ten laste is (vanaf een tweede kind ten laste krijg je kindkorting),
      • de personen van wie het inkomen het tarief bepaalde, veranderd zijn. Dit kan door echtscheiding, huwelijk, samenwonen …,
      • je een individueel verminderd tarief wil.
    • Opgroeien (Kind en Gezin) vraagt jou om je inkomenstarief te herberekenen in deze situaties: 
      • op het einde van het kwartaal waarin je kind 3 en een half, 6 of 9 jaar wordt,
      • op het einde van het kwartaal nadat je één jaar je individueel verminderd tarief kreeg,
      • op het einde van de maand waarin je attest met maximumtarief wegens steekproefcontrole vervalt.
    • Elk jaar op 1 januari wordt je inkomenstarief geïndexeerd. Je krijgt dan automatisch een nieuw attest.

    Belangrijk: Een ouder kind heeft al een attest inkomenstarief en een broertje of zusje wordt geboren

    • Per kind in de opvang heb je een attest nodig. 
    • Heb je al een kind in de opvang met een attest inkomenstarief en start het broertje of zusje ook in de opvang? 
      • Zodra het broertje of zusje geboren is, vraag je voor het kind dat al in de opvang is, een herberekening. Je krijgt dan een korting voor een extra kind ten laste.
      • Als het broertje of zusje in de opvang start, vraag je voor dat kind een apart attest aan. 
      • Je kan een aanvraag voor een nieuw attest niet combineren met een verandering van het aantal kinderen ten laste voor een bestaand attest. 
    Wanneer start je nieuwe inkomenstarief?

    Het nieuwe tarief gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op je aanvraag. Een herberekening van je attest inkomenstarief kan niet met terugwerkende kracht

  • Ja. Dit is mogelijk omdat de parameters van de berekening anders zijn.

    • Bij een herberekening wordt de berekening volledig opnieuw gemaakt. Hierbij kan het inkomen bijvoorbeeld in een andere inkomensschijf vallen dan het jaar ervoor. Ook het aantal kinderen ten laste speelt een rol.
    • Bij een indexering is er enkel een procentuele aanpassing van het toegekende tarief.
  • Als je een nieuw attest inkomenstarief aanvraagt, dan wordt de laatst beschikbare informatie over je gezinssamenstelling en inkomen automatisch opgeladen. 

    Heb je sinds je laatste attest minder personen ten laste of een hoger inkomen, dan kan je inkomenstarief hoger zijn. Heb je meer personen ten laste of een lager inkomen, dan kan je inkomenstarief lager zijn.

Mijn Kind en Gezin (2)

  • Stap 1:

    Log in op 'Mijn Kind en Gezin' en klik in de titelbalk op je rol 'Ingelogd als', klik vervolgens op 'Gegevens aanpassen' in het menu.

    Stap 2:

    Open het tabblad 'Toestemmingen'. Wijzig je keuze. Klik op de knop 'Toestemming bewaren'.

    Stap 3:

    Je keuze is aangepast.

  • Als je je eigen e-mailadres gebruikte bij de registratie van een ouder voor het aanvragen van een attest inkomenstarief op Mijn Kind en Gezin, dan kan je je niet meer registreren met hetzelfde e-mailadres. Een e-mailadres is uniek gekoppeld aan één profiel.

    Je kan dit op de volgende manieren oplossen:

    • Log in met de digitale sleutel van de ouder. Wijzig je eigen e-mailadres dat nu gekoppeld is aan het profiel van de ouder naar het juiste e-mailadres van de ouder. Bekijk hiervoor het stappenplan om je e-mailadres te wijzigen.
    • Of registreer je met je eigen digitale sleutel. Geef een eigen e-mailadres in dat anders is dan het e-mailadres dat je gebruikte voor het profiel van de ouder.
    • Lukt het nog niet? Contacteer de Kind en Gezin-Lijn.

Inloggen (10)

  • Opgroeien verstuurt alle correspondentie naar de contactpersoon. Enkel de contactpersoon kan inloggen in het portaal Mijn Kind en Gezin.

  • Je bereikt het nieuwe Artsennet via Artsennet.opgroeien.be. Je logt in op de beveiligde omgeving via mijn.kindengezin.be.

    Ga naar Professionals Artsennet.

    Selecteer je functie om toegang te krijgen:

    • consultatiebureau-arts
    • evaluerend arts
    • adviserend arts
    • Opgroeien medewerker
  • Sinds april 2021 hebben alle nieuwe elektronische identiteitskaarten een beter beveiligde contactchip.  Heb je problemen met inloggen op Mijn Kind en Gezin met een recente eID? Doe dan een update van je software op het toestel dat je hiervoor gebruikt. Meer info op de website van eID.

  • Stap 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin’. Klik op de tegel van de gewenste toepassing of klik rechtsboven op de knop 'Aanmelden' in de balk 'Mijn Burgerprofiel' van de Vlaamse overheid. 

    Stap 2:

    Je zal rechtstreeks naar de ‘Vlaanderen authenticatiepagina’ geleid worden. Kies een digitale sleutel om je aan te melden bij de online overheid.

    Stap 3:

    Doorloop de procedure betreffende de gekozen digitale sleutel. Is deze succesvol, dan zal je worden teruggeleid naar 'Mijn Kind en Gezin'.

    Stap 4:

    Je bent aangemeld bij de Vlaamse overheid, rechtsboven zie je je voornaam in de balk 'Mijn Burgerprofiel'. Je bent ingelogd op 'Mijn Kind en Gezin', in de blauwe balk zie je de melding 'Ingelogd als Ouder''.
     

  • 'Veelgestelde vragen' en help omtrent problemen met je digitale sleutel vind je terug op de website van CSAM of Fedict.
    Of neem contact op met 1700, het gratis informatienummer van de Vlaamse overheid.

    Je kan ook het Helpcentrum van CSAM contacteren via het contactformulier of via het telefoonnummer 02 474 50 60.
     

  • Klik rechtsboven op je voornaam in de balk 'Mijn Burgerprofiel' van de Vlaamse overheid. Klik op de knop 'Afmelden' onderaan in de menu van het Burgerprofiel. Je bent afgemeld bij de Vlaamse overheid en op 'Mijn Kind en Gezin''.

  • Wil je vanuit een andere rol een attest inkomenstarief aanvragen, zet dan deze stappen:

    1. Klik op het pijltje naast je rol in de rechterbovenhoek van het scherm
    2. Klik op ‘Kies andere hoedanigheid’
    3. Klik op de tegel met de rol die je wil gebruiken

    Ben je geregistreerd en ingelogd, maar zie je foute rollen of enkel de rol 'ouder'? Contacteer je klantenbeheerder. Vermeld je naam, rijksregisternummer en e-mailadres waarop de registratie is gebeurd. 

  • Je ziet de rol waarmee je bent ingelogd in de rechterbovenhoek van het scherm.

  • Als je je eigen e-mailadres gebruikte bij de registratie van een ouder voor het aanvragen van een attest inkomenstarief op Mijn Kind en Gezin, dan kan je je niet meer registreren met hetzelfde e-mailadres. Een e-mailadres is uniek gekoppeld aan één profiel.

    Je kan dit op de volgende manieren oplossen:

    • Log in met de digitale sleutel van de ouder. Wijzig je eigen e-mailadres dat nu gekoppeld is aan het profiel van de ouder naar het juiste e-mailadres van de ouder. Bekijk hiervoor het stappenplan om je e-mailadres te wijzigen.
    • Of registreer je met je eigen digitale sleutel. Geef een eigen e-mailadres in dat anders is dan het e-mailadres dat je gebruikte voor het profiel van de ouder.
    • Lukt het nog niet? Contacteer de Kind en Gezin-Lijn.
  • Om toegang te krijgen tot de toepassingen voor inkomenstarief heb je als organisator één of meerdere gemachtigde personen nodig. Die personen geef je als organisator door aan Opgroeien. Hoe je dit doet, vind je in onze procedure.

Registreren (13)

  • Volg het stappenplan hieronder om een account aan te maken.

    1. Klik bovenaan deze pagina op Mijn Kind en Gezin of surf rechtstreeks naar mijn.kindengezin.be.
    2. Klik op Specifieke ondersteuningsnood. 
    3. Meld je digitaal aan op Mijn Kind en Gezin via een van de mogelijkheden. Bel 1700, het gratis informatienummer van de Vlaamse Overheid, als je hier vragen over hebt of hulp nodig hebt. 
    4. Registreer je op Mijn Kind en Gezin door je gegevens in te vullen en klik daarna op registreren. 
    5. Bevestig je registratie op Mijn Kind en Gezin door op de link te klikken in de e-mail die je ontvangt. 
  • Voor heel wat steunmaatregelen kunt u enkel online een aanvraag indienen. Daarvoor is dus een eID of een digitale sleutel nodig.

    Als u geen Belgische identiteitskaart hebt maar wel in België woont, kunt u zich aanmelden met een elektronische vreemdelingenkaart, op dezelfde manier als met een elektronische identiteitskaart (eID).

    Als u geen Belgische identiteitskaart heeft en niet in België woont, dan kunt u uw digitale sleutels laten activeren op een lokaal registratiekantoor van een Belgische gemeente of in het registratiekantoor van de FOD Beleid en Ondersteuning in Brussel. Neem eerst contact op met het registratiekantoor voor een afspraak.

    Na een identiteitscontrole wordt u manueel geregistreerd. Bij deze registratie krijgt u een persoonlijke activatiecode op papier en ontvangt u een activatielink via e-mail. Zodra u een digitale sleutel hebt geactiveerd via de activatielink en -code, krijgt u toegang tot de onlinediensten van de overheid en kunt u ook uw digitale sleutels beheren.

     

  • NeenEen digitale sleutel of rijksregisternummer wordt uniek gekoppeld aan één portaalprofiel en één e-mailadres.

    Gebruiken jij en je partner een gezamenlijk e-mailadres en is dat al gekoppeld aan het profiel met digitale sleutel of rijksregisternummer van je partner, dan moet jij je ook registreren met een ander e-mailadres. Jouw e-mailadres zal dan gekoppeld worden aan jouw digitale sleutel of rijksregisternummer.

    Voorbeeld

    Jij en je partner gebruiken hetzelfde e-mailadres. Jij hebt een profiel aangemaakt op Mijn Kind en Gezin om het inkomenstarief kinderopvang te berekenen. Je partner wil nu een profiel aanmaken voor de evaluatie van de ondersteuningsnood van je kind. Je partner moet daarvoor een ander e-mailadres gebruiken.

  • Je hebt voor één digitale sleutel bij CSAM nodig:

    •   ofwel je eID: 

    • je identiteitskaart of vreemdelingenkaart en je pincode
    • een eID-kaartlezer en de meest recente versie van de eID-software op je pc

    •   ofwel  je digitale itsme-sleutel: je itsme-code. Je dient hiervoor al geregistreerd te zijn bij itsme.

    Om de portaalsite 'Mijn Kind en Gezin' optimaal te kunnen ervaren, beschik je best over de nieuwste versie van je browser (Google Chrome, Microsoft Edge, Mozilla Firefox, Apple Safari). Bij oudere versies kun je misschien bepaalde toepassingen niet zien of gebruiken, kan de site er anders uitzien of kunnen bepaalde functionaliteiten niet werken.

    Kijk na bij de instellingen van je browser welke versie je hebt en hoe je een nieuwe versie moet installeren of automatisch laten bijwerken. Voor smartphones en tablets zorg je er best voor dat je ook over de meest recente software-update beschikt.
     

  • Waarschijnlijk is er tijdelijk een technisch probleem. We lossen dit zo snel mogelijk op. Duurt het te lang, neem dan contact op met de Kind en Gezin-Lijn op 078 150 100. Noteer de exacte foutboodschap en het tijdstip wanneer de fout zich voordeed. Neem eventueel een schermafdruk. Vermeld ook welke stappen je reeds ondernam. Dit is steeds handig om de fout te achterhalen.

  • Stap 1

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin’. Klik op de tegel van de gewenste toepassing of klik rechtsboven op de knop 'Aanmelden' in de balk 'Mijn Burgerprofiel' van de Vlaamse overheid. 

    Stap 2

    Je zal rechtstreeks naar de 'Vlaanderen-authenticatiepagina' geleid worden. Kies een digitale sleutel om je aan te melden bij de online overheid.

    Stap3

    Doorloop de aanmeldprocedure voor de gekozen digitale sleutel. Is deze succesvol, dan zal je worden teruggeleid naar 'Mijn Kind en Gezin'.

    Stap 4

    Je bent aangemeld bij de Vlaamse overheid, rechtsboven zie je je voornaam in de balk 'Mijn Burgerprofiel', maar je bent nog niet geregistreerd voor 'Mijn Kind en Gezin'.

    De registratiepagina van 'Mijn Kind en Gezin' wordt getoond. Je voornaam en naam zullen reeds ingevuld zijn. Vul alle verplichte velden verder correct in. Klik op de knop 'Registreren'.

    Stap 5

    Je krijgt een melding 'Je registratie werd succesvol ontvangen. We hebben je een e-mail gestuurd om je registratie te bevestigen.' 
     

    Stap 6

    Je ontvangt een bevestigingsmail om je registratie te voltooien. Open de e-mail en klik op de link 'Bevestig hier' om gebruik te maken van de toepassingen van 'Mijn Kind en Gezin'.

    Stap 7

    Je komt terug op het portaal van 'Mijn Kind en Gezin' met de boodschap: 'Je bent er bijna! Daarna kan je gebruik maken van alle toepassingen van Kind en Gezin. Gelieve nogmaals in te loggen.'   

    Om je registratie af te ronden dien je opnieuw in te loggen met je digitale sleutel op 'Mijn Kind en Gezin'. Klik hiervoor op de knop 'Inloggen'. 

    Opgelet: Pas na het opnieuw inloggen is je registratie voltooid! Log je nu in via je smartphone, dan kan dit enkel na identificatie met je digitale sleutel. Wil je hiervoor gebruik maken van itsme, zorg dan dat de itsme app reeds geïnstalleerd is op je smartphone.

    Stap 8

    Doorloop de aanmeldprocedure voor de gekozen digitale sleutel. Is deze succesvol, dan zal je worden teruggeleid naar 'Mijn Kind en Gezin'.

    Stap 9

    Je registratie is voltooid. Je bent aangemeld bij de Vlaamse overheid, rechtsboven zie je je voornaam in de balk 'Mijn Burgerprofiel'. Je bent ingelogd op 'Mijn Kind en Gezin', in de blauwe balk zie je de melding 'Ingelogd als Ouder''.

  • 'Veelgestelde vragen' en hulp bij problemen met je digitale sleutel vind je terug op de website van CSAM of Fedict.

    Of neem contact op met 1700, het gratis informatienummer van de Vlaamse overheid. Je kan ook het Helpcentrum van CSAM contacteren via het contactformulier of via het telefoonnummer 02 474 50 60.

  • Heb je geen mogelijkheid om zelf een attest inkomenstarief aan te vragen, dan kan je bij jouw opvangvoorziening ook ter plaatse een attest aanvragen. Neem je e-ID en pincode mee of, als je daarover beschikt je smartphone met itsme.

    Samen met je opvangverantwoordelijke doorloop je de volledige aanvraagprocedure op de computer van de opvangvoorziening. Het aanvragen van een attest inkomenstarief via trap 2 is enkel mogelijk via jouw eigen digitale sleutel (is toegang bij de federale overheid met je eID of itsme).

    Stap 1

    Je registreert je met jouw digitale sleutel op Mijn Kind en Gezin via de computer van je opvangvoorziening. Bij je registratie wordt je e-mailadres gevraagd.

    Stap 2

    Er wordt een bevestigingsmail naar jouw e-mailadres gestuurd.

    Stap 3

    Klik op de link in de bevestigingsmail om de registratie te vervolledigen. Hierbij moet je opnieuw inloggen met jouw digitale sleutel op Mijn Kind en Gezin.

    • Beschik je over een mobiele telefoon zonder itsme en kan je jouw mailbox bij je opvangvoorziening ter plaatse raadplegen:
      • Open je mailbox op je mobiele telefoon.
      • Stuur de bevestigingsmail van Mijn Kind en Gezin door naar het e-mailadres van de opvangvoorziening.
      • De opvangverantwoordelijke opent deze mail op de computer van je opvangvoorziening (waaraan de kaartlezer met jouw e-ID is gekoppeld) en klikt op de bevestigingslink.
    • Heb je geen mobiele telefoon bij de hand:
      • Open je mailbox via de computer van de opvang (waaraan de kaartlezer met jouw e-ID is gekoppeld). 
      • Van hieruit kan je de link in de bevestigingsmail aanklikken.
      • Tip: Ben je het wachtwoord van je mailbox vergeten? Maak dan een nieuw persoonlijk wachtwoord aan.

    Stap 4

    Je komt terug op het portaal van Mijn Kind en Gezin met de boodschap: 'Je bent er bijna! Daarna kan je gebruik maken van alle toepassingen van Kind en Gezin. Gelieve nogmaals in te loggen.'   
    Om je registratie af te ronden moet je opnieuw inloggen met je digitale sleutel op Mijn Kind en Gezin. Klik hiervoor op de knop 'Inloggen'. 

    Opgelet

    Pas na het opnieuw inloggen met je digitale sleutel is je registratie voltooid! Daarna kan de opvangverantwoordelijke samen met jou het attest inkomenstarief aanvragen voor je kind.

  • Neen. Een digitale sleutel is uniek gekoppeld aan één profiel en één e-mailadres.

    Gebruiken jij en je partner een gezamenlijk e-mailadres en is dit e-mailadres reeds gekoppeld aan het portaalprofiel van je partner?
    Je kan dit oplossen op onderstaande manieren:  

    • Ofwel maak jij een nieuw portaalprofiel aan met een ander e-mailadres:  
      • Registreer je met jouw digitale sleutel op 'Mijn Kind en Gezin' en gebruik bij registratie een ander e-mailadres, volg hiervoor de volgende stappen
      • Jouw digitale sleutel of rijksregisternummer is nu uniek gekoppeld aan jouw e-mailadres.
    • Ofwel wijzigt je partner het e-mailadres van zijn/haar portaalprofiel, zodat jij opnieuw kan registreren met dit e-mailadres:  
      • Je partner logt in met zijn/haar digitale sleutel op 'Mijn Kind en Gezin' en wijzigt zijn/haar e-mailadres, volg hiervoor de volgende stappen. 
      • De digitale sleutel of rijksregisternummer van je partner is nu uniek gekoppeld aan het gewijzigde e-mailadres van je partner. 
      • Het gezamenlijk e-mailadres is vrijgegeven, zodat jij opnieuw kan registreren met dit e-mailadres en jouw digitale sleutel, volg hiervoor de volgende stappen
  • Zonder registratie kan je geen gebruik maken van Mijn Kind en Gezin.

    • Log in op 'Mijn Kind en Gezin' met je digitale sleutel.
    • Doorloop de aanmeldprocedure voor de gekozen digitale sleutel.
    • Je registratie is nog niet bevestigd.
    • Wijzig je e-mailadres en klik op de knop 'E-mailadres aanpassen'.
    • De bevestigingsmail met de activatielink werd opnieuw verzonden naar dit e-mailadres. Check je mailbox.
    • Kijk eerst of de bevestigingsmail niet terecht gekomen is in je map 'ongewenste mails', spam of reclame.
    • Zit de e-mail niet bij je ongewenste mails:
      • Log opnieuw in op 'Mijn Kind en Gezin' met je digitale sleutel.
      • Doorloop de aanmeldprocedure voor de gekozen digitale sleutel.
      • Je registratie is nog niet bevestigd. 
      • Klik op de knop 'Opnieuw verzenden' om de bevestigingsmail met de activatielink opnieuw te verzenden. Check je mailbox.
  • De volgende stappen van de registratie werden nog niet doorlopen:

    • Open de bevestigingsmail en klik op de link 'Bevestig hier' om gebruik te maken van de toepassingen van 'Mijn Kind en Gezin'.
    • Je komt terug op het portaal van 'Mijn Kind en Gezin' met de boodschap: 'Je bent er bijna! Daarna kan je gebruik maken van alle toepassingen van Kind en Gezin. Gelieve nogmaals aan te loggen.'  Log opnieuw in door op de knop 'Inloggen' te klikken. 

      Opgelet: Pas na het opnieuw inloggen is je registratie voltooid! Log je nu in via je smartphone, dan kan dit enkel na identificatie met je digitale sleutel. Wil je hiervoor gebruik maken van Itsme, zorg dan dat de Itsme-app reeds geïnstalleerd is op je smartphone.
    • Doorloop de aanmeldprocedure voor de gekozen digitale sleutel. Is deze succesvol, dan zal je worden teruggeleid naar 'Mijn Kind en Gezin'.
    • Je registratie is voltooid. Je bent aangemeld bij de Vlaamse overheid, rechtsboven zie je je voornaam in de balk 'Mijn Burgerprofiel'. Je bent 'Ingelogd als Ouder' op 'Mijn Kind en Gezin'.

Afspraak consultatiebureau (6)

  • Maak of verplaats je afspraak online: snel, makkelijk en wanneer het jou past!

    Goed om weten! 

    • Je kan een huisbezoek of een gehoortest niet zelf inplannen. Kind en Gezin neemt hiervoor contact met je op. Voeg zeker je telefoonnummer toe bij je registratie zodat we je makkelijk kunnen bereiken. Je kan een huisbezoek of gehoortest wel via 'Mijn Kind en Gezin' annuleren. 
    • Je kan contact met Kind en Gezin opnemen door bovenaan in de 'Mijn Burgerprofiel'-balk op 'Hulp nodig' te klikken als je op onze websites surft. Je kan je vraag dan op de 'Contactpagina' stellen. Of bel de Kind en Gezin-Lijn om een afspraak vast te leggen op 078 150 100 (van 8 tot 20 uur).
       

    STAP 1:

    Surf naar 'Mijn Kind en Gezin', klik op de tegel 'Afspraak maken' en log in.

    STAP 2:

    Gebruik je de toepassing de eerste keer, dan wordt je toestemming bevraagd voor het gebruiken van je afstammingsgegevens uit het Rijksregister. Kies je 'Ja' dan vervolledigen we automatisch jouw profiel met alle kinderen die van jou afstammen. Je kan je keuze steeds wijzigen via 'Gegevens aanpassen'.

    STAP 3:

    Bekijk de afspraken van je kind(eren). Je kan een afspraak maken, verplaatsen of annuleren. Heb je al vragen die je wil stellen op je afspraak? Noteer ze in het invulveld zodat ze zeker aan bod komen tijdens je afspraak. 

  • Kom niet naar het consultatiebureau als je kind ziek is, maar ga naar je behandelend arts. Maak een nieuwe afspraak of bel de Kind en Gezin-Lijn op 078 150 100.

  • Vul de voornaam, naam en geboortedatum van je kind en de voornamen en geboortedatum van de moeder in. Opgelet! Heeft de moeder meerdere voornamen, vul dan alle voornamen in.

    Controleer je ingevoerde gegevens of neem contact op. Waarschijnlijk is er iets fout gelopen bij de registratie van je kind in het elektronisch dossier van Kind en Gezin (Mirage) of is je kindje nog niet gekend bij ons. 

    • Door op contact te klikken, krijg je een ingevuld sjabloon. Dit sjabloon wordt doorgestuurd naar de Kind en Gezin-Lijn. 
    • Binnen de 2 werkdagen zal de Kind en Gezin-Lijn contact opnemen. Zij vergelijken de gegevens in het sjabloon met de gegevens in Mirage en vinden zo vaak al de oorzaak van het probleem (bv. een typfout in de naam of geboortedatum, verwisselen van voornaam en familienaam, probleem met leestekens en spaties bij dubbele achternamen  ...). 

    Opgelet voor iPhone en iOS gebruikers: Bevat de voornaam of de naam van je kindje een afkappingsteken (’), dan kan je zoekactie geen resultaat geven. Zet hiervoor de setting 'Smart Punctuation' uit, via Settings > General > Keyboards.

  • Hou rekening met de volgende zaken:

    • Als je onmiddellijk na een afspraak al een nieuwe wil plannen, kan het zijn dat je verpleegkundige het contactmoment in het elektronisch dossier nog niet heeft afgesloten. Wacht een (paar) dag(en) en probeer nog eens opnieuw.
    • Je kan wel zelf een huisbezoek of een gehoortest annuleren, maar niet zelf inplannen. De verpleegkundige geeft je een afspraak voor de gehoortest tijdens het eerste huisbezoek.
    • Een extra afspraak, bv. op 18 maanden, die je maakte met je verpleegkundige, die niet samenvalt met de vaste consulten op 4-8-12-16 weken 6-9-12-15-24-30 maanden, kan je niet zelf verplaatsen, wel annuleren.
    • Het systeem houdt bij het plannen van een afspraak rekening met de vaccinaties. Bij achterstand van vaccinaties geeft het aan dat de vaccinaties niet volledig zijn. Hierdoor kan je zelf geen afspraak plannen. Indien je de vaccinaties bij je behandelende arts laat geven, is het belangrijk om dit te melden aan je verpleegkundige. Zij past dit aan in het dossier van je kindje. Op die manier houdt de afsprakenmodule geen rekening met de vaccinaties.
    • Als er 2 afspraken gepland zijn, is het enkel mogelijk om de laatste afspraak te verplaatsen. De eerstvolgende afspraak kan wel geannuleerd worden. Dit geldt niet bij de afspraken van 4 weken en 8 weken. 
    • Je kan zelf geen oogtest plannen als je niet het hele traject van Kind en Gezin volgt.
    • Soms kiest een verpleegkundige er voor om de afspraken zelf te beheren, bijvoorbeeld in conflictueuze gezinssituaties.

    Het afsprakensysteem geeft je de mogelijkheid om onmiddellijk je vraag te stellen. De Kind en Gezin-Lijn zal deze binnen de 2 werkdagen beantwoorden. Bij een dringende vraag kan je telefonisch contact opnemen op 078 150 100.

  • Neem contact op met de Kind en Gezin-Lijn om een oplossing te vinden. Soms kan er afgeweken worden van de voorziene termijn of wordt een afspraak in een ander consultatiebureau voorgesteld.

  • Neem contact op met de Kind en Gezin-Lijn via het contactformulier of op 078 150 100 om de afspraken in te plannen om deze vaccinaties in te halen.

Wijzigingen profiel (3)

  • Opgelet! Wil je deze gegevens ook aanpassen voor inkomenstarief, vraag dan aan je opvang om de wijzigingen aan Kind en Gezin door te geven. We kunnen voorlopig de aanpassingen niet automatiseren. 

    Stap 1:

    Log in op 'Mijn Kind en Gezin' en klik in de titelbalk op je rol 'Ingelogd als', klik vervolgens op 'Gegevens aanpassen' in de menu. 

    Stap 2:

    Open het tabblad 'Persoonlijke gegevens'. Wijzig je gegevens. Klik op de knop 'Gegevens aanpassen'. 

    Stap 3:

    Je gegevens zijn aangepast.

  • Opgelet! Als je de aanpassing hier hebt gedaan, geef je het gewijzigde mailadres best ook door aan je opvangvoorziening zodat zij het melden aan de Kind en Gezin-Lijn en/of via het contactformulier op onze website. Dan zorgen wij ervoor dat alle communicatie omtrent het attest inkomenstarief van je kind ook naar dit nieuwe mailadres verstuurd wordt. We kunnen die aanpassingen voorlopig niet automatiseren.

    Stap 1:

    Log in op 'Mijn Kind en Gezin' en klik in de titelbalk op je rol 'Ingelogd als', klik vervolgens op 'Gegevens aanpassen' in de menu.  

    Stap 2:

    Open het tabblad 'Persoonlijke gegevens'. Wijzig je e-mailadres en klik op de knop 'Gegevens aanpassen'.

    Stap 3:

    Je krijgt een melding dat je je wijziging moet bevestigen via e-mail. 

    Stap 4:

    Je ontvangt een bevestigingsmail om je wijziging te voltooien. Open de e-mail en klik op de link 'Bevestig de wijziging van je e-mailadres in Mijn Kind en Gezin'.

    Stap 5

    Je e-mailadres is gewijzigd.

    • Log in op 'Mijn Kind en Gezin' met je digitale sleutel.
    • Doorloop de aanmeldprocedure voor de gekozen digitale sleutel.
    • Je registratie is nog niet bevestigd.
    • Wijzig je e-mailadres en klik op de knop 'E-mailadres aanpassen'.
    • De bevestigingsmail met de activatielink werd opnieuw verzonden naar dit e-mailadres. Check je mailbox.

Reizen met kinderen (5)

  • Je mag de airco gebruiken als je op hete dagen met je baby in de auto onderweg bent. De airco in de auto zorgt voor een luchtstroom waardoor het in de auto niet te warm wordt.

    Let erop dat je de airco niet te koud instelt, want dan krijg je een koude luchtstroom die de baby serieus afkoelt. Stel de airco slechts een aantal graden minder in dan de buitentemperatuur.

    In een oververhitte auto kan je baby oververhit geraken.

    Nog enkele tips bij het rijden in een ‘warme auto’:

    • Hou zeker om de 2 uur pauze.
    • Neem tijdens de pauze je kindje uit de reiswieg of autostoel.
    • Parkeer je auto tijdens de pauze in de schaduw.
    • Laat je kindje voldoende drinken.
    • Tracht op hete dagen zoveel mogelijk ’s nachts te rijden zodat je kindje minder last heeft van de warmte.
  • De Hoge Gezondheidsraad raadt zwemmen met baby’s jonger dan 12 maanden af in de Belgische zwembaden.

    • Een baby (kwetsbaar wegens hyperactieve slijmvliezen of immature longen) komt best nog niet met chloordampen in contact.
    • De voordelen van zwemmen en bewegen voor een heel jong kind in het water wegen op dit moment niet op tegen het risico van mogelijke infecties.
    • Neem zelf meer tijd voor de gewenning van je baby aan het water tijdens het badritueel of momenten van samen onder de douche thuis.

    Watergewenning en babyzwemmen kan zodra je baby 1 jaar oud is in goede hygiënische omstandigheden en in gecontroleerde zwembaden.

    Zwemmen is aan te raden voor kinderen vanaf 4 jaar. Pas dan kan een kind de zwemtechniek goed aanleren en zich juist in het water bewegen.

    • Hou voortdurend toezicht! In openbare zwembaden kan een kind eventjes aan het zicht van de redders ontsnappen.
    • Leer je kind niet te lopen rond het zwembad: doordat de vloer nat is, kan je kind makkelijk wegglijden in het water.
    • Let op de veiligheidsvoorschriften die door pictogrammen of geschreven instructies zijn aangegeven.
    • Leer je kind het verschil tussen diep en ondiep water.
  • Een beetje zon is goed voor iedereen. Ultraviolette(uv)-stralen zorgen ervoor dat ons lichaam de noodzakelijke vitamine D aanmaakt. Vitamine D zorgt voor kalkopname, nodig voor de opbouw van stevige beenderen. 

    Pas wel op voor te veel zon en dus te veel uv-stralen. Dit is schadelijk en kan zonnebrand veroorzaken. 

    Bij kinderen onder de 10 jaar is de huid heel kwetsbaar. De schadelijke uv-stralen dringen er makkelijk door. Het lichaam van een kind herstelt minder vlot dan dat van een volwassene. De schade stapelt zich op. Dit vergroot de kans op huidkanker (o.a. melanoom) op latere leeftijd.

  • Je mag met je pasgeboren baby direct buiten komen. Dat is gezond voor je kindje. De zonnestralen zorgen voor de aanmaak van vitamine D en stevige botten. 
    Pas de kleding van je baby en zijn bedekking (wandelwagen ...) aan de omgevingstemperatuur aan. Bescherm je kindje in de zomer extra tegen de zon en in de winter tegen de koude. Is de baby te vroeg geboren of is zijn gewicht erg laag, vraag dit dan toch even na bij de arts.

  • De ideale temperatuur van de slaapomgeving voor een baby is 18°C. Deze temperatuur is niet altijd haalbaar bij extreem warme dagen. Het is belangrijk om kledij en beddengoed aan te passen aan de temperatuur van de kamer. Doe je baby enkel een hemdje of lichte T-shirt aan en legt hem of haar te slapen in een dun slaapzakje, extra toedekken met laken of deken is niet nodig. Hou ook extra toezicht.

    Je kan eventueel een airco in de slaapkamer plaatsen. Volg daarbij de handleiding van het toestel en ververs het water regelmatig als het over een airco met waterkoeling gaat. Let er ook op dat je de airco niet te koud instelt, hierdoor krijg je een koude luchtstroom waardoor je baby serieus afkoelt. Stel de airco slechts een aantal graden minder in dan de buitentemperatuur.

Spelen en bewegen (3)

  • Sommige onderzoekers vermoeden een verband, maar er is momenteel geen bewijs dat zwemmen in de publieke zwembaden astma veroorzaakt.

    De Hoge Gezondheidsraad ontmoedigt om met baby's jonger dan 1 jaar in zwembaden zwemmen.

    Zwemmen met kinderen ouder dan 1 jaar wordt nog steeds aanbevolen, zelfs in het geval van astma. Voor hen wegen de voordelen van zwemmen in goede hygiënische omstandigheden in gecontroleerde zwembaden sterker door dan het risico van toxiciteit verbonden aan chloor en zijn bijproducten.

    Lees meer over veilig in en aan het water. 

  • De Hoge Gezondheidsraad raadt zwemmen met baby’s jonger dan 12 maanden af in de Belgische zwembaden.

    • Een baby (kwetsbaar wegens hyperactieve slijmvliezen of immature longen) komt best nog niet met chloordampen in contact.
    • De voordelen van zwemmen en bewegen voor een heel jong kind in het water wegen op dit moment niet op tegen het risico van mogelijke infecties.
    • Neem zelf meer tijd voor de gewenning van je baby aan het water tijdens het badritueel of momenten van samen onder de douche thuis.

    Watergewenning en babyzwemmen kan zodra je baby 1 jaar oud is in goede hygiënische omstandigheden en in gecontroleerde zwembaden.

    Zwemmen is aan te raden voor kinderen vanaf 4 jaar. Pas dan kan een kind de zwemtechniek goed aanleren en zich juist in het water bewegen.

    • Hou voortdurend toezicht! In openbare zwembaden kan een kind eventjes aan het zicht van de redders ontsnappen.
    • Leer je kind niet te lopen rond het zwembad: doordat de vloer nat is, kan je kind makkelijk wegglijden in het water.
    • Let op de veiligheidsvoorschriften die door pictogrammen of geschreven instructies zijn aangegeven.
    • Leer je kind het verschil tussen diep en ondiep water.
  • Je mag met je pasgeboren baby direct buiten komen. Dat is gezond voor je kindje. De zonnestralen zorgen voor de aanmaak van vitamine D en stevige botten. 
    Pas de kleding van je baby en zijn bedekking (wandelwagen ...) aan de omgevingstemperatuur aan. Bescherm je kindje in de zomer extra tegen de zon en in de winter tegen de koude. Is de baby te vroeg geboren of is zijn gewicht erg laag, vraag dit dan toch even na bij de arts.

Taal (18)

  • Kinderen ontwikkelen heel verschillend en zeker op vlak van taal. Sommige kinderen die starten op school, kunnen zich al perfect uitdrukken. Anderen spreken nog minder vlot of kunnen hun gedachten en gevoelens nog niet zo goed verwoorden. Dat is heel normaal. Kinderen begrijpen heel wat meer dan dat ze zelf kunnen verwoorden. 

    Het is belangrijk dat je kind zich veilig en goed voelt op school. Je kan je zorgen bespreken met de leerkracht en zoeken hoe je samen je kind kan helpen. Zo ga ook jij je kind met een geruster gevoel naar school brengen. 

    Lees meer over taal en meertaligheid. 

  • Helemaal niet. Onderzoek toont aan dat meertalige kinderen geen groter risico hebben op taalachterstand. Zelfs als ze later beginnen te praten, halen ze dit volledig in. Ze bereiken de belangrijke mijlpalen in de taalontwikkeling even goed als kinderen die eentalig opgroeien. 

    Lees meer over taal en meertaligheid

  • Je kind leert veel in deze periode en heeft tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit en deze te verwerken. 

    • Geef je kind tijd om alles wat nieuw is te verwerken en ga er positief mee om.  
    • Zing samen liedjes die je kind leerde in de kinderopvang. 
    • Als je je zorgen maakt kan je hierover in gesprek gaan met de kinderopvang. 

    Lees meer over taal en meertaligheid

  • Helemaal niet. Het is een misverstand dat een andere thuistaal negatief is voor het leren van Nederlands. Integendeel: de talen helpen elkaar! Als je kind een stevige basis heeft in de thuistaal, zal je kind vlotter andere talen leren. Je kind leert zo sneller verbanden leggen en de andere taal begrijpen.

    Een kind dat thuis geen Nederlands leert, zal dit in de kinderopvang, op school, ... leren van de begeleiders of leerkrachten en andere kinderen. Op deze leeftijd gaat het leren van een nieuwe taal meestal vlot. Het belangrijkste is dat er veel gepraat wordt met je kind en je kind zelf veel kansen krijgt om te spreken.

    Lees meer over taal en meertaligheid.  

  • Je kan de thuistaal van je kind doorheen de dag en op verschillende manieren stimuleren: 

    • Wees creatief: speel taalspelletjes, zing liedjes of verzin rijmpjes. 
    • Kijk samen naar tv of lees samen boekjes in de thuistaal. En praat erover met je kind, laat je kind vertellen wat er gebeurt. 
    • Ga op zoek naar leuke plekjes waar de taal wordt gesproken, bijvoorbeeld een speelplein in de buurt waar kinderen zijn die dezelfde taal spreken. 
    • Maak de thuistaal herkenbaar: bezoek familie of vrienden die dezelfde taal spreken. Zo laat je zien dat jullie thuistaal ook door andere mensen buiten je gezin gebruikt wordt. 
    • Geef geregeld complimentjes over wat je kind al kan, toon dat je fier bent. 

    Lees meer over taal en meertaligheid.

  • Een kind leert in de kinderopvang of op school vrij snel een nieuwe taal, ook al heeft hij of zij die taal nog maar weinig of helemaal niet gehoord. 

    Wees niet ongerust als je kind op een later moment in contact komt met een nieuwe taal. Als je kind een stevige basis heeft in de thuistaal, zal dat enorm helpen om een nieuwe taal te leren. 

    Tips om je kind hierbij te ondersteunen: 

    • Er is geen reden om thuis plots anders te doen dan daarvoor: het is en blijft belangrijk om de thuistaal te blijven spreken. Dit om te vermijden dat je kind die taal zou verliezen omdat de taal minder aanwezig is in zijn of haar dagelijks leven.  

    • Reageer positief tegenover alle talen die je kind leert, bv: ‘Wow! Ken je al zoveel woorden in het Nederlands?’  

    • Kinderen moeten de tijd krijgen om de nieuwe taal te verwerken en begrijpen. Dwing je kind niet om in die taal te spreken. 

    • Ben je bezorgd? Bespreek dit dan met de kinderbegeleider of kleuterjuf. 

    Lees meer over meertalig opvoeden.

  • Helemaal niet. De meeste meertalige kinderen mixen talen door elkaar, op een spontane manier. Dit is volledig normaal en natuurlijk bij kinderen die meertalig opgroeien. Het is zelden een teken van taalachterstand of taalontwikkelingsproblemen.  

    Hoe komt dat nu juist? Jonge kinderen kunnen nog geen onderscheid maken tussen de verschillende talen. Dit lukt hen pas tussen de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Ze leren begrijpen dat de ene taal met die persoon wordt gesproken en de andere taal met een andere persoon. En ze leren zelf om die talen uit elkaar te houden. 

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • Intensief en langdurig een fopspeen gebruiken heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van tong-, lip- en kauwspieren. Dit heeft op zijn beurt weer een negatieve invloed op de ontwikkeling van het gebit en de spraak en taal. 

    Ook al stopt een kind met de fopspeen voordat de tanden wisselen of voor de taalontwikkeling op volle vaart is, kan dit een negatieve invloed hebben op de verdere ontwikkeling door de verslapping van de mondmotorische spieren. Hoe sneller een kind stopt met een fopspeen te gebruiken, hoe sneller en beter het spierevenwicht zich kan herstellen

    Gebruik een fopspeen verstandig, beperkt en niet te lang

    • Niet elke baby heeft een fopspeen nodig. Als je baby erg veel behoefte heeft aan veiligheid en geborgenheid, gepaard met een sterke zuigreflex, dan kan een fopspeen helpen. 
    • Duim- en vingerzuigen heeft een grotere impact dan het gebruik van een fopspeen en is moeilijker af te leren. Je kan daarom overwegen om een fopspeen in te zetten om duim- en vingerzuigen op jonge leeftijd tegen te gaan. 
    • Beperk het gebruik van een fopspeen tot de eerste levensmaanden en enkel tot momenten van inslapen. Gebruik de fopspeen niet te veel als een susmiddeltje.  
    • De vorm van de fopspeen heeft geen invloed op spraak- en taalontwikkeling. De duur van het gebruik van een fopspeen wel.  
    • Het materiaal van de fopspeen is best zo flexibel mogelijk (bv. rubber of siliconen).
    • Let op met fopspenen die worden ingezet om het stoppen te bevorderen. Vaak zijn dit fopspenen met een gevuld, massief zuiggedeelte. Hoe harder het materiaal, hoe meer impact dit heeft op de vorm van het gebit en het verhemelte. We raden het gebruik van deze fopspenen daarom af.  

    Lees meer over het gebruik van een fopspeen en over taalontwikkeling

  • Uit onderzoek blijkt dat tablets of tv (en ander 'hightech'-speelgoed) niet bijdragen aan de taalontwikkeling van een jonge baby. 

    Een baby heeft vooral interactie nodig. Baby's moeten kunnen communiceren met hun omgeving om zich (talig) te ontwikkelen. Bij een tablet of tv is die interactie er niet. Door niet te delen wat het kind op het scherm zag, wordt deze interactie beperkt.

    Betekent dit dat tablets en tv slecht zijn voor een baby? Neen, op voorwaarde dat ze gebruikt worden binnen een taalrijke context of samen met de ouders, grootouders of andere opvoeders. Je kijkt bv. samen naar een filmpje en vertelt er bij of je kijkt samen tv en zingt, ... 

    Het is pas later, als een kind ouder is dan twee jaar, dat de tv een effect kan hebben op taalontwikkeling en woordenschat.  

    Lees meer over taalontwikkeling

  • Een baby herkent redelijk snel geluiden, ongeveer tussen 0 en 3 maanden. Een huilende baby die in het begin pas rustig wordt nadat je hem of haar oppakt, zal na enkele maanden leren stil te worden als je tegen hem of haar praat.

    Het begrijpen van taal van je kind gaat veel sneller dan het spreken. Ook al zegt je kind nog geen woordjes, hij of zij zal al snel begrijpen wat je bedoelt als je bijvoorbeeld zegt ‘we gaan naar buiten’.

    Je baby begint de eerste woordjes zoals ‘mama’, ‘bal’ te herkennen vanaf ongeveer 6-8 maanden en begrijpt steeds meer van wat jij zegt, ook al kan je baby zich nog niet in woorden uitdrukken. Vraag maar eens ‘Waar is je auto?” en je baby zal er wellicht naar op zoek gaan. Je baby zal ook de verschillende toonvariaties begrijpen en zal dus het verschil herkennen tussen een vriendelijke of een boze toon.

    Lees meer over taalontwikkeling.

  • Zeker! Iedereen die een taal genoeg én kwaliteitsvol kan praten met je baby draagt bij aan de taalontwikkeling van je kind in een bepaalde taal. Grootouders dus ook!

    Er zijn wel een aantal belangrijke dingen om rekening mee te houden:

    • Hoe vaak zien de grootouders het kind?
    • Zijn er veel gesprekken tussen grootouder en kind als zij elkaar zien? 
    • Is de grootouder zelf taalvaardig in die taal?

    Enkele voorbeelden: Als een grootouder een dag per week op je kind past en doorheen de dag actieve gesprekken voert, zingt,… in zijn of haar moedertaal, is er veel kans dat je kind die taal vlot zal leren. Een baby die een taal maar twee uren per week via de grootouders hoort, krijgt weinig kansen om die taal te leren.

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • Er wordt vaak gedacht dat baby’s die verschillende talen horen van hun ouders in de war geraken. En dat ze deze talen niet van elkaar zullen kunnen onderscheiden en niet goed kunnen leren. Dit is een veel voorkomende misvatting.

    Meerdere talen tegelijk aanbieden is meestal geen probleem. Baby’s die vanaf de geboorte met twee of meerdere talen worden opgevoed, leren die talen net zo goed als kinderen die één taal leren.

    Als je de taal spreekt die je zelf goed kan en de verschillende talen vaak en goed worden aangeboden, kan je kind verschillende talen tegelijk leren.

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • De zwangerschap is een heel goed moment om stil te staan bij hoe je je kind meertalig wil opvoeden.

    Het allerbelangrijkste is dat je baby zoveel mogelijk en op een natuurlijke manier in contact komt met de talen die je voor hem of haar kiest! Op voorhand samen nadenken en afspraken maken helpt om het vol te houden. Tegelijkertijd kan het zijn dat je na een tijd andere keuzes maakt, en ook dat is normaal.

    Op de pagina meertalig opvoeden vind je heel wat interessante informatie. 

  • In Vlaanderen groeien heel wat kinderen op in een meertalig gezin: minstens 1 op 4 kinderen spreekt meer dan één taal. Soms leren ze die vanaf de geboorte, dan weer praten ze een andere taal thuis en leren ze Nederlands op school of in de kinderopvang. Elk gezin maakt z’n eigen keuze. Soms spreken mama en papa consequent elk een andere taal met hun kind, soms is het de context die de taal bepaalt. Bijvoorbeeld met de grootouders taal X, in de winkel taal Y en thuis taal Z.

    Een ideale aanpak bestaat niet: alles hangt af van de situatie, wensen en mogelijkheden van het gezin. Er bestaat geen ‘beste strategie’ voor iedereen.

    Ouders kiezen het best voor een taal waar ze zich goed kunnen in uitdrukken en waarbij ze zich goed voelen. Zo leren kinderen het best talen: als ze een stevige basis hebben in hun thuistaal, verloopt andere talen leren een stuk vlotter.

    Gaat je kind straks naar een Nederlandstalige school en spreken jullie thuis een andere taal? Zorg er dan voor dat het via andere mensen in je omgeving – kinderopvang, buren of familie – toch al kennismaakt met het Nederlands. Stel je zelf ook positief op tegenover alle talen, dan zal je kind dat ook doen.

    Lees meer over meertaligheid

  • ‘Tuut Tuut’ zeggen als je ‘auto’ bedoelt, raden we af. Je leert je kind het best meteen de correcte woorden, zo zorg je ervoor dat je kind voortdurend nieuwe woorden leert.

    Hoe meer woorden jij gebruikt, des te meer je je kindje uitdaagt met zijn of haar woordenschat en hem of haar een rijke taal aanleert.

    Zit je kind in de brabbelfase, dan mag je natuurlijk rustig meebrabbelen, puur voor de fun! Je zal merken dat dat hem of haar aanmoedigt om volop te oefenen. Zolang je ook nog échte taal gebruikt om met je kind te communiceren, is meebrabbelen alleen maar positief.

    Als je kind begint te praten, zal hij of zij ongetwijfeld fouten maken. Corrigeer je kind niet expliciet: dat maakt hem of haar onzeker en terughoudend. Op deze leeftijd is experimenteren belangrijker dan correct praten, dus behoud de spontaniteit. Zelf blijf je natuurlijk het goede voorbeeld geven door het correcte woord te gebruiken. Bijvoorbeeld: Je kind heeft een speelgoedauto in zijn of haar hand en zegt "Tauto". Jij antwoordt: "Ja, dat is een mooie auto, hè!"

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

  • Geen paniek. De taalontwikkeling van jonge kinderen verloopt heel grillig. Dat wil zeggen dat je kind op sommige momenten trager vooruit gaat qua taal. Dat is heel normaal, misschien concentreert hij of zij zich vooral op leren rollen of kruipen. Elk kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. Sommige kinderen zeggen hun eerste woordje als ze 10 maanden zijn, terwijl anderen pas met 20 maanden een duidelijk woord uitbrengen.

    Aan woordjes gaat trouwens een brabbelfase vooraf. Je hoort dan vooral een opeenvolging van dezelfde lettergrepen, zoals ‘da-da-da’ of ‘ma-ma-ma’.

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind. 

  • Doe vooral waar je blij van wordt! Zolang je maar veel praat met je kind. 

    Zelfs met een jonge baby kan je al volop gesprekjes voeren. Je voert ze spontaan, tijdens alledaagse activiteiten zoals eten, verluieren of het badje. Als je graag zingt, is dat ook heel goed. Probeer ook eens knisperboekjes, badboekjes, stoffen boekjes en boekjes in felle kleuren. Je kind voelt, proeft en ontdekt zo heel wat nieuwe dingen. Laat ze overal in huis rondslingeren want je kind leert ze al spelenderwijs kennen.

    Experimenteer volop: je kan niets verkeerds doen! Het omslaan van de pagina’s alleen al is interessant. Daarna volgen de prentjes en het verhaaltje. Kind en Gezin werkt samen met 'Iedereen Leest' voor Boekstart. Zo willen we ouders met hun jonge kinderen laten genieten van boeken.

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

  • Vooraleer baby’s hun eerste woordjes zeggen, zijn ze al volop taal aan het leren. Eerst begrijpen ze wat anderen zeggen, pas later gaan ze zelf spreken. Door veel te praten met je baby, zorg je ervoor dat hij of zij taal leert. Bovendien herkent je baby je stem van tijdens de zwangerschap en dat geeft vertrouwen.

    Benoem wat je doet, dat brengt rust. Zeg tijdens het aankleden bijvoorbeeld ‘Nu steek ik je armpje in de mouw’. Als je dat telkens herhaalt, wordt het een ritueel waarbij je kindje niet alleen taal leert, maar ook de wereld om zich heen verkent en vertrouwt.

    Lees meer over de taalontwikkeling. 

Voeding (3)

  • Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.

    Maar: de eerste 6 maanden heeft de baby alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je baby geen melkvoeding zal drinken.
    Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.

    Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je baby per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je baby ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.

    Kies bij voorkeur plat, mineraalarm water.

  • Om aan een flesje te leren drinken moet een baby voldoende kunnen oefenen. Dwingen heeft een averechts effect en vermijd je beter. Blijf zelf rustig en biedt dagelijks een fles aan. Enkele tips die kunnen helpen:

    • Verwacht niet onmiddellijk succes, het is heel normaal dat je baby moet wennen aan de nieuwe ervaring.
    • Gebruik de eerste keren vers afgekolfde melk, zodat er geen smaakverschil is.
    • Bied het flesje aan als je baby voldoende hongerig is.
    • Plaats je baby in een wipstoeltje zodat je beide handen vrij hebt en je je baby kan aankijken.
    • Duw de speen niet in het mondje, maar laat je baby zelf aanhappen door de bovenlip aan te raken met de speen. Net als bij borstvoeding moet de speen voldoende diep in het mondje gebracht worden. Eventueel kan je een beetje moedermelk op de speen druppelen.
    • Houd de fles bij de ring vast en zorg ervoor dat de speen midden in het mondje blijft, licht naar het verhemelte gericht.
    • Oefen enkele minuten, onderbreek kort en oefen daarna opnieuw enkele minuten. Blijft je baby weigeren, geef dan na een korte onderbreking de borst. 
    • Je kan eens een andere speen uitproberen: een andere vorm, ander materiaal … Lijkt het met een bepaalde speen iets beter te lukken, blijf dan oefenen met die speen. Te vaak wisselen van speen kan verwarrend zijn voor je baby.
    • Huilt je baby, stop dan even om te troosten. Leid je baby af en help de emoties te kalmeren door afleiding, rondwandelen, wiegen, zacht zingen of met je baby praten.
    • Raakt je baby telkens overstuur omdat het de moedermelk ruikt, laat dan iemand anders, die rustig en ontspannen is, de fles geven. Krijgt je baby net meer stress als mama niet in de buurt is, dan probeer je dit beter niet. 
    • Lukt het je baby om 20 ml moedermelk uit de fles te drinken? Fantastisch! Nu moet je baby voldoende kunnen oefenen: geef minstens 3 voedingen na elkaar een fles met afgekolfde melk. Daarna kan je nog enkele dagen borstvoeding en flesvoeding afwisselen. Blijft flesvoeding goed lukken, ga dan verder met 1 fles per dag zodat je baby het niet opnieuw verleert. 
    • Afhankelijk van de leeftijd van je baby kan je andere manieren van voeden overwegen: ingedikt papje, cupje, bekertje…
    Twijfels of vragen?

    Als je kindje blijft weigeren of als je echt ongerust bent, kan je advies en ondersteuning aan je verpleegkundige vragen. Soms is een individuele aanpak nodig. Zij zal samen met jou op zoek gaan naar de meest geschikte oplossing die rekening houdt met jouw specifieke situatie.

  • Een baby die steeds in slaap valt aan de borst, is erg lastig voor de mama. 

    In de eerste weken zou je baby minstens 8 tot 12 voedingen per 24 uur moeten hebben om een goede melkproductie op gang te brengen. Tijdens de borstvoeding zou je baby minstens 10 à 20 minuten actief moeten drinken. Meestal hoort je als mama de baby ook ook slikken. 

    Als je baby minder frequent borstvoeding vraagt of tijdens de borstvoeding te passief is, zal je baby minder melk binnen krijgen dan hij of zij nodig heeft. Je baby zal dan minder plassen en stoelgang maken en zijn of haar groei zal vertragen. Een ander gevolg is dat de melkproductie onvoldoende gestimuleerd wordt of dat de borst onvoldoende leeggedronken wordt, wat op een verstopt melkkanaaltje of een borstontsteking kan veroorzaken.

    Het is dus zowel voor de baby als voor de mama belangrijk dat de slaperige baby goed gewekt wordt voor een voeding.

    Mogelijke oorzaken

    • een langdurige bevalling of bepaalde medicijnen die de mama tijdens de bevalling gekregen heeft
    • lichamelijke problemen bij je baby zoals geelzucht of een infectie

    Tips

    • Als je baby moeilijk te wekken is of als je denkt dat hij of zij te weinig voeding krijgt, raadpleeg dan je verpleegkundige, vroedvrouw of lactatiekundige. Mogelijk is ook een controle door een arts nodig om uit te sluiten dat er een medisch probleem aan de oorzaak van de slaperigheid ligt.
    • Extra aandacht is nodig bij een baby met geelzucht. Een baby met een hoge bilirubineconcentratie in het bloed is vaak suf. Hij of zij lijkt tevreden, maar is te slaperig om voldoende te eten. Herken je dit, neem dan zo snel mogelijk contact op met je arts.

    Voor de borstvoeding

    • Houd je baby rechtop en praat tegen hem of haar.
    • De handjes en de voetjes masseren en over zijn of haar rug wrijven maakt je baby alert. 
    • Door kleedjes uit te doen en de luier te wisselen, wek je je baby. 
    • Je kan zijn of haar voorhoofd en gezichtje met een koele vochtige doek deppen
    • Masseer enkele druppels moedermelk uit je tepels.

    Tijdens de borstvoeding

    • Een voldoende alerte baby zal zijn of haar mondje ver open doen tijdens het aanhappen.
    • Maak huidcontact bij het aanleggen.
    • Probeer een zittende houding aan (bv. rugbyhouding)
    • Wissel vaker van borst tijdens 1 borstvoeding.
    • Borstcompressie zorgt ervoor dat de melk sneller zal stromen waardoor je baby minder snel terug in slaap zal vallen. Omvat daarom, op het moment dat je baby zuigt, je borst stevig en zo dicht mogelijk bij de ribbenkast. Je mag gerust wat druk uitoefenen, zolang het maar geen pijn doet. Wanneer je baby stopt met zuigen, laat je de druk weg. Je kan je hand nu eventueel een beetje verplaatsen en zodra je baby weer zuigt, de druk verhogen op een andere plaats, maar steeds dichtbij de borstkas en dus achter de gevulde melkklieren.

Zindelijkheid (5)

  • Zindelijk worden valt voor veel kinderen samen met de peuterpuberteit . Het is de periode waarin je kind ontdekt dat hij of zij zelf dingen kan bepalen, invloed kan hebben op de omgeving en graag controle heeft over hoe de dingen verlopen. Wanneer je peuter niet zelf kan bepalen wat er gebeurt, verzet hij of zij zich vaak.  

    Wat nu? 

    • Structuur in de potmomenten kan helpen. Bied het potje op vaste momenten in de dag aan. Je kind weet dan wat er verwacht wordt.  
    • Geef bij voorkeur een duidelijke instructie, maar geef je kind ook een keuze. Bijvoorbeeld op de vraag ‘Kom je op het potje?’ zal een peuter wellicht ‘nee’ antwoorden. Zeg daarom: ‘Kom, we gaan op het potje! En waar wil je dat ik het potje zet?’. 

    Veranderingen in het leven van je kind kunnen heel wat aanpassing vragen en gepaard gaan met spanning. Een verhuis, de komst van een nieuwe baby, een grootouder die ziek wordt ... kunnen ervoor zorgen dat zindelijk worden even minder vlot gaat of dat je kindje zelfs en stap terugzet. Heb vertrouwen en geduld, meestal gaat het weer goed zodra er weer meer rust is.  

    Hoe kan je best reageren? 

    • Maak je niet onmiddellijk zorgen en pas je verwachtingen aan. Besef waarom er even een terugval is in het zindelijk worden van je kind. 
    • Geef je kind tijd om aan de nieuwe situatie te wennen. 
    • Blijf je kind motiveren en vertrouwen geven. 
    • Maak opnieuw afspraken met de andere verzorgers (kinderopvang/school/familie/vrienden) over hoe je hier best mee omgaat. 

    Het kan ook zijn dat je kind geschrokken is van de reactie van een volwassenen tijdens een toiletmoment (bv. grootouder die een andere aanpak heeft of andere verwachtingen in de kinderopvang). Ga in gesprek hierover. Zoek samen naar afstemming en hoe je kind terug vertrouwen kan krijgen.   

    Als je geen verbetering ziet na enkele weken, vraag dan hulp. Je kan terecht bij het Huis van het Kind in jouw buurt voor het lokale aanbod of contacteer de Kind en Gezin-Lijn. 

  • Als een kind stoelgang smeert, kan dit verschillende oorzaken hebben: 

    1. Vaak is het een onschuldige vorm van spel. Je kind kan toevallig ontdekken dat het stoelgang kan uitsmeren en dit leuk vinden. Voor je kind is het een spel of een manier om aandacht van jou te krijgen. Het kan ook een vorm van leren en ontdekken zijn waarbij je kind benieuwd is wat kaka is en wat je ermee kan doen. Als je kind in de gevoelige periode zit om zindelijk te worden, kan hij of zij gefascineerd zijn door pipi en kaka. Zo ontdekt je kind ook dat het ermee kan kliederen en smeren. 

      Hoe kan je best reageren: 
      - Merk je aan de houding of gedrag dat je kind stoelgang maakt (bv. wegkruipen, op z'n hurkje zitten, rood gezichtje (van het persen) ...)? Verschoon de luier best zo snel mogelijk, zodat je kind niet de gelegenheid krijgt om te gaan smeren.  
      - Geef je kind volop de kans om met andere kliedermaterialen in de weer te zijn. Laat je kind dus veel smeren met vingerverf, kliederen met klei, modder, brooddeeg …  Als je kind voldoende kan experimenteren met andere materialen, is z'n behoefte om te smeren vaak voldoende gestild. 

       
    2. Een andere mogelijke verklaring is dat het niet zo goed gaat met je kind, dat er een probleem speelt  waardoor je kind erg gespannen is. Daardoor kan een kind wat terugvallen in de ontwikkeling en een grote behoefte krijgen aan smeren met ontlasting. Vooral bij kinderen ouder dan twee jaar kan het smeren van stoelgang een teken zijn dat er meer aan de hand is. 

      Hoe kan je best reageren: 
      - Zie je naast het smeren ook andere signalen van spanning of stress (bv. moeilijk eten, moeilijk slapen, stil of teruggetrokken …)? Ga dan na of er belangrijke gebeurtenissen in het leven van je kind hebben plaatsgevonden of misschien nog plaatsvinden. Het gaat over dingen die zoveel energie van je kind vragen dat het zich moet afreageren.   
      - Zoek manieren waarbij het kind zich kan ontspannen of opladen (bv. meer koestertijd, samen spelen, spreken over de veranderingen ...)

    Als je geen verbetering ziet na enkele weken, vraag dan hulp. Je kan terecht bij het Huis van het Kind in jouw buurt voor het lokale aanbod of contacteer de Kind en Gezin-Lijn. 

  • Elk kind wordt zindelijk op zijn eigen tempo. Je kan het proces niet versnellen, maar wel positief stimuleren.

    Naar de kleuterschool

    Is een kind nog niet zindelijk als het naar school gaat, bespreek dit dan met de kleuterleid(st)er. Een kind mag hiervoor niet geweigerd worden. Je kan samen bekijken hoe en wanneer je met de zindelijkheidstraining start. Zindelijkheid hoort bij het opgroeien en is niet iets waarover je je moet schamen. 

    Scholen kunnen wettelijk geen kinderen weigeren omdat ze niet zindelijk zijn. Als ze dat toch doen en een gesprek hierover weigeren, kan de ouder een klacht indienen bij het departement onderwijs.

    Naar de buitenschoolse opvang

    Zindelijk worden is niet voor elk kind even gemakkelijk. De opvang mag kinderen niet discrimineren op basis van hun gezondheid of fysieke toestand. Daarom mogen kinderen niet systematisch geweigerd worden als ze niet zindelijk zijn, ook niet via het huishoudelijk reglement.

    Aanbevelingen voor de opvang: 

    • Stippel een beleid uit voor het opvolgen van het zindelijkheidsproces. 

    • Maak dat beleid kenbaar aan de ouders. Het beleid kan opgenomen worden in het huishoudelijk reglement. 

    • Zorg voor een goede afstemming met de ouders, bv. op hetzelfde moment en op dezelfde manier beginnen met de zindelijkheidstraining. 

    • Als buitenschoolse opvang kan het nuttig zijn om daarover te overleggen met de scholen.

  • Mijn 3-jarige peuter is 6 maanden zindelijk, maar wil enkel kaka doen in zijn luier. Als ik hem dwing om kaka in het potje te doen, geraakt hij in paniek en hij krijgt ook last van obstipatie. Zijn er tips om ons te helpen? 

    Sommige peuters kunnen angstig zijn om stoelgang te maken op het potje en wachten ermee tot ze een luier aanhebben. Ze kruipen dan vaak even weg in een hoekje om daar rustig hun behoefte te doen. 

    Maak daar niet te snel een probleem van. Vaak vinden kinderen het moeilijk om afscheid te nemen van hun stoelgang. Het lijkt of ze een deeltje van zichzelf afgeven en dat begrijpen ze niet altijd goed. Ze houden daarom nog even vast aan de ‘veilige luier’. Normaliseer zoveel mogelijk het toiletgebeuren.  

    Kinderen leren ook van wat ze zien. Door het kind mee te nemen als je zelf naar het toilet gaat, leert het dat dat een normaal gebeuren is. Vertel wat er gebeurt, waar alles naartoe gaat (bv. laat je kindje doorspoelen) … Je kan ook samen naar het toilet gaan (ouder op het toilet, kind op het potje).  

    Hoe kan je best reageren?

    • Je kind voelt dat het stoelgang moet maken. Dat is positief. Moedig dit aan en verwacht nog niet dat het op het potje gebeurt. Het is heel belangrijk dat je kind regelmatig kaka doet en het niet dagenlang ophoudt.   
    • Laat je kind een rustige plek zoeken en laat het zelf bepalen waar het potje moet staan.   
    • Geef je kind tijd. Na enkele weken zal je kind ook spontaan kaka doen op het potje.   
    • Merk je dat dat niet lukt, dan kan je de volgende stappen inbouwen:   
    1. met luier op het potje   
    2. met luier los op het potje   
    3. luier open in het potje leggen   
    4. zonder luier op het potje   

    Ga ook na waarom je kind bang is. Heeft het kind bijvoorbeeld harde stoelgang die pijn doet en heeft het daarom schrik om op het potje te gaan? 

    Tips bij harde stoelgang

    • Stimuleer je kind om voldoende te drinken, bij voorkeur water. Dit maakt de stoelgang zachter. 
    • Zorg ervoor dat je kind genoeg vezels eet door voldoende groenten en fruit aan te bieden. 
    • Laat je kind voldoende bewegen (lopen, klimmen…).

    Praat met je kind over hoe het toiletgebeuren kan verlopen

    Kinderen kunnen ook angstig reageren als ze te weinig zelf kunnen bepalen wat er gebeurt. Praat met je kind over hoe het toiletgebeuren best verloopt. Zoek waar jouw kind zelf graag in beslist (bv. de plaats van het potje, zelf het potje leegmaken in het toilet …). Hou zelf vertrouwen en geef je kind de ruimte om hierin stapjes vooruit te zetten. Je kan je kindje aanmoedigen in zijn zelfstandigheid door te bevestigen dat hij al veel kan en al groot is.  

    Twijfels of vragen?

    Als je geen verbetering ziet na enkele weken, vraag dan hulp. Je kan altijd informeren bij het Huis van het Kind in jouw buurt voor het lokale aanbod of contacteer de Kind en Gezin-Lijn. 

  • Maak je niet onmiddellijk zorgen als je baby een paar dagen overslaat met zijn of haar ontlasting. Het stoelgangpatroon is immers sterk verschillend bij baby's en wordt beïnvloed door de voeding (en voeding van de mama bij borstvoeding). Een verandering van stoelgangspatroon kan ontstaan als er veranderingen in de voeding worden aangebracht: veranderen van kunstvoeding, voeding van de mama bij borstvoeding of het introduceren van nieuwe groenten of fruit in de vaste voeding.

    Raadpleeg een arts als de stoelgang erg vast is van structuur, als je kind erg huilt en pijn vertoont of als er klachten optreden zoals braken, koorts, slechte gewichtsevolutie of voedselweigering.

    Voeg géén suiker, meel, olie of wat dan ook toe aan de melkvoeding en experimenteer niet zelf met medicatie, glycerinesuppo's of andere laxeermiddelen.

Zwangerschap en geboorte (7)

  • Borstvoeding heeft geven geen nadelig effect op de vorm van de borsten. Factoren die wel een invloed hebben op het doorhangen van de borsten zijn: overgewicht, roken, de leeftijd, een grote maat van de borsten vóór de zwangerschap en het aantal zwangerschappen. Terwijl elke volgende zwangerschap de borsten meer kan doen doorhangen, blijkt borstvoeding dit effect niet te verergeren.

  • Verfsoorten op waterbasis zijn een goede keuze, maar je past er toch best nog mee op.

    Verven, lakken en vernissen bevatten immers vluchtige organische stoffen die ook vrijkomen als de verf al lang gedroogd is en de geur verdwenen is. Het is dus heel belangrijk om goed te verluchten, ook na het verven. 

    Lees meer over gezond zwanger zijn

  • Je mag met je pasgeboren baby direct buiten komen. Dat is gezond voor je kindje. De zonnestralen zorgen voor de aanmaak van vitamine D en stevige botten. 
    Pas de kleding van je baby en zijn bedekking (wandelwagen ...) aan de omgevingstemperatuur aan. Bescherm je kindje in de zomer extra tegen de zon en in de winter tegen de koude. Is de baby te vroeg geboren of is zijn gewicht erg laag, vraag dit dan toch even na bij de arts.

  • Tijdens de zwangerschap vast je beter niet.

    Neem een beslissing die voor jou goed aanvoelt. Sta achter je keuze en luister naar je lichaam. Voel je niet schuldig als het niet zou lukken. Je mag stoppen met vasten. Je mag ook het vasten een dag of een paar dagen onderbreken.

    Er zijn geen gevaren of nadelige gevolgen voor de ongeboren baby.

    Als mama kan je wel last krijgen tijdens periodes van vasten, zoals misselijkheid. Dat is individueel afhankelijk. Ervaar je te veel ongemakken, dan kan je best je vroedvrouw of arts contacteren.

    Uiteraard is het belangrijk aandacht te hebben voor gevarieerde voeding tijdens je zwangerschap, met aandacht voor voldoende groenten, fruit, voedingsvezels en vocht.

  • Wat je eet tijdens de zwangerschap, kan je ongeboren baby schaden en het risico verhogen op kinderkanker.

    Het is onmogelijk om alle kankerverwekkende stoffen weg te laten uit je voeding. Wel kan je bepaalde stoffen zoveel mogelijk vermijden, zoals zwarte korstjes die bij het bakken ontstaan of frieten die te bruin werden door te lang te frituren.

    Uit onderzoek blijkt dat een aantal kankerverwekkende stoffen die in het bloed van zwangere vrouwen circuleerden na het eten van bepaalde producten, werden teruggevonden in het navelstrengbloed. Dit betekent dat ze de moederkoek kunnen passeren en de foetus bereiken. Het gaat om:

    • acrylamide dat ontstaat bij het frituren van aardappelproducten zoals frieten (als ze bruin worden) en chips
    • polycyclische aromatische koolwaterstoffen die ontstaan als je eten laat aanbranden, bv. tijdens grillen en barbecueën
    • verbrande vetten uit plantaardige oliën
    • nitrosaminen uit gerookte vlees- en visproducten en charcuterie
    • dioxines uit vlees, vis en zuivel
  • Steviolglycosiden (beter bekend als Stevia) zijn extracten uit de blaadjes van de steviaplant, een plant uit Zuid-Amerika. Deze zoetstof:

    • is 200 tot 300 keer zoeter dan gewone suiker
    • heeft geen effect op de bloedsuikerspiegel en is daarom geschikt voor mensen met diabetes
    • is tandvriendelijk
    • is van natuurlijke oorsprong (niet synthetisch zoals aspartaam of cyclamaten)
    • is veel duurder dan suiker
    • heeft een bittere, drop-achtige nasmaak die niet door iedereen geapprecieerd wordt. De bitterheid neemt af als stevia wordt gemengd met suikers zoals sacharose, fructose of glucose.
    • levert geen calorieën. Producten waarin stevia is verwerkt, bevatten wel calorieën omdat in het algemeen maar een derde van de suiker vervangen kan worden door stevia omwille van de bittere nasmaak. Producten gezoet met Stevia hebben wel vaak tot 30% minder calorieën dan vergelijkbare producten. 
    • is hittestabiel dus ook geschikt voor gekookte en gebakken producten. 

    Stevia mag sinds 2011 in de Europese Unie gebruikt worden. Het is een veilige zoetstof zolang het gebruik onder de aanvaardbare dagelijkse inname blijft. Het is niet omdat stevia uit planten gehaald wordt en dus 'natuurlijk' is, dat het onbeperkt kan gebruikt worden. De aanvaardbare dagelijkse inname is op advies van de European Food Safety Authority (EFSA) vastgelegd op 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag. In de Europese wetgeving staat voor welke producten het gebruik is toegestaan: in light frisdranken en light bier, yoghurtdranken, ijs, desserts, vruchtennectar, confituur, snoep, chocolade, kauwgom, salades, soepen, sauzen en tafelzoetstoffen. Het is wettelijk verplicht de aanwezigheid te vermelden in de ingrediëntenlijst op het etiket. Voor voedingsmiddelen met steviolglycosiden moet er staan: 'zoetstof: steviolglycosiden' of 'zoetstof: E960'. 

    Bij kinderen wordt de aanvaardbare dagelijkse inname sneller bereikt. We raden voor kinderen het gebruik van (kunstmatige) zoetstoffen, ook stevia, af.

     

  • Ook wanneer je zwanger bent kan je verder borstvoeding geven, als je dat wenst.

    Hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap kunnen invloed hebben op de borstvoeding:

    • Meer gevoeligheid in tepels of borsten.
    • Verminderde melkproductie, vooral in het begin van de zwangerschap. 
    • De melk smaakt zouter

    Je kan soms samentrekkingen van de baarmoeder voelen tijdens het voeden. Op voorwaarde dat er geen risico op vroeggeboorte is, kan dit meestal geen kwaaad. Vraag advies aan je arts als je twijfelt. 

    Als je zwanger bent en borstvoeding geeft, vraagt dit heel wat van je lichaam. Voldoende rust en een gezonde levenswijze zijn dan extra belangrijk. Met extra hulp uit je omgeving kan je misschien wat vaker ontspannen.

Adoptie (16)

  • Je kan zowel een minderjarige als een meerderjarige adopteren.  

    Het Haags adoptieverdrag is echter enkel van toepassing op minderjarigen en er is dus geen interlandelijke overbrenging voorzien voor een meerderjarige. Een meerderjarige met verblijfplaats in het buitenland kan dus geen visum krijgen in het kader van een interlandelijke adoptie om de adoptieprocedure hier in België verder te zetten. De adoptie van een meerderjarige dient dus ofwel in België plaats te vinden, ofwel in het buitenland, waarna men deze buitenlandse adoptie eventueel ter erkenning kan voorleggen. 

    Bij een adoptie van een meerderjarige zijn de regels van het wetboek internationaal privaatrecht van toepassing, niet die van het Haags adoptieverdrag. Wij hebben bijgevolg geen bevoegdheid om tussen te komen bij adopties van meerderjarigen. Meer info over deze wetgeving vind je terug in het wetboek van het internationaal privaatrecht

    Voor een adoptie van een meerderjarige dien je alleszins 15 jaar ouder te zijn dan de geadopteerde. 

    Belangrijk is ook om te kijken of je in het land van herkomst ook in aanmerkingen komt om te adopteren. Hiervoor neem je best contact op met de centrale of bevoegde autoriteit inzake adoptie van het herkomstland

    Heb je toch nog meer vragen hierover? Neem dan gerust contact op met onze Federale Centrale Autoriteit inzake Adoptie (FOD Justitie). 

  • Bij de Familierechtbank is het mogelijk om inleidende procedurestukken (verzoekschriften), stukkenbundels, conclusies en begeleidende brieven neer te leggen via e-Deposit.

    BELANGRIJKE INFO

    • ALLE documenten moeten in pdf-formaat opgeladen worden!
    • Bij het neerleggen van een verzoekschrift dient er een bijdrage aan het fonds voor juridische tweedelijnsbijstand betaald worden.
      • Het rekeningnummer per rechtbank vindt u in dit overzicht.
      • Je doet dit best op voorhand, zo kan je bij het neerleggen van het verzoekschrift al een betalingsbewijs (in pdf-formaat) toevoegen aan het verzoekschrift. 
      • Vergeten? Geen nood. Je krijgt achteraf nog een vraag tot betaling toegestuurd van de FOD Financiën via ‘Mijn Burgerprofiel’, E-box, Doccle, etc. maar daar gaat dan weer wat extra tijd over.
    • Een voorbeeldverzoekschrift kan je hier downloaden. Je dient dit dus nog aan te passen zodat dit correct is voor jouw specifieke situatie.
    • Achteraan het verzoekschrift staat een lijstje met toe te voegen bijlagen. De meesten kunnen eenvoudig online aangevraagd worden via Mijn Burgerprofiel.


    NEERLEGGING STAP VOOR STAP
    Je kan je bij ‘e-Deposit’ aanmelden via e-ID (identiteitskaart + kaartlezer), Itsme, tokenkaart, …
    Je krijgt dan een aantal zaken die u moet selecteren.

    • categorie: kies 'documenten in zaak'
    • hoedanigheid: kies 'burger'
    • actie: 'documenten neerleggen'
    • Klik op 'volgende'
      • Type instantie: kies 'rechtbank van eerste aanleg'
      • Locatie (en afdeling) van de instantie: selecteer de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg die bevoegd is voor jouw woonplaats
      • Rol/systeemnummer: geef '1970/70/B' in. Dit is een rolnummer voor het opstarten van een nieuw dossier.
      • Neerleggen van een: kies 'brief'. In de toekomst zou er mogelijk een aparte optie 'verzoekschrift' moeten bijkomen, maar voorlopig mag er dus de optie 'brief' gebruikt worden.
      • Klik op 'naar neerlegging'
        • Klik op 'bladeren' en kies de bestanden.
        • Klik op 'bevestigen'

    Je kan deze info ook nalezen op deze pagina van de FOD Justitie.

  • Je bent doorgestroomd voor interlandelijke adoptie, maar overweegt om nu toch voor een binnenlandse adoptie te gaan? Dit kan, maar er zijn wel enkele zaken waar je rekening mee dient te houden bij heroriëntatie naar binnenlandse adoptie.

    Bij de binnenlandse adoptiedienst, Adoptiehuis, telt de datum waarop je je aanmeldt bij hen als de datum die je volgorde op hun wachtlijst zal bepalen. Je meldt je aan bij hen via e-mail met een scan van je geschiktheidsvonnis. De dag dat je die e-mail stuurt, telt als aanmeldingsdatum. Vanaf aanmelding bij Adoptiehuis, duurt het ruim een jaar tot het moment waarop effectief een bemiddelingsovereenkomst bij Adoptiehuis ondertekend kan worden (dit is het moment waarop effectief een plaats op de wachtlijst voor binnenlandse adoptie wordt toegekend). De gemiddelde wachttijd op een kindtoewijzing vanaf het tekenen van een bemiddelingsovereenkomst bij Adoptiehuis ligt op dit moment (maart 2023) op 2 jaar en 4 maanden.

    Voor sommige kandidaat adoptieouders is het mogelijk nog te vroeg om zich aan te melden bij Adoptiehuis. De wachttijd om te kunnen starten met de voorbereiding is gemakkelijk 4 tot 5 keer langer dan bij kandidaten die doorstromen voor interlandelijke adoptie. Op dit moment staan kandidaten met een aanmeldingsdatum (bij VCA, aan het begin van de procedure) vanaf het tweede kwartaal van 2018 nog steeds op de wachtlijst van het instroombeheer. Zij moeten dus nog de volledige geschiktheidsprocedure doorlopen. Onder geschiktheidsprocedure verstaan wij de tijdsspanne tussen de betaling voor de voorbereiding en de uitspraak van het geschiktheidsvonnis. Deze duurt vandaag (laatste update: 21 december 2023), op basis van de geschiktheidsvonnissen van de afgelopen 6 maanden, 2 jaar.

    Voor gezinnen die willen heroriënteren naar binnenlandse adoptie zal gekeken worden op welke datum zij normaal zouden zijn ingestroomd op volgorde van aanmelding bij VCA (dit zijn jaarlijks de eerste 30 actieve plaatsen op de wachtlijst van het instroombeheer). Vanaf die datum zal dan de uitgerekende gemiddelde duur van de geschiktheidsproecedure aan worden opgeteld. De uitgerekende datum is de datum dat dit gezin zich ten vroegste kan aanmelden bij Adoptiehuis.

    Voor koppels met een aanmeldingsdatum bij VCA na het tweede kwartaal van 2018 is het op dit moment zelfs nog niet mogelijk om de berekening te maken. Dit kan pas op het moment dat kandidaten met een gelijkaardige datum van aanmelding zijn doorgestroomd.

    Deze manier van werken kwam er na klachten van koppels die werden voorbijgestoken door kandidaat-adoptieouders die (al dan niet gericht) waren doorgestroomd voor interlandelijke adoptie en kinderen met special needs. Meer hierover kan je lezen in de rapporten van de Vlaamse Ombudsdienst “Ontelbare jaren een kind verwachten – 26/01/2021)” en “Binnenlandse adoptie: de grens van het perspectief – 26/01/2022

    Het is nog te vroeg voor mij om me aan te melden bij Adoptiehuis. Wat betekent dit concreet voor mijn procedure?
    Dit is afhankelijk van de fase van de procedure waarin je nu zit.

    Je bent doorgestroomd, maar hebt de voorbereiding zelf nog niet gevolgd:

    • We raden je aan om niet door te gaan met de voorbereiding tot wanneer kandidaten met een gelijkaardige aanmeldingsdatum mogen doorstromen. Je komt dan terug op de wachtlijst voor het instroombeheer te staan.
    • Als je al betaald hebt, maar nog niet definitief bent ingeschreven in de voorbereiding, dan heb je tot zes maanden na de betaling de tijd om een terugbetaling te vragen.

    Je hebt de voorbereiding gevolgd, maar nog geen verzoekschrift tot geschiktheidsverklaring neergelegd bij de familierechtbank:

    • Je neemt best contact op met VCA. Afhankelijk van je datum van aanmelding kan het volstaan om het neerleggen van het verzoekschrift nog wat uit te stellen.

    Je hebt de voorbereiding gevolgd en het maatschappelijk onderzoek doorlopen.

    • Neem contact op met de griffie van de familierechtbank en vraag of er een mogelijkheid is om de zitting voor de uitspraak van je geschiktheidsvonnis naar een latere datum te verplaatsen.

    Je hebt een geldig geschiktheidsvonnis.

    • Een geschiktheidsvonnis is vier jaar geldig en kan enkel verlengd worden als er een bemiddelingsovereenkomst is getekend met een adoptiedienst.
    • Als je te lang moet wachten tot wanneer je een bemiddelingsovereenkomst kan tekenen met Adoptiehuis, bestaat de kans dat je geschiktheidsvonnis vervalt. In dat geval moet je een groot stuk van de geschiktheidsprocedure opnieuw doorlopen.
  • Een special needs kind is de Engelse term voor een kind met specifieke ondersteuningsbehoeften. Het gaat dan om een kindje dat door zijn specifieke situatie extra zorgen zal nodig hebben. In Vlaanderen onderscheiden we 5 categorieën. Het gaat om kinderen:

    • ouder dan 6 jaar;
    • met een medische problematiek;
    • met een extra belastende achtergrond of met gedragsproblemen;
    • met ontwikkelingsstoornissen;
    • dat samen met één of meerdere broers/zussen wordt geadopteerd (siblingadoptie).

    Andere landen kunnen 'special needs' kinderen anders definiëren.

    Ieder adoptiekind heeft specifieke behoeften. Bij kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften is op voorhand al duidelijk dat het kindje extra ondersteuning zal nodig hebben. Sommige landen van herkomst zoeken enkel nog ouders voor kinderen die deze extra zorg nodig zullen hebben, omdat ze voor de andere kinderen oplossingen in eigen land vinden.

    Als adoptieouder kan je in het kindprofiel aangeven of je open staat voor een adoptie van een kindje met een (vooraf gekende) specifieke ondersteuningsbehoefte of niet. Je doet deze keuze na grondig geïnformeerd te zijn in de voorbereiding bij Steunpunt Adoptie en bij de adoptiedienst. Je kan dit ook enkel doen als je als gezin voldoende draagkracht hebt om dit aan te kunnen. Doordat je op voorhand informatie hebt over de specifieke noden van het kindje, kan je je zeer specifiek voorbereiden hierop.

    Als je beslist dat je niet kan openstaan voor een dergelijk adoptie, heb je nog geen 100% zekerheid dat jouw adoptiekindje gezond zal zijn. De adoptiedienst zal dan een kindje toewijzen dat op het moment van toewijzing, op basis van de beschikbare informatie, voldoet aan je vooraf bepaalde kindprofiel. In sommige landen kunnen bepaalde ziektes niet vastgesteld worden door het gebrek aan expertise. Soms zijn de kinderen ook nog te jong om bepaalde problemen vast te stellen of ontwikkelen de kinderen later bijkomende problemen.

  • Ja, iedereen moet wachten op instroombeheer voordat de procedure kan opgestart worden. Er is alleen een uitzondering voor intrafamiliale adopties.

    Voor een tweede adoptie moet je de voorbereiding niet opnieuw volgen maar je krijgt pas een attest van voorbereiding als je mee kan doorstromen naar de volgende fase van de procedure. Dit moet op deze manier gebeuren omdat de wachttijd bij de adoptiediensten anders te hoog zal blijven.

    De keuze om zelfstandig of via een dienst te adopteren, kan je maar maken na het bekomen van een geschiktheidsvonnis. Het instroombeheer heeft betrekking op de periode ervoor.

    • Adoptie is een zeer ingrijpende jeugdbeschermingsmaatregel. Door een adoptie wordt de wettelijke band met de biologische ouders en eventuele broers/zussen definitief doorbroken, en wordt het kind definitief het wettelijke kind van de adoptieouder(s).

    • Bij een interlandelijke adoptie betekent dit niet alleen een scheiding van het gezin maar ook een scheiding van de omgeving, het land, de cultuur. Dit betekent dat een adoptie uit het buitenland (ook bij familie) enkel kan als het gebeurt in het belang van het kind.

    Dit belang van het kind wordt bekeken vanuit twee principes: adoptabiliteit en subsidiariteit.

    1. Adoptabiliteit betekent dat iedereen die zijn toestemming moet geven (meestal de ouders of voogd en het kind indien het gaat om een ouder kind), deze toestemming volledig geïnformeerd geeft en volledig vrij. De toestemming van de ouders kan dus enkel aanvaard worden als zij volledig ingelicht zijn over het feit dat hun kind na de adoptie wettelijk niet langer hun kind zal zijn en definitief naar het buitenland zal gaan (ook al wordt er mogelijk nog bezoek verwacht). Er mag ook geen enkele (financiële of andere) compensatie gegeven worden om de toestemming te verkrijgen.

    2. Subsidiariteit betekent dat men altijd de minst ingrijpende maatregel neemt. Interlandelijke adoptie is de laatste, meest ingrijpende maatregel. Bij een intrafamiliale adoptie geldt dit principe van subsidiariteit ook. Er moet eerst gekeken worden of het kind niet bij zijn ouders en eventuele broers of zussen kan blijven (bv. door financiële ondersteuning). Als dat echt niet mogelijk is, dan moet er eerst gezocht worden naar een oplossing binnen de familie in het land zelf zodat het kind niet weggehaald moet worden uit zijn land. Pas als er geen familieleden zijn ter plaatse die de opvang van het kind kunnen verzorgen, kan een adoptie door familieleden in het buitenland overwogen worden.

    Armoede is dus nooit een voldoende reden om tot de meest ingrijpende maatregel van interlandelijke adoptie over te gaan.

    Onder Adopteerbare kinderen vind je meer informatie over deze principes. 

  • België legt weinig wettelijke voorwaarden op om te kunnen adopteren. Dit betekent dat voor België iedereen ouder dan 25 jaar en geschikt is verklaard om te adopteren, kan adopteren, ongeacht de gezinssamenstelling. Voor de herkomstlanden ligt dit anders. De meeste herkomstlanden geven de voorkeur aan gehuwde heteroseksuele koppels (soms zelfs met een minimaal aantal jaren huwelijk). Dit betekent dat er voor holebikoppels, alleenstaande en samenwonende (hetero of andere) koppels minder mogelijkheden zijn.

    • Je kan als adoptieouder een aantal voorkeuren opgeven. Het land van herkomst moet je kiezen en hierdoor kies je al vaak voor een bepaald kindprofiel. Sommige landen zoeken bijvoorbeeld enkel ouders voor kinderen met specifieke ondersteuningsbehoeften (special needs).
    • Bij de adoptiedienst kan je daarnaast een aantal voorkeuren opgeven en grenzen stellen, bijvoorbeeld over de leeftijd van het kind. 
    • Op basis van het gezinsrapport wordt er een ‘matching’ gedaan. Er wordt, in de mate van het mogelijke, rekening gehouden met bepaalde voorkeuren.
    • Er wordt wel enige flexibiliteit gevraagd. Een voorkeur kan nooit een eis zijn. Een kind weigeren op basis van geslacht of etniciteit wordt niet aanvaard.
    • Het is op voorhand nooit 100% zeker of het kindje dat je wordt toegewezen gezond zal zijn. De adoptiedienst zal je bij toewijzing altijd alle beschikbare informatie geven over de gezondheid van het kind. In sommige landen is deze informatie zeer beperkt, bij andere zeer uitgebreid en gedetailleerd. Zelfs als het kindje bij toewijzing gezond lijkt, dan nog kunnen er achteraf problemen opduiken. Bepaalde ziektes kunnen niet vastgesteld worden in het herkomstland door een gebrek aan expertise of omdat de kinderen nog te jong zijn. Andere problemen ontwikkelen zich pas op latere leeftijd (zoals bv. leerstoornissen). Je kan ook beslissen om een kindje te adopteren dat een vooraf gekend medisch probleem heeft.
    • Ja. Je kan vragen aan de familierechtbank om geschikt verklaard te worden voor meer dan 1 kindje. Tijdens het maatschappelijk onderzoek wordt dan nagegaan of je gezin hiervoor voldoende draagkracht heeft.
    • Broertjes en/of zusjes worden niet gescheiden, maar worden geplaatst in gezinnen die meerdere kinderen tegelijk willen en kunnen adopteren.
    • Het adopteren van meerdere kinderen tegelijk vraagt heel wat van adoptieouders. Dergelijke siblingadoptie biedt kansen aan deze kinderen maar er zijn ook extra risico’s aan verbonden. Het is van belang om je hierover grondig te informeren voordat je de keuze maakt voor de adoptie van meerdere kinderen tegelijk.
    • Ja, maar het wordt afgeraden om effectief te starten met de voorbereiding terwijl de fertiliteitsbehandelingen bezig zijn.
    • Hoewel het begrijpelijk is dat je je, omwille van de wachttijden, zo snel mogelijk wil aanmelden om te adopteren, het blijkt uit ervaring dat het erg moeilijk is om beide intensieve en emotioneel belastende procedures te combineren.
    • De psychische en fysieke belasting van een medische behandeling maakt het moeilijk om zich in te stellen op de komst van een adoptiekind.
    • Een kinderwens is belangrijk bij het starten van een adoptieprocedure. Een adoptie kan echter pas succesvol worden als toekomstige adoptieouders alle ruimte kunnen maken voor het toekomstige adoptiekind. De ongewenste (biologische) kinderloosheid werd dus best al door het gezin aanvaard voor de komst van een adoptiekind.
    • Iedereen die in België woont (ongeacht de nationaliteit) en een kind wil adopteren uit het buitenland moet eerst in België geschikt verklaard worden, voordat er in het buitenland stappen gezet worden. Dit is ook zo voor intrafamiliale adopties. Sommige herkomstlanden spreken zo’n adopties wel uit zonder dat de procedure eerst in België is gevolgd maar deze adopties kunnen niet erkend worden onder de Belgische wet. Hierdoor kunnen deze kinderen niet naar België komen.
    • Het is dus zeer belangrijk om eerst het Vlaams Centrum voor Adoptie te contacteren zodat je de Belgische procedure kan afronden. Deze procedure bestaat uit een voorbereiding, een maatschappelijk onderzoek, een geschiktheidsvonnis voor de familierechter en een kanaalonderzoek waarin o.a. gezocht wordt naar een manier om de adoptie voor beide landen wettelijk te laten verlopen. Zowel het land van herkomst als België moeten akkoord gaan met de adoptie voordat de adoptie wordt uitgesproken.
    • Na de adoptie-uitspraak in het buitenland, moet een erkenning aangevraagd worden bij de Federale Centrale Autoriteit. Pas als de beslissing erkend is, kan het kind naar België komen.
    Twijfels of vragen?

    Heb je nog vragen, aarzel niet om het VCA te contacteren, we proberen je zoveel mogelijk te helpen in jouw specifieke situatie.

  • Dit wordt in het eerste kwartaal van elk jaar beslist. Ieder jaar mogen er minimaal 30 kandidaat-adoptieouders starten. Bijkomende kandidaten hangen af van:

    • Het aantal kinderen dat de afgelopen twee jaar is aangekomen.
    • Het gemiddeld percentage kandidaat-adoptanten dat de voorbije jaren de procedure niet afrondde met een geschiktheidsvonnis.
    • Evoluties in de landen van herkomst.

    De nood aan kandidaat-adoptiegezinnen bij de interlandelijke adoptiediensten is doorgaans groot. Wie aangeeft open te staan voor interlandelijke adoptie of beiden (interlandelijke adoptie én binnenlandse adoptie), stroomt nagenoeg onmiddellijk door. Met doorstromen bedoelen we dat je kan starten met de voorbereidingscursus of de geschiktheidsprocedure (in geval van een volgende adoptieprocedure waarbij je de voorbereidingscursus niet meer opnieuw dient te volgen, ontvang je een duplicaat van je attest van voorbereiding en kan je onmiddellijk een verzoekschrift tot geschiktheidsverklaring neerleggen bij de familierechtbank).

    De nood aan kandidaat-adoptiegezinnen bij de binnenlandse adoptiedienst is juist zeer klein. Adoptiehuis heeft daarom meestal genoeg kandidaat-adoptieouders met de eerste 30 die jaarlijks mogen doorstromen. Op dit moment wacht je ongeveer 5 jaar voor je kan doorstromen voor een binnenlandse adoptie.

    Ben je doorgestroomd voor interlandelijke adoptie, maar beslis je om alsnog te heroriënteren naar een binnenlandse adoptie
    Lees dan zeker deze veelgestelde vraag, want dit kan bepaalde consequenties hebben voor je lopende procedure.

  • Buitenlandse adoptie

    De procedure bestaat uit een geschiktheidsprocedure in België en de adoptieprocedure in het buitenland.

    • De eerste fase van de geschiktheidsprocedure is de voorbereiding, een infosessie en de voorbereidingssessies. Voor de infosessie ontvang je een uitnodiging binnen 3 maanden na aanmelding. Voor de voorbereidingssessies hangt de wachttijd af van het aantal kandidaat-adoptieouders dat kan starten (zie ook instroombeheer). 
    • Na het betalen voor de voorbereiding duurt het ook ongeveer 3 maanden voor de cursus effectief start.
    • Na de voorbereiding beveelt de familierechter een maatschappelijk onderzoek. Hoe lang het duurt voor deze opdracht wordt gegeven, is afhankelijk van rechtbank tot rechtbank.
    • Vanaf de uitspraak van het tussenvonnis (die de opdracht tot maatschappelijk onderzoek beveelt) moet je rekenen op een wachttijd van ongeveer een jaar voor de gesprekken van het maatschappelijk onderzoek effectief zullen starten.
    • De ganse geschiktheidsprocedure (van betaling voorbereiding tot de uitspraak van het geschiktheidsvonnis) duurt momenteel gemiddeld 2,5 jaar.

    De wachttijd bij de adoptiedienst hangt sterk af van land tot land. Sommige landen hebben nog weinig nood aan adoptieouders waardoor het lang kan duren voor een kind geplaatst wordt. In andere landen zijn de voorwaarden voor adoptieouders zo streng dat er maar weinig mensen in aanmerking komen en hierdoor kan de wachttijd voor die landen korter zijn. De adoptiediensten hebben dit niet zelf in de hand.

    Het kindprofiel is ook bepalend voor de wachttijd. De wachttijd voor een jong gezond kindje zal mogelijk heel wat langer zijn dan de wachttijd voor een kindje dat een vooraf vastgestelde specifieke ondersteuningsbehoefte heeft. Een dergelijke adoptie vraagt natuurlijk ook meer van adoptieouders. 

     

    Binnenlandse adoptie

    Er worden jaarlijks ongeveer 20 kinderen afgestaan voor adoptie. Er stellen zich jaarlijks 150 tot 200 mensen kandidaat voor binnenlandse adoptie.

    Lees de activiteitenverslagen van het Vlaams Centrum voor Adoptie voor meer cijfermateriaal.

    • Hoewel bij een volle adoptie alle wettelijke banden met de oorspronkelijke familie zijn verbroken, blijft de geboortefamilie aanwezig in het adoptiegezin. De geboortefamilie is de derde partij in de adoptiedriehoek en het is belangrijk dat zij een plaats krijgt in het leven van het adoptiekind. Ze is namelijk onlosmakelijk verbonden met de identiteit van de geadopteerde.
    • Het is van groot belang dat adoptiekinderen in hun adoptiegezin en daarbuiten in alle openheid over hun verleden kunnen praten en vragen mogen en kunnen stellen. Zo kunnen ze hun adoptie mee een plaats geven.
    • De adoptie zal invloed hebben op de identiteitsontwikkeling van adoptiekinderen. Hun identiteit zal mee bepaald worden door hun verleden, de erkenning van hun biologische afkomst en de realiteit van hun adoptie.
    • De adoptieouder kan het kind het best steunen en helpen door de geboorte-ouders/familie te erkennen als oorsprong van zijn bestaan en zijn afkomst te respecteren.
    • Als interlandelijke geadopteerde (uit het buitenland) kan je in eerste instantie inzage vragen in je adoptiedossier bij het VCA. Als het VCA je dossier heeft, dan wordt je uitgenodigd. Heeft het VCA nog geen dossier dan stellen we alles in het werk om dit dossier te verkrijgen. Je wordt hiervan op de hoogte gehouden.
    • Ben je binnenlands geadopteerd, dan kan je inzage vragen in je dossier bij de adoptiedienst die de adoptie regelde. Is deze onbekend of bestaat hij niet langer, dan kan je je vraag ook stellen aan het VCA.
    • Wil je (psychosociale) begeleiding bij je zoektocht dan kan je terecht bij verschillende erkende diensten. Als geadopteerde kan je steeds terecht bij de adoptiedienst die voor je adoptie bemiddelde. Daarnaast kan je ook terecht bij Steunpunt Adoptie, het zoekregister en Road to Roots bij de adoptiedienst FIAC.
    • Hier vind je meer informatie over hoe je inzage kan vragen en hier adressen van de erkende diensten.
    • Neen, dit kan niet. Een minderjarige die op de vlucht is, heeft vaak nog ouders of andere familieleden in het herkomstland die door de omstandigheden in het herkomstland niet snel gevonden kunnen worden. Hierdoor is er geen zicht op hun toestemming voor de adoptie en hun eventuele wil om later terug zelf voor het kind te kunnen zorgen.
    • Kinderen in conflict- en/of rampgebieden raken vaak gescheiden van hun ouders of familie door de chaos die er heerst. Ze komen op verschillende plaatsen terecht en vaak duurt het jaren voor ze elkaar terugvinden. Adopties organiseren in dergelijke omstandigheden is onverantwoord. Eerst moeten alle kinderen de kans krijgen om teruggevonden te worden door hun ouders, grootouders, zussen, broers, tantes ...
    • De moeilijke situaties van (minderjarige) vluchtelingen zorgt ervoor dat er geen garanties kunnen zijn over hun adoptabiliteit. Bovendien kan er onvoldoende geëvalueerd worden of er andere (minder ingrijpende) oplossingen mogelijk zijn.
    • Vluchtelingenwerk Vlaanderen heeft, in samenwerking met Pleegzorg Vlaanderen en enkele andere partners, het project Geef de wereld een thuis opgestart. Hierin werken zij aan de opvang van erkende vluchtelingen met een verblijfsstatuut in gastgezinnen. Gastgezinnen kunnen zich kandidaat stellen als pleeggezin via Pleegzorg Vlaanderen.

Borstvoeding (18)

  • Het laten plaatsen van een tatoeage of permanente make-up wordt afgeraden wanneer je zwanger bent of borstvoeding geeft. 

    Er is bezorgdheid over ernstige allergische reacties die kunnen optreden door mogelijke aanwezigheid van zware metalen en toxische scheikundige stoffen in de inkt. 

    Daarnaast is er het risico op infecties door de mogelijke aanwezigheid van bacteriën in sommige kleurpigmenten in de inkt of door onvoldoende hygiëne maatregelen tijdens en na de behandeling. Infecties kunnen veel pijn veroorzaken, wat een invloed kan hebben op de melkproductie. Bovendien kan het kind dat borstvoeding krijgt, worden blootgesteld aan antibiotica en pijnstillers die noodzakelijk zijn bij de behandeling. 

    Wil je liever niet uitstellen? Kijk dan zeker uit naar een professionele studio met een vergunning en met oog voor hygiënische maatregelen en vermeld dat je borstvoeding geeft.

  • Ben je zwanger of geef je borstvoeding, dan wacht je beter om een tepelpiercing te laten plaatsen. De wonde moet voldoende tijd krijgen om goed te genezen en de tepelpiercing moet een tijd blijven zitten zodat het gaatje open blijft. Daarom wordt aangeraden om een tepelpiercing minstens een jaar voor een eventuele zwangerschap te laten plaatsen.

    Heb je al een tepelpiercing die voldoende genezen is en wil je borstvoeding geven? Dat is zeker mogelijk, mits enkele aandachtspunten:

    • Tijdens de borstvoeding wordt aangeraden om de piercing te verwijderen. Het aanleggen is moeilijker met een tepelpiercing en de piercing kan wondjes veroorzaken in de mond van de baby of zelfs loskomen. 
    • Je kan ervoor kiezen om de tepelpiercing al voor de zwangerschap uit te doen. Tijdens de zwangerschap veranderen je borsten en tepels en worden ze meestal groter, waardoor de maat van de tepelpiercing telkens moet aangepast worden. Er is wel een risico dat het gaatje dichtgroeit en dat het opnieuw zal moeten doorgestoken worden.
    • Je kan er ook voor kiezen om de piercing voor een borstvoeding te verwijderen en na de borstvoeding weer terug te plaatsen zodat het gaatje open blijft. Dan moet je de piercing goed proper houden, de maat regelmatig controleren en eventuaal laten aanpassen. 
    • Er zijn ook enkele gevolgen voor de borstvoeding zelf. Bij het doorboren van de tepel kunnen melkkanaaltjes gekwetst zijn. Er ontstaat dan littekenweefsel waardoor een melkkanaal misvormt of zelfs dichtgroeit. Dat kan na de geboorte meer last van stuwing en een hoger risico op een borstontsteking geven. In principe zullen melkkliertjes die verbonden zijn met een melkkanaal dat dichtgegroeid is, stoppen met melk produceren. De meeste vrouwen hebben voldoende klierweefsel over om borstvoeding te geven, maar sommige vrouwen zullen een lage melkproductie hebben en sneller bijvoeding moeten geven.
  • Tussen de leeftijd van zes en twaalf weken is een ideale periode om je kind te leren drinken uit een fles. Op dat moment gebruikt je kind nog de aangeboren reflex waardoor ook zuigen aan een fles vrij gemakkelijk zal gaan. 

    Wanneer je hiermee effectief begint, is afhankelijk van je situatie:

    • Hervat je je werk of studie wanneer je baby tussen de twee en drie maanden oud is? Begin dan zodra de borstvoeding goed verloopt, ongeveer zes weken na de geboorte.
    • Blijf je langer thuis na de geboorte en heb je niet meteen opvang nodig? Dan kun je het introduceren van de fles nog enkele weken uitstellen.
    • Heb je in het eerste levensjaar geen opvang nodig? In dat geval is het niet noodzakelijk om je kind te leren drinken uit een fles. Je kind kan vanaf zes maanden ook leren drinken uit een beker.

    Bekijk hoe je afgekolfde melk kan geven en krijg tips over hoe je bij flesvoeding kan vermijden dat je kind de borst gaat weigeren. Lees ook de tips bij de veelgestelde vraag 'Mijn baby weigert te drinken van een flesje, wat kan ik doen?'

  • Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.

    Maar: de eerste 6 maanden heeft de baby alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je baby geen melkvoeding zal drinken.
    Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.

    Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je baby per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je baby ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.

    Kies bij voorkeur plat, mineraalarm water.

  • Er bestaat een grote solidariteit tussen moeders die borstvoeding geven. Als een moeder te weinig moedermelk produceert, is moedermelk van een andere moeder (donormoedermelk) wetenschappelijk gezien te verkiezen boven kunstvoeding. Toch raadt de Hoge Gezondheidsraad en de FOD Volksgezondheid af om onderling moedermelk uit te wisselen (Advies moedermelk voor prematuren). Het gebrek aan controle op donormoedermelk houdt een risico in voor de gezondheid van de jonge kinderen. Er is geen garantie dat de melk volgens de regels werd afgekolfd, bewaard en vervoerd. Bovendien kan donormoedermelk resten van geneesmiddelen of ander middelengebruik bevatten. 

    Er bestaan officiële moedermelkbanken in België die verbonden zijn aan een ziekenhuis. Deze moedermelkbanken verzamelen melk voor te vroeg geboren baby’s en garanderen de veiligheid van de melk door controle van de kwaliteit en eventuele behandeling van deze donormoedermelk. Deze melk wordt enkel gebruikt voor kinderen die gehospitaliseerd zijn en kan niet officieel aangekocht worden door particulieren.  

    Om moedermelk te doneren, vragen moedermelkbanken dat je aan bepaalde voorwaarden voldoet. Bovendien zal de moedermelkbank vragen om een bloedcontrole te laten uitvoeren en leggen ze strikte voorwaarden op betreffende het afkolven, bewaren en vervoeren van de donormoedermelk. Sommige moedermelkbanken, zoals die van Leuven, aanvaarden enkel donormoedermelk van moeders die zelf, of de baby, opgenomen was in het verbonden ziekenhuis.

  • De meeste moeders kiezen ervoor hun pasgeboren baby de eerste tijd uitsluitend borstvoeding te geven. Maar wat als de melkproductie niet op gang komt? Of het afkolven niet altijd mogelijk is.

  • Algemeen genomen, wordt een tepelhoedje afgeraden. Pijnlijke tepels worden meestal veroorzaakt door fout aanliggen of aanhappen en dan is het verbeteren van de aanlegpositie de meest aangewezen oplossing. Bovendien kunnen volgende problemen zich voordoen bij gebruik van een tepelhoedje:

    • verminderde melkinname door je baby
    • verminderde melkproductie
    • meer kans op borstontsteking
    • in stand houden van pijnlijke tepels wanneer er onvoldoende borstweefsel in de mond genomen wordt
    • bijkomende beschadiging van de tepel indien de maat van het tepelhoedje niet aangepast is aan de vorm van de tepel
    • gewenning waardoor baby niet meer rechtstreeks aan de borst wil

    In sommige gevallen van ernstige tepelproblemen kan een tepelhoedje wel een tijdelijke oplossing bieden op voorwaarde dat mama en baby deskundig begeleid worden zodat verantwoord en correct gebruik verzekerd is.

    Hoe gebruik je correct een tepelhoedje

    • Kies voor een dun tepelhoedje in silicone in de juiste maat
    • Draai de basis van het tepelhoedje binnenstebuiten alvorens het aan te brengen
    • Bevochtig eventueel de randen zodat het beter op zijn plaats blijft
    • Laat je baby diep aanhappen zodat het mondje zich niet sluit op het speentje en hij niet enkel op het tepelhoedje zuigt
    • Controleer je borsten op harde plekken (verstopte melkkanalen)
    • Controleer het gewicht van je baby om de 3 dagen tot de melktoevoer stabiel is
    • Laat je begeleiden als je baby weer rechtstreeks aan de borst kan

    Onderhoud tepelhoedje

    • Steriliseer het tepelhoedje voor het eerste gebruik.  
    • Na gebruik grondig reinigen met water en zeep, afspoelen en droog bewaren
    • Soms kan steriliseren voor het volgende gebruik wenselijk zijn
  • Borstvoeding heeft geven geen nadelig effect op de vorm van de borsten. Factoren die wel een invloed hebben op het doorhangen van de borsten zijn: overgewicht, roken, de leeftijd, een grote maat van de borsten vóór de zwangerschap en het aantal zwangerschappen. Terwijl elke volgende zwangerschap de borsten meer kan doen doorhangen, blijkt borstvoeding dit effect niet te verergeren.

  • Je baby is drinkt voldoende wanneer:

    • Gemiddeld 6 tot 8 x per dag (de eerste weken 8 tot 12 x) drinkt

    • Ritmisch zuigt en luid slikt tijdens de voeding

    • Minstens 6 plasluiers per dag heeft en zijn urine kleurloos tot lichtgeel is

    • In de eerste weken regelmatig stoelgangluiers heeft (3 à 4x per dag)

    • Je baby voldoende bijkomt in gewicht

    • Je baby er levendig, tevreden en gelukkig uitziet

  • Ja. De zonnebank beïnvloedt noch de productie noch de samenstelling van moedermelk.

    • Je tepels verbranden makkelijk. Wees dus voorzichtig.
    • Neem je kind nooit mee onder de zonnebank.
  • Een geleidelijke gewichtsafname door een verminderde calorie-inname heeft geen nadelig effect op de hoeveelheid of kwaliteit van de moedermelk. Drastisch op dieet gaan tijdens de borstvoedingsperiode is echter af te raden:

    • als je te snel vermagert, zullen afvalstoffen die opgeslagen zijn in de vetreserves (vb.dioxines), vrijkomen en in de moedermelk terecht komen.
    • een sterk verminderde calorie-inname kan de baby onrustig maken en onvoldoende gewichtstoename veroorzaken.
  • Weet dat je tijdens de borstvoeding niet moet vasten. Neem een beslissing die voor jou goed aanvoelt. Sta achter je keuze en luister naar je lichaam. Voel je niet schuldig als het niet zou lukken. Je mag stoppen met vasten. Je mag ook het vasten een dag of een paar dagen onderbreken. Tijdens het vasten kan de melkproductie verminderen door de vermoeidheid en het minder frequent aanleggen.

    Tips voor de vastende borstvoedende mama

    • Probeer overdag te rusten, zo spaar je energie.

    • Neem ’s nachts verschillende kleinere gezonde maaltijden verspreid over de nacht.

    • Eet gezond: gebruik voldoende vers fruit en verse groenten. Beperk vette bereidingen en suikers.

    • Drink gezond: liefst water, groentesap of een glas vers fruitsap.

    • Gebruik eventueel dagelijks een vitaminesupplement.

    • Drink en eet zeker nog iets voor zonsopgang.

    • Bij lagere melkproductie kan je ’s nachts kolven om overdag bij te voeden, als dit nodig is. Lees meer over manueel kolven en gebruik van kolfapparaten of vraag raad aan je verpleegkundige. 

    • Je kan voor de ramadan ook afkolven om wat reserves in de diepvriezer te hebben.

    • Observeer je urine (hoeveelheid en kleur). Drink meer ’s nachts als de hoeveelheid urine in de dag dag en/of nacht sterk vermindert en donkerder kleurt.

    Tips voor de baby

    • Observeer je baby en geef vaker borstvoeding. Let hierbij op de vroege hongersignalen. Je baby kan ook vaker nachtvoeding vragen.
    • Baby’s ouder dan 6 maanden kunnen overdag vaste voeding eten.
    • Volg het gewicht goed op.
    • Observeer zijn urine en stoelgang:
      • Hoeveelheid plasluiers
      • Kleur van de urine (moet helder blijven)
    • Bij twijfel neem contact op met de Kind en Gezin-lijn.
  • Ja dat mag, als je geen specifieke allergieën of hoofdhuidklachten hebt.

  • Om aan een flesje te leren drinken moet een baby voldoende kunnen oefenen. Dwingen heeft een averechts effect en vermijd je beter. Blijf zelf rustig en biedt dagelijks een fles aan. Enkele tips die kunnen helpen:

    • Verwacht niet onmiddellijk succes, het is heel normaal dat je baby moet wennen aan de nieuwe ervaring.
    • Gebruik de eerste keren vers afgekolfde melk, zodat er geen smaakverschil is.
    • Bied het flesje aan als je baby voldoende hongerig is.
    • Plaats je baby in een wipstoeltje zodat je beide handen vrij hebt en je je baby kan aankijken.
    • Duw de speen niet in het mondje, maar laat je baby zelf aanhappen door de bovenlip aan te raken met de speen. Net als bij borstvoeding moet de speen voldoende diep in het mondje gebracht worden. Eventueel kan je een beetje moedermelk op de speen druppelen.
    • Houd de fles bij de ring vast en zorg ervoor dat de speen midden in het mondje blijft, licht naar het verhemelte gericht.
    • Oefen enkele minuten, onderbreek kort en oefen daarna opnieuw enkele minuten. Blijft je baby weigeren, geef dan na een korte onderbreking de borst. 
    • Je kan eens een andere speen uitproberen: een andere vorm, ander materiaal … Lijkt het met een bepaalde speen iets beter te lukken, blijf dan oefenen met die speen. Te vaak wisselen van speen kan verwarrend zijn voor je baby.
    • Huilt je baby, stop dan even om te troosten. Leid je baby af en help de emoties te kalmeren door afleiding, rondwandelen, wiegen, zacht zingen of met je baby praten.
    • Raakt je baby telkens overstuur omdat het de moedermelk ruikt, laat dan iemand anders, die rustig en ontspannen is, de fles geven. Krijgt je baby net meer stress als mama niet in de buurt is, dan probeer je dit beter niet. 
    • Lukt het je baby om 20 ml moedermelk uit de fles te drinken? Fantastisch! Nu moet je baby voldoende kunnen oefenen: geef minstens 3 voedingen na elkaar een fles met afgekolfde melk. Daarna kan je nog enkele dagen borstvoeding en flesvoeding afwisselen. Blijft flesvoeding goed lukken, ga dan verder met 1 fles per dag zodat je baby het niet opnieuw verleert. 
    • Afhankelijk van de leeftijd van je baby kan je andere manieren van voeden overwegen: ingedikt papje, cupje, bekertje…
    Twijfels of vragen?

    Als je kindje blijft weigeren of als je echt ongerust bent, kan je advies en ondersteuning aan je verpleegkundige vragen. Soms is een individuele aanpak nodig. Zij zal samen met jou op zoek gaan naar de meest geschikte oplossing die rekening houdt met jouw specifieke situatie.

  • Ja, er wordt aanbevolen alle kinderen dagelijks 400 IE (internationale eenheden) extra vitamine D onder de vorm van een supplement te geven, vanaf de geboorte tot de leeftijd van 6 jaar. Dit doe je het hele jaar door, onafhankelijk van de melkvoeding en de vitamine D-suppletie van de borstvoedende moeder. Bij kinderen met een donker huidtype geef je best 600 IE per dag en overweeg je best om vitamine D supplement te geven tot je kind 18 jaar is. Bespreek dit met je behandelend arts.   

  • Een baby die steeds in slaap valt aan de borst, is erg lastig voor de mama. 

    In de eerste weken zou je baby minstens 8 tot 12 voedingen per 24 uur moeten hebben om een goede melkproductie op gang te brengen. Tijdens de borstvoeding zou je baby minstens 10 à 20 minuten actief moeten drinken. Meestal hoort je als mama de baby ook ook slikken. 

    Als je baby minder frequent borstvoeding vraagt of tijdens de borstvoeding te passief is, zal je baby minder melk binnen krijgen dan hij of zij nodig heeft. Je baby zal dan minder plassen en stoelgang maken en zijn of haar groei zal vertragen. Een ander gevolg is dat de melkproductie onvoldoende gestimuleerd wordt of dat de borst onvoldoende leeggedronken wordt, wat op een verstopt melkkanaaltje of een borstontsteking kan veroorzaken.

    Het is dus zowel voor de baby als voor de mama belangrijk dat de slaperige baby goed gewekt wordt voor een voeding.

    Mogelijke oorzaken

    • een langdurige bevalling of bepaalde medicijnen die de mama tijdens de bevalling gekregen heeft
    • lichamelijke problemen bij je baby zoals geelzucht of een infectie

    Tips

    • Als je baby moeilijk te wekken is of als je denkt dat hij of zij te weinig voeding krijgt, raadpleeg dan je verpleegkundige, vroedvrouw of lactatiekundige. Mogelijk is ook een controle door een arts nodig om uit te sluiten dat er een medisch probleem aan de oorzaak van de slaperigheid ligt.
    • Extra aandacht is nodig bij een baby met geelzucht. Een baby met een hoge bilirubineconcentratie in het bloed is vaak suf. Hij of zij lijkt tevreden, maar is te slaperig om voldoende te eten. Herken je dit, neem dan zo snel mogelijk contact op met je arts.

    Voor de borstvoeding

    • Houd je baby rechtop en praat tegen hem of haar.
    • De handjes en de voetjes masseren en over zijn of haar rug wrijven maakt je baby alert. 
    • Door kleedjes uit te doen en de luier te wisselen, wek je je baby. 
    • Je kan zijn of haar voorhoofd en gezichtje met een koele vochtige doek deppen
    • Masseer enkele druppels moedermelk uit je tepels.

    Tijdens de borstvoeding

    • Een voldoende alerte baby zal zijn of haar mondje ver open doen tijdens het aanhappen.
    • Maak huidcontact bij het aanleggen.
    • Probeer een zittende houding aan (bv. rugbyhouding)
    • Wissel vaker van borst tijdens 1 borstvoeding.
    • Borstcompressie zorgt ervoor dat de melk sneller zal stromen waardoor je baby minder snel terug in slaap zal vallen. Omvat daarom, op het moment dat je baby zuigt, je borst stevig en zo dicht mogelijk bij de ribbenkast. Je mag gerust wat druk uitoefenen, zolang het maar geen pijn doet. Wanneer je baby stopt met zuigen, laat je de druk weg. Je kan je hand nu eventueel een beetje verplaatsen en zodra je baby weer zuigt, de druk verhogen op een andere plaats, maar steeds dichtbij de borstkas en dus achter de gevulde melkklieren.
  • Ook wanneer je zwanger bent kan je verder borstvoeding geven, als je dat wenst.

    Hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap kunnen invloed hebben op de borstvoeding:

    • Meer gevoeligheid in tepels of borsten.
    • Verminderde melkproductie, vooral in het begin van de zwangerschap. 
    • De melk smaakt zouter

    Je kan soms samentrekkingen van de baarmoeder voelen tijdens het voeden. Op voorwaarde dat er geen risico op vroeggeboorte is, kan dit meestal geen kwaaad. Vraag advies aan je arts als je twijfelt. 

    Als je zwanger bent en borstvoeding geeft, vraagt dit heel wat van je lichaam. Voldoende rust en een gezonde levenswijze zijn dan extra belangrijk. Met extra hulp uit je omgeving kan je misschien wat vaker ontspannen.

  • Ja. Je lichaam is in staat om melk te produceren voor zowel het oudere kind als de baby. De samenstelling van de melk verandert en past zich aan aan de behoeften van de pasgeboren baby. De melk behoudt voldoende kwaliteit voor je oudere kind

    Je kan beide kinderen tegelijk aanleggen of apart, naar gelang je persoonlijke voorkeur. Het is best om niet één borst per kind te reserveren, maar om telkens van borst te wisselen. Zo stimuleer je de ontwikkeling optimaal. 

    Ben je bezorgd over voldoende melkproductie? Geef dan eerst je baby borstvoeding, en dan pas het oudere kind. Je baby is immers volledig afhankelijk van moedermelk, terwijl je oudere kind ook al andere voeding krijgt. 

Flesvoeding (9)

  • Soms wordt de zin van de overgang van een startvoeding naar een opvolgvoeding in vraag gesteld. Gezien beide moeten voldoen aan de Europese wetgeving zijn de verschillen in voedingsstoffen tussen beide voedingen op het eerste gezicht inderdaad klein. Maar er zijn wel enkele belangrijke verschillen, zo bevat een opvolgvoeding meer vitamine D en meer ijzer dan een startvoeding. 

    Eens de baby 6 maanden is, wordt zijn nood aan ijzer groter. De ijzervoorraad die hij meekreeg bij de geboorte is opgebruikt. Dit is ook de reden waarom de vaste voeding best uiterlijk dan wordt opgestart. De aanbeveling voor ijzer werd door de Hoge Gezondheidsraad voor de leeftijd 7 maanden tot 5 jaar vastgelegd op 8 mg/dag.  

    We illustreren welke de gemiddelde aanbreng voor ijzer kan zijn in de voeding van een baby.

    Leeftijd (in maanden) mg Ijzer
    in melkvoeding (gemiddeld)
    mg Ijzer
    in vaste voeding (gemiddeld)
    Totaal mg (gemiddeld)
    7

    Startvoeding

    - 500 ml: 1,5

    - 750 ml: 2,3

    Opvolgvoeding

    - 500 ml: 4,4

    - 750 ml: 6,6

    Fruit en
    warme maaltijd: 1,24

    Bij startvoeding:

    - 500 ml: 2,74

    - 750 ml: 3,54

    Bij opvolgvoeding:

    - 500 ml: 5,64

    - 750 ml: 7,84

    8

    Startvoeding

    - 500 ml: 1,5

    - 750 ml: 2,3

    Opvolgvoeding

    - 500 ml: 4,4

    - 750 ml: 6,6

    Fruit, warme maaltijd
    en 1 broodmaaltijd: 1,93

    Bij startvoeding:

    - 500 ml: 3,43

    - 750 ml: 4,23

    Bij opvolgvoeding

    - 500 ml: 6,33

    - 750 ml: 8,53

    12

    Dagmenu: 2 broodmaaltijden, warme maaltijd, fruit, melk (350-500ml)

    Met volle melk (+havermout):  

    - 350 ml: 4,21 

    - 500 ml: 4,21 

    Met startvoeding 

    - 350 ml: 5,71 

    - 500 ml: 6,51 

    Met opvolgvoeding 

    - 350 ml: 8,61 

    - 500 ml: 10,81 

    Met groeimelk/groeidrink 

    - 350 ml: 8,41 

    - 500 ml: 10,21 

     

     

    Conclusie 

    Een opvolgvoeding blijft zeker zinvol voor het aanleveren van ijzer. 

    Kies je ervoor startvoeding verder te blijven geven, wees je dan bewust van het belang van een groentemaaltijd vanaf uiterlijk 6 maanden als bron van ijzer (voedinglijst - zie ijzerrijke voedingsmiddelen). Kies voedingsmiddelen aangepast aan de leeftijd.

     

  • De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden kunnen verschillen tussen landen en autoriteiten op het gebied van voeding. Dat komt door:

    • verschillen in voedingsgewoonten
    • verschillende interpretaties van gegevens
    • gebruik van andere marges of andere waarden over de opname van vitamines en mineralen
    • andere reglementering
    • culturen

    Terwijl er op Europees niveau wordt gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit blijft dit op het vlak van de voedingsaanbevelingen moeilijk. De specifieke voedingsgewoonten verschillen per land en per regio. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat voedingsgewoonten deels zijn ingebed in tradities en lokale culturen. Om tot een efficiënt voedings- en gezondheidsbeleid en een effectieve voedingsvoorlichting te kunnen komen moet hiermee rekening worden gehouden. In Frankrijk worden aardappelen bijvoorbeeld tot de groenten gerekend terwijl aardappelen in België worden  beschouwd als een basisonderdeel van de klassieke warme maaltijd en in het bijzonder als een goede bron van complexe koolhydraten.

    Het is bij de opstelling van de voedingsaanbevelingen bovendien belangrijk dat rekening wordt gehouden met het werkelijke voedselconsumptiepatroon van de bevolking. Dit om te vermijden dat de voedingsaanbevelingen een niet werkbaar instrument worden.

  • Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.

    Maar: de eerste 6 maanden heeft de baby alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je baby geen melkvoeding zal drinken.
    Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.

    Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je baby per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je baby ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.

    Kies bij voorkeur plat, mineraalarm water.

  • De meeste moeders kiezen ervoor hun pasgeboren baby de eerste tijd uitsluitend borstvoeding te geven. Maar wat als de melkproductie niet op gang komt? Of het afkolven niet altijd mogelijk is.

  • Elk kind en situatie is anders en moet individueel benaderd worden. Verschillende redenen kunnen aan de basis liggen van het plots weigeren van flesvoeding. Als medische problemen uitgesloten zijn, kan het misschien zijn dat je kindje zijn melkvoeding of flesje 'beu' is.

    Enkele tips

    • Probeer eens een grotere speen.
    • Misschien lukt het wel als iemand anders de fles geeft? Misschien lukt het wel bij oma of opa?
    • Uit een beker drinken is een nieuwe ontdekking en kan een nieuwe manier zijn om melkvoeding gedeeltelijk aan te brengen. Tussen 15 en 18 maanden is de beste leeftijd om ook de melkvoeding geleidelijk aan in een open beker te geven.
    • Eet je kind al brood, laat dan wat brood weken in de melk of maak een papje van de melkvoeding met kindermelen of -granen. Je kindje kan ook proberen om dit met een lepel zelf te eten.
    • Als het echt de melk niet lust, kan het veranderen van melkvoeding soms helpen.

    Bespreek met je verpleegkundige de mogelijke oplossing.

  • Om aan een flesje te leren drinken moet een baby voldoende kunnen oefenen. Dwingen heeft een averechts effect en vermijd je beter. Blijf zelf rustig en biedt dagelijks een fles aan. Enkele tips die kunnen helpen:

    • Verwacht niet onmiddellijk succes, het is heel normaal dat je baby moet wennen aan de nieuwe ervaring.
    • Gebruik de eerste keren vers afgekolfde melk, zodat er geen smaakverschil is.
    • Bied het flesje aan als je baby voldoende hongerig is.
    • Plaats je baby in een wipstoeltje zodat je beide handen vrij hebt en je je baby kan aankijken.
    • Duw de speen niet in het mondje, maar laat je baby zelf aanhappen door de bovenlip aan te raken met de speen. Net als bij borstvoeding moet de speen voldoende diep in het mondje gebracht worden. Eventueel kan je een beetje moedermelk op de speen druppelen.
    • Houd de fles bij de ring vast en zorg ervoor dat de speen midden in het mondje blijft, licht naar het verhemelte gericht.
    • Oefen enkele minuten, onderbreek kort en oefen daarna opnieuw enkele minuten. Blijft je baby weigeren, geef dan na een korte onderbreking de borst. 
    • Je kan eens een andere speen uitproberen: een andere vorm, ander materiaal … Lijkt het met een bepaalde speen iets beter te lukken, blijf dan oefenen met die speen. Te vaak wisselen van speen kan verwarrend zijn voor je baby.
    • Huilt je baby, stop dan even om te troosten. Leid je baby af en help de emoties te kalmeren door afleiding, rondwandelen, wiegen, zacht zingen of met je baby praten.
    • Raakt je baby telkens overstuur omdat het de moedermelk ruikt, laat dan iemand anders, die rustig en ontspannen is, de fles geven. Krijgt je baby net meer stress als mama niet in de buurt is, dan probeer je dit beter niet. 
    • Lukt het je baby om 20 ml moedermelk uit de fles te drinken? Fantastisch! Nu moet je baby voldoende kunnen oefenen: geef minstens 3 voedingen na elkaar een fles met afgekolfde melk. Daarna kan je nog enkele dagen borstvoeding en flesvoeding afwisselen. Blijft flesvoeding goed lukken, ga dan verder met 1 fles per dag zodat je baby het niet opnieuw verleert. 
    • Afhankelijk van de leeftijd van je baby kan je andere manieren van voeden overwegen: ingedikt papje, cupje, bekertje…
    Twijfels of vragen?

    Als je kindje blijft weigeren of als je echt ongerust bent, kan je advies en ondersteuning aan je verpleegkundige vragen. Soms is een individuele aanpak nodig. Zij zal samen met jou op zoek gaan naar de meest geschikte oplossing die rekening houdt met jouw specifieke situatie.

  • Ja, er wordt aanbevolen alle kinderen dagelijks 400 IE (internationale eenheden) extra vitamine D onder de vorm van een supplement te geven, vanaf de geboorte tot de leeftijd van 6 jaar. Dit doe je het hele jaar door, onafhankelijk van de melkvoeding en de vitamine D-suppletie van de borstvoedende moeder. Bij kinderen met een donker huidtype geef je best 600 IE per dag en overweeg je best om vitamine D supplement te geven tot je kind 18 jaar is. Bespreek dit met je behandelend arts.   

    • Geef je baby eten op verzoek. Regelmatig kleine hoeveelheden geven is goed.  
    • Ondersteun de onderkaak en de wangen van je baby. Zo sluiten zijn lippen zich beter rond de speen. 
    • Soms is een groter gat in de speen of een andere fles een oplossing.
    • Verslikt je baby zich vaak, probeer dan een speen met een kleiner gaatje of dik de voeding in. Praat sowieso eerst met je verpleegkundige of arts vooraleer de samenstelling van de voeding te veranderen. 
    • Let extra op een juiste voedingshouding
    • Ademt de baby onregelmatig of zweet hij fel tijdens het eten, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
    • Ga eerst na of je baby echt nog honger heeft. Drinkt hij of zij gewoon te vlug, laat hem dan trager drinken door de speenopening te verkleinen of de dop wat harder aan te schroeven. Wil hij nog zuigen, geef hem dan zijn fopspeen of een knuffeltje. Willen zuigen betekent niet altijd honger hebben.
    • Heeft je baby inderdaad nog honger, geef hem of haar dan iets meer melk.
    • Blijft je baby onverzadigbaar, bespreek dit probleem dan met je arts of verpleegkundige.
    • Verander niet op eigen houtje van soort voeding. 
    • De samenstelling van een voeding heeft weinig invloed op het verzadigingsgevoel. Er iets aan toevoegen helpt ook niet. Vooral de mate waarin de maag gevuld is, bepaalt hoeveel de baby drinkt.
    • Er bestaan heel wat voedingen die aangeprezen worden bij moeilijk te verzadigen baby's. Hiervoor is echter weinig wetenschappelijk bewijs. Voeg zelf geen meel of suiker toe. Hierdoor verandert de evenwichtige samenstelling van de voeding. Zuigelingenvoeding bevat alle voedingsstoffen die het kind nodig heeft. 

Gezondheid (7)

  • In het consultatiebureau worden geen diagnoses gesteld of behandelingen voorgeschreven. Dit schema geeft een overzicht weer van welke symptomen toegelaten zijn in het consultatiebureau. Omdat we kinderen alle kansen willen geven is het belangrijk voor hun welzijn en ontwikkeling dat ze tijdig gevaccineerd en opgevolgd worden.  

    Als je kind niet toegelaten symptomen heeft, bel de Kind en Gezin-Lijn op 078/150100 om te verwittigen dat je niet op je afspraak zal zijn. Ze plannen dan zo snel mogelijk een nieuwe afspraak.

    Toegelaten in consultatiebureau *

    • Lichte verkoudheid: neusloop en hoestje zonder koorts
    • Gekende chronische hoest (bij hyper-reactieve luchtwegen)
    • Chronisch lossere stoelgang
    • Gulpje teruggeven, braken als gevolg van gekende reflux

    Niet toegelaten in consultatiebureau

    • Koorts (38°C of meer)*
    • Plots optredende hoest en/of ademhalingsmoeilijkheden
    • Plotse verandering van stoelgangspatroon met 3 of meer waterige stoelgangen per dag
    • Braken met bloed of herhaaldelijk braken (geen reflux)
    • Plotse huiduitslag of blaasjes

    Dit schema is opgesteld door artsen van het agentschap Opgroeien, in samenspraak met de Vlaamse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Paediatric Covid Task Force, en huisartsen van Domus Medica en BVAS.

    * Als een kind op het consultatiebureau is en toch koorts blijkt te hebben, dan schat de arts in of het kind al dan niet gevaccineerd kan worden.

    Bekijk hier de aanbevelingen om wel of niet naar de opvang te gaan.

  • Wanneer de verpleegkundige (of gezinsondersteuner) een medisch probleem vermoedt, wordt het kind altijd verwezen naar de behandelend arts.

    Heeft het kind een afspraak op een consultatiebureau binnen korte termijn, dan kan het advies van de consultatiebureau-arts gevraagd worden. Gaat het om een dringend op te volgen probleem, dan kan niet gewacht worden op een afspraak op consultatiebureau en wordt onmiddellijk naar de behandelend arts verwezen.

    Vanuit de preventieve setting van Kind en Gezin gebeuren dus geen rechtstreekse verwijzingen naar een alternatieve genezer, zoals een osteopaat, noch door de verpleegkundige noch door de arts op consultatiebureau.

  • Sommige onderzoekers vermoeden een verband, maar er is momenteel geen bewijs dat zwemmen in de publieke zwembaden astma veroorzaakt.

    De Hoge Gezondheidsraad ontmoedigt om met baby's jonger dan 1 jaar in zwembaden zwemmen.

    Zwemmen met kinderen ouder dan 1 jaar wordt nog steeds aanbevolen, zelfs in het geval van astma. Voor hen wegen de voordelen van zwemmen in goede hygiënische omstandigheden in gecontroleerde zwembaden sterker door dan het risico van toxiciteit verbonden aan chloor en zijn bijproducten.

    Lees meer over veilig in en aan het water. 

  • Een beetje zon is goed voor iedereen. Ultraviolette(uv)-stralen zorgen ervoor dat ons lichaam de noodzakelijke vitamine D aanmaakt. Vitamine D zorgt voor kalkopname, nodig voor de opbouw van stevige beenderen. 

    Pas wel op voor te veel zon en dus te veel uv-stralen. Dit is schadelijk en kan zonnebrand veroorzaken. 

    Bij kinderen onder de 10 jaar is de huid heel kwetsbaar. De schadelijke uv-stralen dringen er makkelijk door. Het lichaam van een kind herstelt minder vlot dan dat van een volwassene. De schade stapelt zich op. Dit vergroot de kans op huidkanker (o.a. melanoom) op latere leeftijd.

  • Als de verpleegkundige (of gezinsondersteuner) een medisch probleem vermoedt, wordt je kind altijd doorverwezen naar de behandelend arts.

    Heeft je kind een afspraak op een consultatiebureau binnen korte termijn, dan kan je advies aan de consultatiebureau-arts vragen. Gaat het om een dringend op te volgen probleem, wacht dan niet op een afspraak op consultatiebureau en contacteer onmiddellijk je behandelend arts.

    Vanuit de preventieve setting van Kind en Gezin gebeuren dus geen rechtstreekse verwijzingen naar een alternatieve genezer, zoals een osteopaat, noch door de verpleegkundige noch door de arts op consultatiebureau.

  • Bij milde ziektesymptomen is het moeilijk om te weten wanneer een kind wel of niet naar de opvang mag komen. We willen kinderen alle kansen geven. Daarom is het belangrijk voor hun ontwikkeling en welzijn dat ze naar de opvang kunnen. Onderstaande afffiche geeft weer welke symptomen toegelaten zijn in de kinderopvang.

    affiche wanneer kan een kind naar de opvang
  • Maak je niet onmiddellijk zorgen als je baby een paar dagen overslaat met zijn of haar ontlasting. Het stoelgangpatroon is immers sterk verschillend bij baby's en wordt beïnvloed door de voeding (en voeding van de mama bij borstvoeding). Een verandering van stoelgangspatroon kan ontstaan als er veranderingen in de voeding worden aangebracht: veranderen van kunstvoeding, voeding van de mama bij borstvoeding of het introduceren van nieuwe groenten of fruit in de vaste voeding.

    Raadpleeg een arts als de stoelgang erg vast is van structuur, als je kind erg huilt en pijn vertoont of als er klachten optreden zoals braken, koorts, slechte gewichtsevolutie of voedselweigering.

    Voeg géén suiker, meel, olie of wat dan ook toe aan de melkvoeding en experimenteer niet zelf met medicatie, glycerinesuppo's of andere laxeermiddelen.

Kinderopvang (9)

  • Een opvang kan bezwaar aantekenen tegen de schorsing of opheffing van zijn vergunning. Meer hierover lees je in de verschillende stappen binnen handhaving.

    Is een vergunning wegens dringende noodzakelijkheid geschorst of opgeheven? Bij een bezwaar kan de opvang toch geen kinderen opvangen. Een opschorting zou de kinderen in direct gevaar brengen.

  • Neen.

    De schorsing van een vergunning is niet definitief

    • De schorsing geeft de opvang de tijd om orde op zaken te stellen. 
    • Opgroeien krijgt de ruimte om de nodige informatie te verzamelen en om een definitieve beslissing te nemen. Opgroeien kan hierbij experten - zoals het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling - betrekken.

    Na een schorsing kan Opgroeien:

    • de schorsing verlengen. Wanneer meer tijd nodig is voor de opvang om alles in orde te brengen of wanneer verder onderzoek nodig is. De opvang blijft dan gesloten.
    • de schorsing stoppen. Als de organisator aantoont dat de opvang terug aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en kan blijven voldoen. De opvang mag dan weer open.
    • de vergunning opheffen. De opvang slaagt er niet in om veilige en kwaliteitsvolle opvang te bieden. De organisator van de opvang is niet geschikt om kinderopvang te organiseren.

    De opheffing van een vergunning is wel definitief. De opvang is de vergunning kwijt en kan geen kinderen meer opvangen. De opvang moet sluiten, tenzij er een geschikte overnemer is. Als de organisator van een gesloten opvang een nieuwe vergunning aanvraagt, gaat Opgroeien na of die organisator geschikt is om een kinderopvang te organiseren.

  • Ja. Wanneer er een dreigend en ernstig gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de kinderen is, kan Opgroeien de vergunning van een opvang schorsen of opheffen wegens dringende noodzakelijkheid

  • Opgroeien sluit een opvang als er een dwingende en grondige reden is. 

    Handhaving omvat de acties die Opgroeien onderneemt om ervoor te zorgen dat kinderopvanglocaties de regels naleven.

    Meestal doorloopt Opgroeien verschillende stappen voordat een opvang wordt gesloten. De opvang krijgt kansen en ondersteuning om  orde op zaken te stellen. Als er echter een vermoeden is dat de kinderen in gevaar zijn, moet Opgroeien niet alle stappen volgen. De veiligheid van de kinderen staat dan voorop.

    Lees meer over de stappen binnen handhaving.

    • De inspectieverslagen van Zorginspectie zijn een belangrijke informatiebron. Zorginspectie gaat ter plaatse na of de opvang voldoet aan de vergunningsvoorwaarden.
    • Opgroeien vraagt ook documenten van de opvang op om na te gaan of de opvang kwaliteitsvol is, bijvoorbeeld een uittreksel van het strafregister.
    • Opgroeien houdt rekening met klachten en meldingen, bijvoorbeeld van ziekenhuizen, politie, ouders, buren, ... Indien nodig, schakelen we Zorginspectie in om dit ter plaatse te controleren.
    • Wanneer het parket een onderzoek doet in de kinderopvang, stelt Opgroeien zich benadeelde partij. De informatie die we eventueel uit dit gerechtelijk onderzoek krijgen, is ook belangrijk.
  • Opgroeien sluit een kinderopvang als er een dwingende en grondige reden is. De sluiting van een kinderopvang kan tijdelijk zijn (schorsing) of definitief (opheffing). 

    Schorsing

    Een schorsing wil zeggen dat de kinderopvang tijdelijk geen vergunning heeft. Je kind kan dan tijdelijk niet terecht in de opvang. 

    Opgroeien kan een opvang schorsen om verschillende redenen:

    • bij een acuut gevaar voor de kinderen. Opgroeien schorst de opvang onmiddellijk wegens dringende noodzakelijkheid. Bijvoorbeeld een gaslek, een kinderbegeleider die grensoverschrijdend gedrag toonde en nog bij de kinderen werkt…
    • uit voorzorg. Er zijn ernstige indicaties dat er een inbreuk is op de vergunningsvoorwaarden en dat daardoor de veiligheid en gezondheid van de kinderen in het gedrang komen. Bijvoorbeeld een ernstige verwonding in de opvang waar nog geen verklaring voor is, een gebouw met zware veiligheidsrisico’s, een onderzoek naar aanleiding van een overlijden of ernstig ongeval in de opvang,  ... Lees meer over het voorzorgsprincipe.
    • als de opvang de tekorten op korte termijn kan oplossen. Via een tijdelijke schorsing wordt geprobeerd om een definitieve sluiting te voorkomen.

    Opheffing

    De sluiting is definitief als de kinderopvang zijn vergunning kwijt is.

    Opgroeien heft de vergunning van de opvang op wanneer de opvang er maar niet in slaagt om veilige en kwaliteitsvolle opvang te bieden. De opvang voldoet niet langer aan de vergunningsvoorwaarden. De organisator van de opvang heeft niet het vermogen om kinderopvang te organiseren

    Na de opheffing kan de opvang geen kinderen meer opvangen.

  • Als je kinderopvang nog actief is:

    Het fiscaal attest is de verantwoordelijkheid van de organisator van de kinderopvang.

    Stap 1: als de organisator geen fiscaal attest aflevert of als er fouten op staan

    Contacteer de kinderopvang om dit recht te zetten. Doe dit schriftelijk, zodat je hiervan een bewijs hebt.  

    Stap 2: als de organisator dit attest na aandringen nog steeds niet bezorgt

    Meld dit probleem aan je lokaal belastingkantoor. De dienst die de organisator opvolgt kan dan verdere stappen ondernemen.

    Stap 3: als de organisator na stappen 1 en 2 tegen de deadline voor de belastingsaangifte nog steeds niet het attest heeft afgeleverd of de rechtzetting heeft gedaan 

    Dan kan je je op overmacht beroepen. Dan moet je:

    1. kunnen aantonen dat je in een situatie van overmacht zit (de e-mails of brieven met de herinnering aan de organisator om het attest af te leveren, de e-mail of brief naar het belastingkantoor, …).
    2. met de nodige bewijsstukken de kinderopvangkosten aantonen: aantal dagen en welke bedragen

    Als je kinderopvang niet meer actief is (vergunning opgeheven, failliet, gestopt,…):

    Als de kinderopvang op non-actief staat omdat de vergunning is opgeheven of geschorst

    Volg dezelfde stappen zoals hierboven beschreven.

    Als de opvang of rechtspersoon niet meer bestaat

    Dan kan je je op overmacht beroepen: volg stap 3 zoals hierboven beschreven. 

    Bij een faillissement moet je de opvang wel nog contacteren. Als deze niets meer kan bezorgen: volg je stap 3 als hierboven beschreven.

  • In het huishoudelijk reglement van je opvang kan je lezen wat je opvang doet bij koorts of ziekte. De opvang gaat voorzichtig om met het toedienen van geneesmiddelen. Geneesmiddelen dien je best zo veel mogelijk thuis toe.

     

  • Elk kind wordt zindelijk op zijn eigen tempo. Je kan het proces niet versnellen, maar wel positief stimuleren.

    Naar de kleuterschool

    Is een kind nog niet zindelijk als het naar school gaat, bespreek dit dan met de kleuterleid(st)er. Een kind mag hiervoor niet geweigerd worden. Je kan samen bekijken hoe en wanneer je met de zindelijkheidstraining start. Zindelijkheid hoort bij het opgroeien en is niet iets waarover je je moet schamen. 

    Scholen kunnen wettelijk geen kinderen weigeren omdat ze niet zindelijk zijn. Als ze dat toch doen en een gesprek hierover weigeren, kan de ouder een klacht indienen bij het departement onderwijs.

    Naar de buitenschoolse opvang

    Zindelijk worden is niet voor elk kind even gemakkelijk. De opvang mag kinderen niet discrimineren op basis van hun gezondheid of fysieke toestand. Daarom mogen kinderen niet systematisch geweigerd worden als ze niet zindelijk zijn, ook niet via het huishoudelijk reglement.

    Aanbevelingen voor de opvang: 

    • Stippel een beleid uit voor het opvolgen van het zindelijkheidsproces. 

    • Maak dat beleid kenbaar aan de ouders. Het beleid kan opgenomen worden in het huishoudelijk reglement. 

    • Zorg voor een goede afstemming met de ouders, bv. op hetzelfde moment en op dezelfde manier beginnen met de zindelijkheidstraining. 

    • Als buitenschoolse opvang kan het nuttig zijn om daarover te overleggen met de scholen.

Ontwikkeling en gedrag (17)

  • Kinderen ontwikkelen heel verschillend en zeker op vlak van taal. Sommige kinderen die starten op school, kunnen zich al perfect uitdrukken. Anderen spreken nog minder vlot of kunnen hun gedachten en gevoelens nog niet zo goed verwoorden. Dat is heel normaal. Kinderen begrijpen heel wat meer dan dat ze zelf kunnen verwoorden. 

    Het is belangrijk dat je kind zich veilig en goed voelt op school. Je kan je zorgen bespreken met de leerkracht en zoeken hoe je samen je kind kan helpen. Zo ga ook jij je kind met een geruster gevoel naar school brengen. 

    Lees meer over taal en meertaligheid. 

  • Helemaal niet. Onderzoek toont aan dat meertalige kinderen geen groter risico hebben op taalachterstand. Zelfs als ze later beginnen te praten, halen ze dit volledig in. Ze bereiken de belangrijke mijlpalen in de taalontwikkeling even goed als kinderen die eentalig opgroeien. 

    Lees meer over taal en meertaligheid

  • Je kind leert veel in deze periode en heeft tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit en deze te verwerken. 

    • Geef je kind tijd om alles wat nieuw is te verwerken en ga er positief mee om.  
    • Zing samen liedjes die je kind leerde in de kinderopvang. 
    • Als je je zorgen maakt kan je hierover in gesprek gaan met de kinderopvang. 

    Lees meer over taal en meertaligheid

  • Helemaal niet. Het is een misverstand dat een andere thuistaal negatief is voor het leren van Nederlands. Integendeel: de talen helpen elkaar! Als je kind een stevige basis heeft in de thuistaal, zal je kind vlotter andere talen leren. Je kind leert zo sneller verbanden leggen en de andere taal begrijpen.

    Een kind dat thuis geen Nederlands leert, zal dit in de kinderopvang, op school, ... leren van de begeleiders of leerkrachten en andere kinderen. Op deze leeftijd gaat het leren van een nieuwe taal meestal vlot. Het belangrijkste is dat er veel gepraat wordt met je kind en je kind zelf veel kansen krijgt om te spreken.

    Lees meer over taal en meertaligheid.  

  • Je kan de thuistaal van je kind doorheen de dag en op verschillende manieren stimuleren: 

    • Wees creatief: speel taalspelletjes, zing liedjes of verzin rijmpjes. 
    • Kijk samen naar tv of lees samen boekjes in de thuistaal. En praat erover met je kind, laat je kind vertellen wat er gebeurt. 
    • Ga op zoek naar leuke plekjes waar de taal wordt gesproken, bijvoorbeeld een speelplein in de buurt waar kinderen zijn die dezelfde taal spreken. 
    • Maak de thuistaal herkenbaar: bezoek familie of vrienden die dezelfde taal spreken. Zo laat je zien dat jullie thuistaal ook door andere mensen buiten je gezin gebruikt wordt. 
    • Geef geregeld complimentjes over wat je kind al kan, toon dat je fier bent. 

    Lees meer over taal en meertaligheid.

  • Een kind leert in de kinderopvang of op school vrij snel een nieuwe taal, ook al heeft hij of zij die taal nog maar weinig of helemaal niet gehoord. 

    Wees niet ongerust als je kind op een later moment in contact komt met een nieuwe taal. Als je kind een stevige basis heeft in de thuistaal, zal dat enorm helpen om een nieuwe taal te leren. 

    Tips om je kind hierbij te ondersteunen: 

    • Er is geen reden om thuis plots anders te doen dan daarvoor: het is en blijft belangrijk om de thuistaal te blijven spreken. Dit om te vermijden dat je kind die taal zou verliezen omdat de taal minder aanwezig is in zijn of haar dagelijks leven.  

    • Reageer positief tegenover alle talen die je kind leert, bv: ‘Wow! Ken je al zoveel woorden in het Nederlands?’  

    • Kinderen moeten de tijd krijgen om de nieuwe taal te verwerken en begrijpen. Dwing je kind niet om in die taal te spreken. 

    • Ben je bezorgd? Bespreek dit dan met de kinderbegeleider of kleuterjuf. 

    Lees meer over meertalig opvoeden.

  • Helemaal niet. De meeste meertalige kinderen mixen talen door elkaar, op een spontane manier. Dit is volledig normaal en natuurlijk bij kinderen die meertalig opgroeien. Het is zelden een teken van taalachterstand of taalontwikkelingsproblemen.  

    Hoe komt dat nu juist? Jonge kinderen kunnen nog geen onderscheid maken tussen de verschillende talen. Dit lukt hen pas tussen de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Ze leren begrijpen dat de ene taal met die persoon wordt gesproken en de andere taal met een andere persoon. En ze leren zelf om die talen uit elkaar te houden. 

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • Uit onderzoek blijkt dat tablets of tv (en ander 'hightech'-speelgoed) niet bijdragen aan de taalontwikkeling van een jonge baby. 

    Een baby heeft vooral interactie nodig. Baby's moeten kunnen communiceren met hun omgeving om zich (talig) te ontwikkelen. Bij een tablet of tv is die interactie er niet. Door niet te delen wat het kind op het scherm zag, wordt deze interactie beperkt.

    Betekent dit dat tablets en tv slecht zijn voor een baby? Neen, op voorwaarde dat ze gebruikt worden binnen een taalrijke context of samen met de ouders, grootouders of andere opvoeders. Je kijkt bv. samen naar een filmpje en vertelt er bij of je kijkt samen tv en zingt, ... 

    Het is pas later, als een kind ouder is dan twee jaar, dat de tv een effect kan hebben op taalontwikkeling en woordenschat.  

    Lees meer over taalontwikkeling

  • Een baby herkent redelijk snel geluiden, ongeveer tussen 0 en 3 maanden. Een huilende baby die in het begin pas rustig wordt nadat je hem of haar oppakt, zal na enkele maanden leren stil te worden als je tegen hem of haar praat.

    Het begrijpen van taal van je kind gaat veel sneller dan het spreken. Ook al zegt je kind nog geen woordjes, hij of zij zal al snel begrijpen wat je bedoelt als je bijvoorbeeld zegt ‘we gaan naar buiten’.

    Je baby begint de eerste woordjes zoals ‘mama’, ‘bal’ te herkennen vanaf ongeveer 6-8 maanden en begrijpt steeds meer van wat jij zegt, ook al kan je baby zich nog niet in woorden uitdrukken. Vraag maar eens ‘Waar is je auto?” en je baby zal er wellicht naar op zoek gaan. Je baby zal ook de verschillende toonvariaties begrijpen en zal dus het verschil herkennen tussen een vriendelijke of een boze toon.

    Lees meer over taalontwikkeling.

  • Zeker! Iedereen die een taal genoeg én kwaliteitsvol kan praten met je baby draagt bij aan de taalontwikkeling van je kind in een bepaalde taal. Grootouders dus ook!

    Er zijn wel een aantal belangrijke dingen om rekening mee te houden:

    • Hoe vaak zien de grootouders het kind?
    • Zijn er veel gesprekken tussen grootouder en kind als zij elkaar zien? 
    • Is de grootouder zelf taalvaardig in die taal?

    Enkele voorbeelden: Als een grootouder een dag per week op je kind past en doorheen de dag actieve gesprekken voert, zingt,… in zijn of haar moedertaal, is er veel kans dat je kind die taal vlot zal leren. Een baby die een taal maar twee uren per week via de grootouders hoort, krijgt weinig kansen om die taal te leren.

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • Er wordt vaak gedacht dat baby’s die verschillende talen horen van hun ouders in de war geraken. En dat ze deze talen niet van elkaar zullen kunnen onderscheiden en niet goed kunnen leren. Dit is een veel voorkomende misvatting.

    Meerdere talen tegelijk aanbieden is meestal geen probleem. Baby’s die vanaf de geboorte met twee of meerdere talen worden opgevoed, leren die talen net zo goed als kinderen die één taal leren.

    Als je de taal spreekt die je zelf goed kan en de verschillende talen vaak en goed worden aangeboden, kan je kind verschillende talen tegelijk leren.

    Lees meer over meertalig opvoeden

  • De zwangerschap is een heel goed moment om stil te staan bij hoe je je kind meertalig wil opvoeden.

    Het allerbelangrijkste is dat je baby zoveel mogelijk en op een natuurlijke manier in contact komt met de talen die je voor hem of haar kiest! Op voorhand samen nadenken en afspraken maken helpt om het vol te houden. Tegelijkertijd kan het zijn dat je na een tijd andere keuzes maakt, en ook dat is normaal.

    Op de pagina meertalig opvoeden vind je heel wat interessante informatie. 

  • In Vlaanderen groeien heel wat kinderen op in een meertalig gezin: minstens 1 op 4 kinderen spreekt meer dan één taal. Soms leren ze die vanaf de geboorte, dan weer praten ze een andere taal thuis en leren ze Nederlands op school of in de kinderopvang. Elk gezin maakt z’n eigen keuze. Soms spreken mama en papa consequent elk een andere taal met hun kind, soms is het de context die de taal bepaalt. Bijvoorbeeld met de grootouders taal X, in de winkel taal Y en thuis taal Z.

    Een ideale aanpak bestaat niet: alles hangt af van de situatie, wensen en mogelijkheden van het gezin. Er bestaat geen ‘beste strategie’ voor iedereen.

    Ouders kiezen het best voor een taal waar ze zich goed kunnen in uitdrukken en waarbij ze zich goed voelen. Zo leren kinderen het best talen: als ze een stevige basis hebben in hun thuistaal, verloopt andere talen leren een stuk vlotter.

    Gaat je kind straks naar een Nederlandstalige school en spreken jullie thuis een andere taal? Zorg er dan voor dat het via andere mensen in je omgeving – kinderopvang, buren of familie – toch al kennismaakt met het Nederlands. Stel je zelf ook positief op tegenover alle talen, dan zal je kind dat ook doen.

    Lees meer over meertaligheid

  • ‘Tuut Tuut’ zeggen als je ‘auto’ bedoelt, raden we af. Je leert je kind het best meteen de correcte woorden, zo zorg je ervoor dat je kind voortdurend nieuwe woorden leert.

    Hoe meer woorden jij gebruikt, des te meer je je kindje uitdaagt met zijn of haar woordenschat en hem of haar een rijke taal aanleert.

    Zit je kind in de brabbelfase, dan mag je natuurlijk rustig meebrabbelen, puur voor de fun! Je zal merken dat dat hem of haar aanmoedigt om volop te oefenen. Zolang je ook nog échte taal gebruikt om met je kind te communiceren, is meebrabbelen alleen maar positief.

    Als je kind begint te praten, zal hij of zij ongetwijfeld fouten maken. Corrigeer je kind niet expliciet: dat maakt hem of haar onzeker en terughoudend. Op deze leeftijd is experimenteren belangrijker dan correct praten, dus behoud de spontaniteit. Zelf blijf je natuurlijk het goede voorbeeld geven door het correcte woord te gebruiken. Bijvoorbeeld: Je kind heeft een speelgoedauto in zijn of haar hand en zegt "Tauto". Jij antwoordt: "Ja, dat is een mooie auto, hè!"

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

  • Geen paniek. De taalontwikkeling van jonge kinderen verloopt heel grillig. Dat wil zeggen dat je kind op sommige momenten trager vooruit gaat qua taal. Dat is heel normaal, misschien concentreert hij of zij zich vooral op leren rollen of kruipen. Elk kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. Sommige kinderen zeggen hun eerste woordje als ze 10 maanden zijn, terwijl anderen pas met 20 maanden een duidelijk woord uitbrengen.

    Aan woordjes gaat trouwens een brabbelfase vooraf. Je hoort dan vooral een opeenvolging van dezelfde lettergrepen, zoals ‘da-da-da’ of ‘ma-ma-ma’.

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind. 

  • Doe vooral waar je blij van wordt! Zolang je maar veel praat met je kind. 

    Zelfs met een jonge baby kan je al volop gesprekjes voeren. Je voert ze spontaan, tijdens alledaagse activiteiten zoals eten, verluieren of het badje. Als je graag zingt, is dat ook heel goed. Probeer ook eens knisperboekjes, badboekjes, stoffen boekjes en boekjes in felle kleuren. Je kind voelt, proeft en ontdekt zo heel wat nieuwe dingen. Laat ze overal in huis rondslingeren want je kind leert ze al spelenderwijs kennen.

    Experimenteer volop: je kan niets verkeerds doen! Het omslaan van de pagina’s alleen al is interessant. Daarna volgen de prentjes en het verhaaltje. Kind en Gezin werkt samen met 'Iedereen Leest' voor Boekstart. Zo willen we ouders met hun jonge kinderen laten genieten van boeken.

    Lees meer over de taalontwikkeling van je kind

  • Vooraleer baby’s hun eerste woordjes zeggen, zijn ze al volop taal aan het leren. Eerst begrijpen ze wat anderen zeggen, pas later gaan ze zelf spreken. Door veel te praten met je baby, zorg je ervoor dat hij of zij taal leert. Bovendien herkent je baby je stem van tijdens de zwangerschap en dat geeft vertrouwen.

    Benoem wat je doet, dat brengt rust. Zeg tijdens het aankleden bijvoorbeeld ‘Nu steek ik je armpje in de mouw’. Als je dat telkens herhaalt, wordt het een ritueel waarbij je kindje niet alleen taal leert, maar ook de wereld om zich heen verkent en vertrouwt.

    Lees meer over de taalontwikkeling. 

Opvoeding (5)

  • Je vindt heel wat tips om om te gaan met driftbuien bij de pagina over peuterpuberteit

  • Rond de leeftijd van 8 maanden begint je kind voor het eerst verdrietig te reageren als vertrouwde mensen uit zijn of haar omgeving weggaan. Dit wordt ‘scheidingsangst’ genoemd.

    Deze angst is meestal het hevigst tussen 8 en 18 maanden. Je kind ziet jou weggaan, maar weet nog niet of en wanneer je terugkomt. Je kind voelt zich veilig bij jou en plots valt die veiligheid weg. Dat kan soms hevige reacties teweegbrengen.
     
    Wanneer je kind jou ziet verdwijnen, begint hij of zij te huilen. Je kind wil niet meer naar de opvang of wil niet meer alleen gaan slapen. In deze periode kan het gebeuren dat je kind ’s nachts wakker wordt en begint te huilen.

    Scheidingsangst komt bij ieder kind voor, maar het ene kind reageert angstiger dan het andere. Deze angst is een voorbijgaande fase in de ontwikkeling. Bij het ene kind duurt het langer dan bij het andere kind. Scheidingsangst zal niet plots weg zijn en kan blijven tot de leeftijd van 3 jaar.

    • Vanaf de leeftijd van 2,5 jaar kunnen kinderen zich over het algemeen behoorlijk veilig voelen in aanwezigheid van ‘vreemde’ personen.
    • Bij jongere kinderen duurt de gewenningsperiode bij vaag bekende personen langer.
    • Rond de leeftijd van 4 jaar zal je kind steeds beter tegen een korte scheiding van zijn ouders kunnen. De omgeving wordt vertrouwder, je kind is zelfredzamer geworden en kan al beter praten.

    Thuis

    Scheidingsangst kan worden verminderd als je niet fysiek aanwezig bent in dezelfde kamer, maar wel bv. in de kamer ernaast. Nog wat rommelen, zingen... helpt je kind over zijn of haar angst heen: je kind merkt dat er toch nog iemand in de buurt is.

    Tip: Kiekeboespelletjes leren een kind dat als hij of zij iemand even niet ziet, die persoon er toch nog is én ook weer terugkomt.

    In de opvang of bij de oppas

    Het is belangrijk als ouder dat je niet toegeeft aan die angsten van je kind en dat je je kind nog met een gerust hart kunt achterlaten.

    • Probeer duidelijk afscheid van je kind te nemen. Hoe klein hij of zij nog is, vertel waar je naartoe gaat en dat je straks terugkomt.
    • Kordaat zijn maakt het afscheid draaglijker. Blijf niet treuzelen bij het afscheid. Ook al ben je zelf van streek, je kind heeft jouw vertrouwen nodig om met het afscheid om te kunnen gaan.
    • Een dikke knuffel van jou en eventueel een knuffeltje van je kind kan helpen als troost. Meestal zal je kind na korte tijd vanzelf ophouden met wenen.

    Tip: Je kan bij de oppas elke keer iets langer wegblijven, zodat het kind stapsgewijs leert om gescheiden te zijn.

    Lees meer over angsten

  • Vanaf gemiddeld 2 - 2,5 jaar slagen kinderen erin om hun autogordel los te maken en proberen ze dit ook graag eens uit. Het is belangrijk om goed uit te leggen dat de gordel altijd aan moet voor de veiligheid.

    • Als je zelf altijd het goede voorbeeld geeft, is de kans groter dat je kinderen je volgen en de gordel als iets vanzelfsprekend gaan beschouwen.

    • Misschien kan je je kinderen wanneer je thuis aangekomen bent, laten spelen met de gordel. Maar vertel er heel duidelijk bij dat dit niet kan in een rijdende auto.

    Was als het toch moeilijk verloopt?

    1. Bereid kinderen goed voor op een autorit: vertel waar je naartoe gaat en hoe lang het duurt.

    2. Het beste kan je duidelijke regels stellen over de veiligheid in de auto. Als je kind er rijp voor is, kan je afspraken maken met je kind over tot welk moment de gordel aan moet blijven. Zo kan je bijvoorbeeld afspreken dat de gordel aanblijft tot je de motor afzet en het teken geeft dat de gordels los mogen.

    3. Help je kinderen zoeken naar activiteiten die wel mogen in de auto.

    4. Als je merkt dat je kind toch de autogordel wil losmaken tijdens het rijden, herinner je hem of haar aan de regels en zet je de auto aan de kant om je kind weer veilig vast te maken.

  • Kinderen voelen zich veilig in een gezin waarin geborgenheid en eerlijkheid samenkomen. De eerlijkheid om te benoemen wat er gebeurt en welke gevoelens dit oproept. De geborgenheid dat ouders er voor hen zijn. Wat niet betekent dat ouders altijd alles hoeven te weten of zich zelf niet bang kunnen voelen, maar wel dat dit besproken kan worden.

    Moffel nare gebeurtenissen dus niet weg, maar maak tijd om met je kinderen hierover te praten. Wees zo eerlijk mogelijk. Doe dit op maat van wie je kind is. Heeft je kind (grote) interesse in wereld rondom hem? Is je kind snel of niet snel angstig? Jij kent je kind en weet vaak intuïtief wat je kind nodig heeft om hiermee om te gaan.

    • Beelden kunnen hard binnenkomen. Kinderen onder 8 jaar kunnen beelden onvoldoende inschatten. Probeer kleine kinderen dus zo weinig mogelijk bloot te stellen aan beelden. Kan je dit toch niet vermijden, probeer dan samen te kijken en genoeg duiding te geven.

    • Kleine kinderen kunnen nog moeilijk onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid, waardoor ze soms angstig kunnen reageren.

    • Als je merkt dat je kind zich angstig voelt, kan je helpen zoeken wat dit gevoel zou kunnen wegnemen: wat kun jij doen als ouder? wat kan je kind doen? Een dikke knuffel, een spelletje spelen…

    • Oudere kinderen leven niet in een cocon en hebben via nieuws, sociale media, vrienden … wel al informatie opgedaan en zich daarover een mening gevormd. Bevraag wat ze ervan weten en hoe ze erover denken en zich erbij voelen. Sommige kinderen zullen zelf vragen stellen over wat er aan de hand is. Belangrijk is om het in hun hoofd niet te laten uitgroeien tot angstige gebeurtenissen, maar door een gesprek te ‘normaliseren’.

    Concreet voorbeeld: De school is gesloten door terreurdreiging:

    • Voor sommige kinderen is dat ok. Zij hebben geen verdere vragen. Dan hoef je niet speciaal er verder op in te gaan. Het mag wel, en dan kun je vragen aan kinderen wat ze nu denken en daarop ingaan.

    • Voor andere kinderen kan dit een angstig gevoel geven of versterken en is het belangrijk om dit gevoel te bespreken. Je kan mee geven dat dit een (extra) veiligheidsmaatregel is, dat men geen risico wil nemen.

    • Wees ook eerlijk over je eigen gevoelens daarbij.

  • Het is belangrijk om eerst en vooral uit te zoeken wat je kind niet leuk vindt aan haren wassen: is het uit angst? is het door het water? is het omwille van het gevoel van de schuim? ... Heel wat kinderen vinden de sproeier niet leuk, omdat die op de een of andere manier een bepaalde angst oproept. Een peuter is vaak ook bang doordat hij of zij niet helemaal begrijpt wat er allemaal gebeurt.

    Toon begrip voor de angsten van je kind, maar leer het er ook stapsgewijs mee om te gaan. Kinderen moeten weten dat de angst voorbij gaat, maar ook dat ze soms zelf oplossingen kunnen vinden om hun angst te overwinnen. Rond de leeftijd van 5 à 6 jaar kan een kind ook begrijpen dat haren wassen om een rationele reden gebeurt (om het gezond te houden).

    Tips

    1. Kondig duidelijk aan je peuter aan dat het badtijd is en dat vandaag de haartjes zullen gewassen worden. 
    2. Beschrijf en overloop alle stappen die er bij dit haren wassen zullen gebeuren. Dat geeft duidelijkheid aan je kind, hij of zij weet waaraan zich te verwachten.
    3. Als je kind in bad zit, beschrijf dan nog elke handeling.
    4. Hou het wassen zo kort mogelijk en gebruik niet-prikkende shampoo.
    5. Je kan je kind eventueel de keuze laten: aan het begin van de badtijd de haren wassen of eerst spelen en dan haren wassen.
    6. Misschien vindt je kind het minder erg als je samen in bad of onder de douche gaat?
    7. Je kind kan de haren eventueel zelf nat maken.
    8. Als het vooral een probleem van shampoo in de ogen blijkt te zijn, kan een duikbrilletje de oplossing zijn.
    9. Beloon je kind op het einde, als het (redelijk) vlot gegaan is door samen een leuk spelletje te spelen.

    Meer informatie bij dagelijkse verzorging en gedrag en opvoeding

Slapen (14)

  • De biologische klok van kinderen functioneert volgens wetenschappers nog beter dan bij volwassenen. Daarom is de overgang tussen winteruur en zomeruur voor ouders van baby's en peuters altijd spannend: gaat je kind zich makkelijk aanpassen of vraagt het wat tijd? Sommige kinderen stappen zonder moeite mee in het nieuwe dagritme. Andere kinderen hebben meer tijd nodig om zich aan te passen.

    Je kan het moment van bedtijd een aantal dagen vooraf elke dag een kwartier opschuiven. Zo vermijd je dat je kind in één keer aan een uur tijdsverschil moet wennen. Schuif ook het uur van het avondeten elke dag mee op.

    Wintertijd

    Als de wintertijd ingaat, zetten we de klok één uur achteruit: 3 uur wordt 2 uur. Je kind is ’s avonds al moe, maar het is nog geen bedtijd. De kans bestaat dan dat je kind over zijn of haar slaap heen is als het wel bedtijd is. ’s Ochtends kan je kind voor dag en dauw wakker zijn.

    • Hou vast aan je gewone slaapritueel
    • Pas de tijd van dutjes overdag ook wat aan.  

    Zomertijd

    Als de zomertijd ingaat, zetten we de klok één uur vooruit: 2 uur wordt 3 uur. 

    Je kind gewoon vroeger naar bed sturen, biedt geen oplossing. In de uren voor de normale bedtijd maken de hersenen een stof aan waardoor je actiever wordt, om te voorkomen dat je voortijdig in slaap valt. Je kan dus wel vroeger in bed gaan liggen, maar dat heeft weinig zin. Niet alleen het slapen gaan, maar ook het opstaan is moeilijk in de eerste dagen na het ingaan van de zomertijd. 

    3 tips om je kind in het nieuwe ritme te brengen: 

    • Zorg 's ochtends bij het opstaan meteen voor veel licht en lichamelijke activiteit
    • Zorg er 's avonds voor dat het vroeger donker is. Doe bijvoorbeeld de gordijnen dicht en de schemerlamp aan.
    • Maak het niet te wild de laatste paar uur voor het naar bed. Rustige spelletjes, een verhaaltje, een liedje, rustig tanden poetsen en de pyjama aandoen is het ideale slaapritueel.
  • Slaapwandelen komt vooral voor bij kinderen tussen 3 en 5 jaar. Het is een vrij normaal verschijnsel en verdwijnt doorgaans vanzelf. Slaapwandelen treedt meestal op tijdens de eerste uren van de nacht. Het kan enkele minuten tot een halfuur duren.

    Een kind dat slaapwandelt heeft de ogen open, maar reageert nauwelijks op wat je zegt of doet. Het kind zal ongericht rondlopen, hier en daar een deur openen en uiteindelijk weer in bed gaan liggen.

    Wat kan je doen?

    Je kan weinig doen om slaapwandelen te voorkomen. Bescherm je kind wel tegen mogelijke ongelukken. Kinderen weten helemaal niet goed wat ze doen tijdens hun nachtelijke ronde. Neem voorzorgsmaatregelen:

    • verwijder de voorwerpen die voor je kind in de weg kunnen staan
    • sluit de ramen zorgvuldig af
    • sluit het trapgat zorgvuldig af
    • kijk na of je nog andere maatregelen moet nemen om de leefruimte veilig te maken.

    Een kind dat slaapwandelt, maak je best niet wakker. Je kind weet niet waar hij of zij zich bevindt en hoe hij of zij daar gekomen is. Wakker maken kan een paniekgevoel veroorzaken, waardoor je kind bang wordt om opnieuw in te slapen.

    Je kan je kind bij de hand nemen en het langzaam, zonder te praten, weer naar bed leiden.

  • Nachtmerries spelen zich af in een droom, waarna je kind wakker wordt. Ze komen vooral voor bij kinderen van 4 tot 6 jaar. In deze periode beleven kinderen de wereld rondom hen heel intens. ’s Nachts verwerken ze de belevenissen en gevoelens van de afgelopen dag. Hierdoor dromen kleuters zeer levendig. Monsters en spoken nemen de plaats in van de belevenissen die kinderen overdag als bedreigend of overdonderend hebben ervaren.

    Wat kan je doen?

    • Stel je kind gerust door hem of haar zachtjes te aaien of te knuffelen, door te vertellen dat alles in orde is. Jouw stem helpt. 
    • Haal je kind naar het hier en nu. Vertel bijvoorbeeld waar je kind is, wat er in de kamer te zien is en dat jij bij je kind bent. Doe eventueel het licht aan om je kind te laten zien dat hij of zij op zijn of haar kamer is. 

    Lijkt je kind wakker tijdens een nachtmerrie?

    Soms schreeuwt je kind luid en gaat rechtop in bed zitten. Meestal merk je een angstige uitdrukking op het gezicht en wijd opengesperde ogen. Je kind zweet en ademt snel. Je kind lijkt wakker, maar is het niet. Typisch is dat je kind zich er de volgende morgen niets van kan herinneren. Dit komt het vaakst voor bij kinderen rond de leeftijd van 5 jaar. 

    Je hoeft je kind niet te wekken (anders dan bij een nachtmerrie). Wacht af tot de aanval na enkele minuten vanzelf overgaat en je kind weer in een normale slaap valt.

  • Sommige kinderen voeren met hun hoofd of romp een aantal herhaalde bewegingen uit voor of tijdens het inslapen, of ’s nachts. Ze bewegen met hun hoofd van voren naar achteren of slaan het ergens tegenaan, zoals de bedrand of de muur. Het kan zijn dat je kind zijn of haar hoofd of zelfs hele lichaam heen en weer rolt of op handen en voeten heen en weer beweegt. Sommige kinderen maken hier een brommend geluid bij. Dit gebeurt allemaal onbewust.

    Over het algemeen gaan kinderen niet zo ver dat ze zichzelf werkelijk verwonden. Sommige kinderen krijgen wel blauwe plekken op hun hoofd. Gek genoeg ervaren deze kinderen ook dan meestal geen pijn.

    Komt het vaak voor?

    Hoofdbonken net voor of tijdens het slapen komt vrij veel voor bij jonge kinderen. Doorgaans moet je je geen zorgen maken. Op de leeftijd van 9 maanden vertoont meer dan de helft van de kinderen dit gedrag wel eens. Op 18 maanden is dit nog maar een op de drie en op 2 jaar nog maar een op de vijf. In de meeste gevallen verdwijnt het vanzelf rond de lagere schoolleeftijd.

    Waarom bonkt of schudt een kind?

    Kinderen doen dit vaak om zichzelf tot rust te brengen of in slaap te wiegen.

    Waarom doet het ene kind dit wel en het andere niet?

    • Dit lijkt gedeeltelijk afhankelijk te zijn van de mate waarin een kind andere manieren heeft om eventuele spanning af te reageren en van hoe gevoelig een kind is voor spanning.
    • Soms gaat een kind meer hoofdbonken net vóór een nieuwe stap in zijn of haar ontwikkeling.
    • Steeds vaker wordt er ook gedacht dat het te maken heeft met de rijping van de hersenen. Naarmate de hersenen meer rijpen, stopt het bonken vanzelf.
    Twijfels of vragen?

    Heb je vragen of wil je het gedrag van je kind bespreken? Je kan terecht bij je verpleegkundige van Kind en Gezin, bij de arts van het consultatiebureau of bij je huisarts.

  • Als je kindje zich vlot kan draaien, hoef je hem of haar niet telkens op de rug te slapen leggen als hij of zij zich op de buik gedraaid heeft. Je kind is dan sterk genoeg om te reageren als zijn of haar gezicht in het matras terecht komt. Leg je kind wel op de rug om in te slapen.

    Lees meer over veilig slapen

  • De ideale temperatuur van de slaapomgeving voor een baby is 18°C. Deze temperatuur is niet altijd haalbaar bij extreem warme dagen. Het is belangrijk om kledij en beddengoed aan te passen aan de temperatuur van de kamer. Doe je baby enkel een hemdje of lichte T-shirt aan en legt hem of haar te slapen in een dun slaapzakje, extra toedekken met laken of deken is niet nodig. Hou ook extra toezicht.

    Je kan eventueel een airco in de slaapkamer plaatsen. Volg daarbij de handleiding van het toestel en ververs het water regelmatig als het over een airco met waterkoeling gaat. Let er ook op dat je de airco niet te koud instelt, hierdoor krijg je een koude luchtstroom waardoor je baby serieus afkoelt. Stel de airco slechts een aantal graden minder in dan de buitentemperatuur.

  • Knuffels kunnen het hoofd bedekken, waardoor een baby te warm kan krijgen.

    • Leer een baby onder de 6 maanden niet aan om met een knuffel te slapen. Onderzoek toont aan dat knuffels voor deze baby's nog geen emotionele rol vervullen.
    • Vanaf de leeftijd van 6 maanden kan een knuffel of doekje een geborgen gevoel geven. Een kind dat wakker is kan met zijn knuffel spelen of er troost bij zoeken.
    • Heeft je kind zijn of haar knuffel nodig om in slaap te raken, neem hem dan weg zodra je kind slaapt. Zet de knuffel op een plekje waar je kind hem kan zien.

    In de opvang

    Het advies hierboven geldt ook voor de kinderopvang, maar omdat dit advies niet letterlijk in de regelgeving is opgenomen, kan Kind en Gezin het niet afdwingen. De kinderopvang kan zelf beslissen om er van af te wijken en nagaan of de veiligheid op een andere manier kan gewaarborgd worden. Zo kan je bijvoorbeeld beslissen om een tijdje het toezicht te verhogen (bv. bij het zoeken naar een oplossing rond een knuffel).

    Voor de opvang is het echter niet eenvoudig om zomaar af te wijken van aanbevelingen: als er iets met een kind gebeurt, kan de opvang door een rechter aansprakelijk worden gesteld.

    Bovendien zijn de aanbevelingen van Kind en Gezin op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd en hebben ze hun succes in de praktijk bewezen: sinds ouders en kinderopvangvoorzieningen ze toepassen, zijn het aantal sterfgevallen omwille van wiegendood sterk gedaald.

    Lees meer over veilig slapen

  • De eerste jaren verandert er veel in de hoeveelheid slaap die kinderen nodig hebben en of ze al dan niet nog een dutje in de dag kunnen gebruiken. Natuurlijk zijn kinderen heel verschillend. Er zijn er die veel en weinig slaap nodig hebben, er zijn er die lang wakker blijven of heel vroeg uit bed willen. Dikwijls herkennen ouders iets van zichzelf in het slaappatroon van hun kind.

    • Pasgeborenen slapen het grootste deel van de dag. Slaap- en waakperiodes zijn nogal gelijk verdeeld over 24 uur.
    • Baby’s van een zestal weken kunnen soms al 6 uur aan één stuk doorslapen. Geleidelijk aan worden baby’s nog maar 2 tot 3 keer wakker voor voeding.
    • Meer dan de helft van de kinderen van 6 maanden slaapt ’s nachts 6 à 8 uur aan één stuk.
    • Kinderen tussen 1 en 3 jaar slapen ’s nachts gemiddeld 10 tot 12 uur. Het middagdutje neemt af van 2 tot 3 uur naar 1 tot 2 uur.
    • Daarna slapen kinderen tot 6 jaar ongeveer 10 tot 12 uur per nacht, zonder middagdutje.

    Natuurlijk zijn kinderen heel verschillend.

    Doorslapen?

    Het slaappatroon is opgebouwd uit verschillende slaapfases die in elkaar overgaan. Dat is bij kinderen en bij volwassen zo. Baby's maken bijvoorbeeld om de 30 à 45 minuten een overgang naar lichte slaap en kunnen daarbij wakker worden en onrustig zijn, (de ogen openen, zachtjes wenen ...). Nadien vallen ze terug in slaap. Een kind zal zich eens omdraaien, wat harder op zijn fopspeen zuigen of eens kreunen, om dan weer verder te slapen. Sommige kinderen hebben het moeilijk om - als ze wakker worden - weer zelf in slaap te vallen. Dan huilen ze, roepen ze hun ouders ... Doorslapen is dus het weer zelfstandig kunnen inslapen. Een kind dat leert om zelf in slaap te vallen, zal het daarom tijdens de nacht makkelijker hebben.

    Hoewel het niet mogelijk is om een baby te doen slapen, kunnen ouders al vanaf de eerste dag dingen doen die het voor de baby makkelijker kunnen maken om in te slapen en een goed slaappatroon te ontwikkelen.  Maar besef dat het slaapgedrag van een volwassene veel verschilt van het slaapgedrag van een baby. Het zelfstandig in- en doorslapen is een ontwikkelingsopgave voor het kind. Dat betekent dat kinderen tijd nodig hebben om ook te leren om zelfstandig in te slapen en om ’s nachts zelfstandig terug door te slapen. Gemiddeld kan je dat pas vanaf 6 maanden verwachten maar er is een grote variatie. Het is dus niet abnormaal als je kindje nog niet doorslaapt.  

    In de eerste twee jaar is het dus vrij normaal dat kinderen niet altijd even 'goed' zelfstandig kunnen in -en doorslapen. Bijna alle kinderen slapen wel eens moeilijk, maar meestal gaat dat vanzelf over. 

  • Een baby op zijn of haar rug laten slapen past binnen de adviezen voor wiegendoodpreventie. Wiegendood is het plots en onverwacht overlijden van een kind dat gezond leek en bij wie geen lichamelijke afwijking kon worden vastgesteld die het overlijden verklaart.

    Als baby’s op hun buik slapen, raken ze snel oververhit, hun ademhaling stokt vaker en ze ademen meer uitgeademde lucht in die minder zuurstof bevat. Allemaal dingen die je vermijdt door baby’s op hun rug te laten slapen.

    In 1994 stierven in Vlaanderen nog zo’n 104 kindjes aan wiegendood. Toen werd de rugligging ingevoerd en zakte het cijfer spectaculair, tot zo'n 15 overlijdens per jaar vandaag. 

    Draait je kind zich telkens op de buik? Als je kind zich vlot kan draaien, hoef je hem of haar niet telkens op de rug te slapen leggen als hij of zij zich op de buik gedraaid heeft. Je kind is dan sterk genoeg om te reageren als zijn of haar gezicht in het matras terecht komt. Leg je kind wel op zijn of haar rug om in te slapen.

    1. Te veel drukte
      De ene baby is gevoeliger voor geluid- en lichtprikkels dan de andere. Bekijk of je het bedje beter in een rustig hoekje van de woonkamer zet, afgeschermd van het licht en de drukte in de woonkamer. Kijk hoe je baby reageert: wanneer valt hij of zij makkelijk in slaap en wanneer niet? Kleine aanpassingen maken vaak een groot verschil. Leg het bed niet vol knuffels (of speelgoed). Dit is niet veilig en het geeft te veel prikkels aan een baby die in slaap wil vallen.
    2. Te weinig voorspelbaarheid
      Het is niet nodig een heel slaapritueel te volgen voor elk dutje. Wat wel belangrijk is, is voorspelbaarheid. Een vast dagritme zorgt ervoor dat je baby weet wat er komt: slapen, eten, samen spelen, alleen spelen en opnieuw slapen… Het brengt rust en neemt stress weg. Je baby zal rustiger slapen. Niet elke dag hoeft precies hetzelfde te verlopen, maar elke dag een totaal ander ritme is erg stressvol voor je baby.
    3. Te moe
      Een baby die moe is en niet rustig in bed wordt gelegd, wordt opnieuw klaarwakker. Als je baby daarna weer moe wordt, is hij of zij vaak te moe om zelf in slaap te vallen én een vermoeide baby wordt ook vaak snel weer wakker. Leg je baby dus meteen in bed als je ziet dat hij of zij moe wordt.
    4. Honger
      Soms kan het eenvoudig zijn. Niet elk voedingsmoment verloopt perfect volgens de klok. Misschien heeft je baby vandaag wat sneller honger? Volg het ritme van je baby, zo zorg je ervoor dat je baby zijn of haar verzadigingsgevoel leert vertrouwen.
    5. Iets anders
      Een te warme of koude kamer, pijn, een ongemakkelijke ligging, tandjes die doorkomen… Het is niet altijd makkelijk om te ontdekken waarom je baby moeilijk in slaap valt. Neem de tijd om je baby en zijn of haar signalen te leren kennen.

    Lees meer over slapen

  • Doorslapen betekent dat je baby 6 uur aan een stuk slaapt, niet ‘de klok rond’.

    Tot ongeveer 6 maanden worden sommige baby’s nog wakker voor een nachtvoeding, omdat hun hersenen in groei die voedingstoffen nog nodig hebben. Dat is normaal.

    Of je baby doorslaapt, heeft verder vooral te maken met het opbouwen van een goed slaappatroon. Baby's maken om de 30 à 45 minuten een overgang naar lichte slaap. Ze worden dan een beetje wakker, wriemelen even, kreunen en slapen weer verder. Je baby slaapt door als hij of zij bij zo’n overgang zonder jouw hulp opnieuw kan inslapen.

  • Het best leg je je baby wakker in bed als je baby het signaal geeft dat hij of zij moe is. Je baby leert zo zijn of haar bed als vaste slaapplaats te herkennen en zelfstandig in slaap te vallen. Je geeft je baby de kans om iets heel belangrijks te leren.

    Weent je baby als je hem of haar in bed legt? Laat je baby voelen dat je er bent, zonder je baby uit bed op te pakken of in slaap te wiegen. Als je jouw baby altijd op je schoot of in je armen in slaap laat vallen, dan wordt je baby dit gewend. En dan moet je baby altijd geholpen worden om in te slapen, ook als je baby ’s nachts even wakker wordt.

    Lees meer over slapen

  • Niet alle baby’s hebben evenveel slaap nodig. De gemiddelde slaaptijden zijn richtlijnen, dus geen zorgen als je kind meer of minder dan het gemiddelde slaapt. De boodschap is: leer je kind en zijn of haar signalen kennen. Wat doet je baby als hij of zij moe is? Geeuwen, wegkijken, onrustig worden, friemelen aan de oren, in de ogen wrijven? Dan is het tijd om te slapen.

    Lees meer over slapen

  • Een baby die steeds in slaap valt aan de borst, is erg lastig voor de mama. 

    In de eerste weken zou je baby minstens 8 tot 12 voedingen per 24 uur moeten hebben om een goede melkproductie op gang te brengen. Tijdens de borstvoeding zou je baby minstens 10 à 20 minuten actief moeten drinken. Meestal hoort je als mama de baby ook ook slikken. 

    Als je baby minder frequent borstvoeding vraagt of tijdens de borstvoeding te passief is, zal je baby minder melk binnen krijgen dan hij of zij nodig heeft. Je baby zal dan minder plassen en stoelgang maken en zijn of haar groei zal vertragen. Een ander gevolg is dat de melkproductie onvoldoende gestimuleerd wordt of dat de borst onvoldoende leeggedronken wordt, wat op een verstopt melkkanaaltje of een borstontsteking kan veroorzaken.

    Het is dus zowel voor de baby als voor de mama belangrijk dat de slaperige baby goed gewekt wordt voor een voeding.

    Mogelijke oorzaken

    • een langdurige bevalling of bepaalde medicijnen die de mama tijdens de bevalling gekregen heeft
    • lichamelijke problemen bij je baby zoals geelzucht of een infectie

    Tips

    • Als je baby moeilijk te wekken is of als je denkt dat hij of zij te weinig voeding krijgt, raadpleeg dan je verpleegkundige, vroedvrouw of lactatiekundige. Mogelijk is ook een controle door een arts nodig om uit te sluiten dat er een medisch probleem aan de oorzaak van de slaperigheid ligt.
    • Extra aandacht is nodig bij een baby met geelzucht. Een baby met een hoge bilirubineconcentratie in het bloed is vaak suf. Hij of zij lijkt tevreden, maar is te slaperig om voldoende te eten. Herken je dit, neem dan zo snel mogelijk contact op met je arts.

    Voor de borstvoeding

    • Houd je baby rechtop en praat tegen hem of haar.
    • De handjes en de voetjes masseren en over zijn of haar rug wrijven maakt je baby alert. 
    • Door kleedjes uit te doen en de luier te wisselen, wek je je baby. 
    • Je kan zijn of haar voorhoofd en gezichtje met een koele vochtige doek deppen
    • Masseer enkele druppels moedermelk uit je tepels.

    Tijdens de borstvoeding

    • Een voldoende alerte baby zal zijn of haar mondje ver open doen tijdens het aanhappen.
    • Maak huidcontact bij het aanleggen.
    • Probeer een zittende houding aan (bv. rugbyhouding)
    • Wissel vaker van borst tijdens 1 borstvoeding.
    • Borstcompressie zorgt ervoor dat de melk sneller zal stromen waardoor je baby minder snel terug in slaap zal vallen. Omvat daarom, op het moment dat je baby zuigt, je borst stevig en zo dicht mogelijk bij de ribbenkast. Je mag gerust wat druk uitoefenen, zolang het maar geen pijn doet. Wanneer je baby stopt met zuigen, laat je de druk weg. Je kan je hand nu eventueel een beetje verplaatsen en zodra je baby weer zuigt, de druk verhogen op een andere plaats, maar steeds dichtbij de borstkas en dus achter de gevulde melkklieren.

Vaccineren (8)

  • Als je kind eerder (bv. op de leeftijd van 15 maanden) gevaccineerd werd met het meningokokkenvaccin dat beschermt tegen type C (Neisvac-C), dan kan je het combinatievaccin dat beschermt tegen types A, C, W en Y (Nimenrix) niet meer gratis krijgen.

    Het kan nuttig zijn om je kind nog te laten inenten met het meningokokkenvaccin dat beschermt tegen types A,C,W,Y. Maak een afspraak bij je behandelend arts voor meer informatie, en om je indien nodig een voorschrift te bezorgen en het vaccin toe te dienen. De kostprijs van het combinatievaccin bedraagt 52,60 euro.

  • Neem contact op met de Kind en Gezin-Lijn om een oplossing te vinden. Soms kan er afgeweken worden van de voorziene termijn of wordt een afspraak in een ander consultatiebureau voorgesteld.

  • Neem contact op met de Kind en Gezin-Lijn via het contactformulier of op 078 150 100 om de afspraken in te plannen om deze vaccinaties in te halen.

  • De huidige vaccins zijn veel zuiverder dan vroeger. Per vaccin bevatten ze minder lichaamsvreemde stoffen. Alle huidig aanbevolen vaccins in Vlaanderen bevatten in totaal een 60-tal antigenen tegenover 3.000 in 1980. Antigenen zijn lichaamsvreemde stoffen die het immuunsysteem aanzetten om antistoffen aan te maken om die antigenen onschadelijk te maken. Een kind gebruikt op een vaccinatiemoment slechts 0,1% van de capaciteit van zijn afweersysteem.

    Ook het aantal prikjes is verminderd door het gebruik van combinatievaccins.

  • Uit onderzoek blijkt er geen enkel verband tussen vaccineren en een verhoogd risico voor wiegendood. De risicoleeftijd voor wiegendood valt samen met de leeftijd waarop de basisvaccinaties bij baby's toegediend worden. Maar ook hier werd nooit een oorzakelijk verband aangetoond.

  • In de media verschijnen soms publicaties waarin beweerd wordt dat vaccins bij kinderen oorzaak zijn van bepaalde aandoeningen. Zo dacht men in het Verenigd Koninkrijk dat er een verband was tussen het mazelen-bof-rodehond-vaccin en autisme of de ziekte van Crohn (chronische darmziekte). In Frankrijk meende men een verband te zien tussen het hepatitis B-vaccin en multiple sclerose.

    Telkens gaat het om ziekten waarvan de oorzaak (nog) niet gekend is. Op basis van veelvuldig wetenschappelijk onderzoek werd het ‘vermeende’ oorzakelijk verband tussen vaccineren en een dergelijke aandoening steeds van tafel geveegd. 

    Lees meer over vaccinaties en het belang ervan

  • De antistoffen tegen kinkhoest dalen en verdwijnen zelfs 5 tot 10  jaar na de laatste kinkhoestvaccinatie. Ook na het doormaken van een natuurlijke kinkhoestinfectie is een levenslange immuniteit tegen de ziekte niet gegarandeerd. Hierdoor ontstaat een groter wordende groep van adolescenten en volwassenen die onvoldoende of niet meer beschermd zijn. Zij maken de ziekte zelf door of geven ze door aan baby's die nog niet (volledig) gevaccineerd zijn. Bij een kind is kinkhoest ernstig en zelfs dodelijk.

    Om die groep van kinderen te beschermen is het belangrijk dat alle volwassenen zich laten vaccineren.

    De Hoge Gezondheidsraad van België geeft over kinkhoestvaccinatie bij volwassenen de volgende aanbeveling: Voor alle volwassenen wordt de toediening van één dosis dTpa (gecombineerd vaccin tegen difterie, tetanus, kinkhoest voor volwassenen) aanbevolen, ongeacht de voorgeschiedenis van een (volledige of onvolledige) kinkhoestvaccinatie, en zeker diegenen die in contact komen met baby's volgens het principe van de ‘cocoonvaccinatie’ (bv. jonge of toekomstige ouders, grootouders en hun naaste familiecontacten alsook het verzorgend personeel van pediatrische diensten, materniteiten en opvangvoorzieningen van baby's en peuters).

    Cocoonvaccinatie is het vaccineren van de personen in de nabije contactomgeving van baby's.

    Daarnaast beveelt de Hoge Gezondheidsraad kinkhoestvaccinatie ook aan voor iedere zwangere vrouw tussen week 24 en week 32 van de zwangerschap en dit bij elke zwangerschap, ongeacht of de vrouw voordien een herhalingsinenting kreeg.

    Op die manier maakt de aanstaande moeder antistoffen tegen kinkhoest aan, die ze via de placenta doorgeeft aan het ongeboren kind. Zo is de baby vanaf de geboorte beschermd in afwachting dat hij of zij zelf antistoffen tegen kinkhoest aanmaakt door de vaccinaties.

    Vanaf 1 juli 2014 stelt de Vlaamse overheid combinatievaccins tegen tetanus, difterie en kinkhoest gratis ter beschikking om zwangere vrouwen te vaccineren en om een herhalingsinenting toe te dienen aan volwassenen.

    Als de vaccinatie niet tijdens de zwangerschap wordt gegeven, wordt ze zo snel mogelijk na de bevalling toegediend als onderdeel van de cocoonstrategie.

    In geval de zwangere vrouw tijdens de zwangerschap werd ingeënt of deze inenting onmiddellijk na de bevalling gepland is, blijft ‘cocoonvaccinatie’ voor partner en andere adolescenten en volwassenen die met de baby in contact komen zeker aanbevolen. Deze ‘cocoonvaccinatie’ wordt best uitgevoerd een paar weken voor de bevalling.

    Een apart vaccin alleen tegen kinkhoest is niet beschikbaar in België. Er wordt gebruik gemaakt van een combinatievaccin. Dit combinatievaccin beschermt niet alleen tegen kinkhoest maar tegelijk ook tegen tetanus (klem) en difterie (kroep).

    Er zijn geen contra-indicaties voor de toediening van het vaccin, tenzij je een aangetoonde allergie voor het vaccin hebt vertoond.

    Lees meer over vaccinatie

  • Onderzoek wees uit dat vaccineren geen verhoogd risico is voor het ontstaan van allergie of astma. Kinderen die allergisch reageren op kippeneiwit mogen de vaccins krijgen die opgenomen zijn in het aanbevolen schema, waaronder ook het mazelen-bof-rodehond-vaccin.

Vaste voeding (8)

  • De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden kunnen verschillen tussen landen en autoriteiten op het gebied van voeding. Dat komt door:

    • verschillen in voedingsgewoonten
    • verschillende interpretaties van gegevens
    • gebruik van andere marges of andere waarden over de opname van vitamines en mineralen
    • andere reglementering
    • culturen

    Terwijl er op Europees niveau wordt gestreefd naar zoveel mogelijk uniformiteit blijft dit op het vlak van de voedingsaanbevelingen moeilijk. De specifieke voedingsgewoonten verschillen per land en per regio. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat voedingsgewoonten deels zijn ingebed in tradities en lokale culturen. Om tot een efficiënt voedings- en gezondheidsbeleid en een effectieve voedingsvoorlichting te kunnen komen moet hiermee rekening worden gehouden. In Frankrijk worden aardappelen bijvoorbeeld tot de groenten gerekend terwijl aardappelen in België worden  beschouwd als een basisonderdeel van de klassieke warme maaltijd en in het bijzonder als een goede bron van complexe koolhydraten.

    Het is bij de opstelling van de voedingsaanbevelingen bovendien belangrijk dat rekening wordt gehouden met het werkelijke voedselconsumptiepatroon van de bevolking. Dit om te vermijden dat de voedingsaanbevelingen een niet werkbaar instrument worden.

  • De HGR heeft gewezen op de risico’s van arseen in babyvoeding. Vooral rijst(producten) bevatten een hoge concentratie aan arseen. Arseen is één van de meest voorkomende zware metalen en kan de menselijke gezondheid ernstig schaden, zowel na acute als na chronische blootstelling. Chronische blootstelling aan arseen is voornamelijk het gevolg van natuurlijk gecontamineerd drinkwater en natuurlijk gecontamineerde voedselbronnen. 

    Aanbevelingen voor baby’s en peuters

    • Zorg dat baby's een gevarieerde en evenwichtige voeding krijgen en vervang zetmeelbronnen dus niet enkel door vaste voedingsmiddelen op basis van rijst.
    • Kook rijst in een voldoende grote hoeveelheid water (6 keer zoveel water als rijst) en giet het kookwater weg alvorens de rijst op te dienen. Beperk tot 1 keer per week.
    • Geef niet regelmatig rijstkoeken als snack. Varieer dus voldoende met andere gezonde tussendoortjes. Het is moeilijk om te zeggen welke hoeveelheid men wel of niet elke dag van rijstproducten, zoals rijstwafels, kan eten of geven. Dit hangt ook af van het totale voedingspatroon. 
    • Vervang borstvoeding, flesvoeding of koemelk niet door rijstdranken. Raadpleeg een arts of diëtist over geschikte alternatieven voor koemelk voor kinderen met een allergie of intolerantie.
    • Op rijst gebaseerde kindermelen en -granen worden afgeraden voor pasgeborenen aangezien zij nog volop in ontwikkeling zijn en daardoor extra gevoelig zijn. Voor oudere kinderen kunnen rijstvlokken en kindermelen o.b.v. rijst wel deel uit maken van een gevarieerde, evenwichtige voeding. Kindermelen en -granen in de fruit- en groentepap zijn ook niet altijd noodzakelijk.
    • Andere specifieke kinderproducten zoals koekjes die op basis van rijst zijn gemaakt zullen telkens hogere concentraties arseen bevatten dan andere graan-gebaseerde koekjes. Er is wel een strengere Europese reglementering voor arseen in kinderproducten. Eenmalig dergelijke koekjes geven kan geen kwaad, maar dagelijkse toediening wordt afgeraden. Anderzijds is het beter je kind elke dag fruit of een gezond tussendoortje te geven dan enkel (rijst)koekjes als tussendoortje want deze zijn ook vaak gezoet.
  • Er zijn heel wat gadgets op de markt om fruit of groenten toe te dienen op een andere manier dan via de lepel of uit het vuistje zoals sabbelzakjes, fruitspenen, ... Ze zijn zeer verleidelijk om als alternatief aan te kopen en winnen zelfs regelmatig projectprijzen, maar zijn ze wel zo een slimme zet? Begin 2019 verscheen een onderbouwd artikel "Complementary foods in baby food pouches: position statement from the Nutrition Commission of the German Society for Pediatrics and Adolescent Medicine (DGKJ, e.V.), Koletzko et al. Molecular and Cellular Pediatrics (2019)".

    Enkele belangrijke bevindingen uit dit artikel:

    1. Een gezonde voeding, van jongs af aan.
      Knijpzakjes hebben een hoge energiedensiteit, bevatten overwegend hoge hoeveelheden suiker en hebben een zeer zoete smaak. Een hoge inname van zoete voedingsmiddelen en dranken op jonge leeftijd is geassocieerd met een grotere voorkeur voor zoet in het latere leven. Een regelmatige consumptie houdt risico’s in zoals een onevenwichtige aanbreng van voedingsstoffen en verhoogd risico op cariës en overgewicht.
    2. Een gezond voedingspatroon: je tanden zijn je dankbaar! 
      Door het constant zuigen en sabbelen kennen de tanden geen rustmomenten en kunnen ze niet herstellen van de zuurstoot na het eten van voedsel. Dit kan tandbederf in de hand werken.
    3. Variatie bovenal!
      Door op deze manier vaste voeding aan te bieden, krijgt je kind maar een beperkte waaier aan smaken en texturen aangeboden. Latere introductie van ongekende smaken is geassocieerd met meer voedingsmoeilijkheden alsook een lagere inname van fruit en groenten op latere leeftijden.
    4. Benut de gevoelige periodes in de mondmotorische ontwikkeling.
      Door aan deze knijpzakjes te zuigen, blijft je kind in het primaire zuigpatroon. Dit kan het later leren eten van een lepel of vingervoeden bemoeilijken of verhinderen.
    5. Voeden is een moment van interactie tussen ouder-kind
      Het via lepel of uit de hand voedsel aangeboden krijgen, stimuleert ook de interactie tussen ouders/opvoeders en kinderen. Dit bevordert het wederzijds luisteren en in dialoog gaan met elkaar. Hongersignalen worden ook gemakkelijk erkend.
    6. Ook de portemonnee doet mee
      Ze zijn vaak tot twee keer zo duur dan de klassieke fruitpotjes.
    7. Opgelet! Verslikkingsgevaar
      Er bevinden zich ook kleine deeltjes (o.a. het schroefdopje) aan de verpakking waardoor er verslikkingsgevaar kan zijn.

    Besluit

    Zuigelingen en kinderen zuigen beter geen puree of vloeistof uit knijpzakjes of fruitspenen. Zij moeten de kans krijgen om een variëteit aan voedingsmiddelen, smaken en texturen via of lepelvoeding of vingervoeding te krijgen. Volg de mijlpalen. Het is aanbevolen een thuisbereide evenwichtig samengestelde voeding met laag suikergehalte en hoog gehalte aan noodzakelijke voedingsstoffen volgens de aanbevelingen te geven. ‘Vaste voeding’ geven onder de vorm van drank is niet aan te bevelen. Gepureerde voeding wordt best gegeven met een lepel en niet via een knijpzakje.

    In de behandeling van een kind met ernstige voedingsproblemen kan, onder professionele begeleiding, een behandelend arts het gebruik van deze gadgets aanraden. Het is belangrijk dat de ouders in dat geval het advies van hun behandelend arts volgen.

  • Vocht is onmisbaar voor het lichaam. Dit geldt ook voor kinderen.

    Maar: de eerste 6 maanden heeft de baby alleen melkvoeding (borst- of kunstvoeding) nodig. Extra drank vermindert de eetlust waardoor je baby geen melkvoeding zal drinken.
    Bij borstvoeding zorgt extra drank voor een verstoring van de melkproductie.

    Na de leeftijd van 6 maanden drinkt je baby per dag nog minstens een halve liter melkvoeding of borstvoeding op vraag. Naast de vaste voeding die vocht bevat, heeft je baby ook nood aan extra drinken, zeker bij warm weer. Vaker aanleggen kan bij borstvoeding tegemoet komen aan die extra behoefte. Een beetje water geven kan ook.

    Kies bij voorkeur plat, mineraalarm water.

  • Steviolglycosiden (beter bekend als Stevia) zijn extracten uit de blaadjes van de steviaplant, een plant uit Zuid-Amerika. Deze zoetstof:

    • is 200 tot 300 keer zoeter dan gewone suiker
    • heeft geen effect op de bloedsuikerspiegel en is daarom geschikt voor mensen met diabetes
    • is tandvriendelijk
    • is van natuurlijke oorsprong (niet synthetisch zoals aspartaam of cyclamaten)
    • is veel duurder dan suiker
    • heeft een bittere, drop-achtige nasmaak die niet door iedereen geapprecieerd wordt. De bitterheid neemt af als stevia wordt gemengd met suikers zoals sacharose, fructose of glucose.
    • levert geen calorieën. Producten waarin stevia is verwerkt, bevatten wel calorieën omdat in het algemeen maar een derde van de suiker vervangen kan worden door stevia omwille van de bittere nasmaak. Producten gezoet met Stevia hebben wel vaak tot 30% minder calorieën dan vergelijkbare producten. 
    • is hittestabiel dus ook geschikt voor gekookte en gebakken producten. 

    Stevia mag sinds 2011 in de Europese Unie gebruikt worden. Het is een veilige zoetstof zolang het gebruik onder de aanvaardbare dagelijkse inname blijft. Het is niet omdat stevia uit planten gehaald wordt en dus 'natuurlijk' is, dat het onbeperkt kan gebruikt worden. De aanvaardbare dagelijkse inname is op advies van de European Food Safety Authority (EFSA) vastgelegd op 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag. In de Europese wetgeving staat voor welke producten het gebruik is toegestaan: in light frisdranken en light bier, yoghurtdranken, ijs, desserts, vruchtennectar, confituur, snoep, chocolade, kauwgom, salades, soepen, sauzen en tafelzoetstoffen. Het is wettelijk verplicht de aanwezigheid te vermelden in de ingrediëntenlijst op het etiket. Voor voedingsmiddelen met steviolglycosiden moet er staan: 'zoetstof: steviolglycosiden' of 'zoetstof: E960'. 

    Bij kinderen wordt de aanvaardbare dagelijkse inname sneller bereikt. We raden voor kinderen het gebruik van (kunstmatige) zoetstoffen, ook stevia, af.

     

  • Vanaf 18 maanden kan een kindje geleidelijk aan hetzelfde als de rest het gezin mee-eten. Leer van jongs af gezonde voedingsprincipes aan. Dit kan makkelijk aan de hand van de voedingsdriehoek. Te veel vetten, suikers en zout, overslaan van ontbijt ... leidt tot overgewicht, tandbederf, hoge bloeddruk ...

  • Er kunnen inderdaad bepaalde stoffen ontstaan die voor de mens mogelijk schadelijk kunnen zijn. Bij het frituren van aardappelproducten zoals frieten (als ze bruin worden) en chips gaat het dan over acrylamide. Als je eten laat aanbranden ontstaan polycyclische aromatische koolwaterstoffen.

    Acrylamide is een stof die in kleine hoeveelheden kan ontstaan wanneer zetmeelrijke producten zoals aardappelen en granen aan hoge temperaturen worden verhit. Het is het gevolg van een normaal bakproces. Het is onmogelijk om acrylamide uit je voeding weg te laten aangezien het in zoveel producten aanwezig is. Gefrituurde aardappelproducten leveren de belangrijkste bijdrage, maar ook koffie, brood, ontbijtgranen, koekjes, chips ... dragen er aan bij.

    Je kan wel bepaalde stoffen zoveel mogelijk proberen te vermijden door gevarieerd te eten en niet te veel van deze producten te eten. 

    Enkele tips

    • Eet gevarieerd
    • Bak aardappelproducten niet te bruin
    • Zorg dat er geen zwarte randjes of korstjes ontstaan of snij ze weg
    • Frituur op 175°C en niet te lang
    • Volg de aanwijzingen op de verpakkingen van de aardappelproducten
  • Het is best mogelijk dat er eens een periode komt dat je baby fruitpap weigert. Vaak is dit van voorbijgaande aard. Fruit is wel een noodzakelijk voedingsmiddel en daarom komt het er dan op aan als ouder of opvoeder wat creatief te zijn.

    Varieer zoveel mogelijk in de soorten fruit, maak verrassende combinaties, probeer eens een potje fruit, één fruitsoort apart, fruit lichtjes stoven, ... Afhankelijk van de leeftijd van de baby kan je ook eens een stukje zacht fruit geven waarop kan gesabbeld worden of een fruitpap maken zonder koek.

    Voeg beter geen yoghurt of platte kaas toe aan een fruitpap, want die zijn niet geschikt voor jonge kinderen wegens de vaak hoge eiwitaanbreng.

Veiligheid (14)

  • Een normale kamertemperatuur waar de meeste kinderen een aangenaam en comfortabel gevoel bij hebben situeert zich tussen de 20 °C en 22 °C. Deze richttemperatuur geldt voor een normale speelactiviteit en met aangepaste kledij. Voor de slaapkamer is 18 °C een ideale temperatuur. In de huidige energiecrisis kan het interessant zijn om de verwarming een graadje lager te zetten. Zodra baby’s enkele weken oud zijn hebben ze al een goede thermoregulatie. Het kan dus geen kwaad als het in huis wat frisser is. Het is belangrijk om het welbevinden van je kind daarbij niet uit het oog te verliezen.  

    Kijk dus in de eerste plaats naar je kind en hou in de gaten of de temperatuur voor hem of haar aangenaam en comfortabel is. De voetjes zijn de meest betrouwbare plaats om te voelen bij twijfel of je baby het voldoende warm heeft. Voelen die prettig lauw aan dan is het in orde. Koude handen zijn niet ongewoon, die liggen namelijk meestal bloot en voelen daardoor sneller fris aan. Als je baby zweet heeft hij of zij het te warm.

    Tips

    Spelen en bewegen:

    • Warme lucht stijgt, dus op de speelmat op de grond zal het sowieso wat koeler zijn dan op “volwassen” hoogte.
    • Een actieve baby of peuter heeft het sneller warm dan een kind dat stil ligt of zit.
    • Ga wat vaker buiten spelen. Als je uit de kou naar binnen komt, dan voelt 19°C al lekker warm.
    • Informeer eens bij het Huis van het Kind in je buurt: soms zijn er ontmoetingsmomenten waar je met je kind naartoe kan gaan. Op dat moment kan de verwarming thuis uit en hebben jij en je kind een fijne tijd.   

    Slapen: 

    • Zorg voor een goed evenwicht tussen kledij, bedmateriaal en omgevingstemperatuur.
    • Tijdens echt koude nachten kan je je kind een warme pyjama aandoen of een slaapzak én dekentje gebruiken dat je op een correcte manier instopt. 
    • Zorg dat je baby het ook niet te warm krijgt en vermijd zeker volgende zaken:
      • een kersenpitkussen, warmwaterkruik, elektrisch deken, schapenvacht
      • je baby een muts aandoen tijdens het slapen.
      • een dekbed of donsdeken voor baby’s jonger dan 1 jaar.
    • Meer info over veilig slapen 

    Borstvoeding: 

    • Als je het koud hebt, komt de melkstroom soms trager op gang. Lokaal warmte aanbrengen aan de borst voordat je de baby aanlegt of gaat afkolven, kan helpen. Kruip tijdens het voeden lekker onder een dekentje of gebruik een kersenpitkussentje om jezelf op te warmen. 

    Let op met alternatieve verwarmingssystemen
    Als je nadenkt over het gebruik van alternatieve verwarmingssystemen zoals gas- of petroleumkacheltjes of elektrische bijverwarming is het belangrijk om bewust te zijn van de risico’s bij gebruik van dergelijke toestellen: 

    • Brandgevaar: vrijstaande toestellen kunnen omgestoten worden en vergroten het risico op brand.
    • Risico op verbranding: dergelijke toestellen worden heet en moeten zeker buiten bereik van kinderen opgesteld worden.
    • CO-vergiftiging: belangrijk om een goede rook- of gasafvoer en voldoende verluchting te voorzien 

    Meer informatie

  • Je mag de airco gebruiken als je op hete dagen met je baby in de auto onderweg bent. De airco in de auto zorgt voor een luchtstroom waardoor het in de auto niet te warm wordt.

    Let erop dat je de airco niet te koud instelt, want dan krijg je een koude luchtstroom die de baby serieus afkoelt. Stel de airco slechts een aantal graden minder in dan de buitentemperatuur.

    In een oververhitte auto kan je baby oververhit geraken.

    Nog enkele tips bij het rijden in een ‘warme auto’:

    • Hou zeker om de 2 uur pauze.
    • Neem tijdens de pauze je kindje uit de reiswieg of autostoel.
    • Parkeer je auto tijdens de pauze in de schaduw.
    • Laat je kindje voldoende drinken.
    • Tracht op hete dagen zoveel mogelijk ’s nachts te rijden zodat je kindje minder last heeft van de warmte.
  • Als je kindje zich vlot kan draaien, hoef je hem of haar niet telkens op de rug te slapen leggen als hij of zij zich op de buik gedraaid heeft. Je kind is dan sterk genoeg om te reageren als zijn of haar gezicht in het matras terecht komt. Leg je kind wel op de rug om in te slapen.

    Lees meer over veilig slapen

  • Je kind moet een stevige zitbalans hebben om op een comfortabele manier in een fietsstoel vervoerd te worden, ook bij verstoring van het evenwicht. De zitbalans is goed op het moment dat je kind vanuit kruiphouding zelfstandig terug kan gaan zitten.

    Lees meer over veilig op stap met de fiets

  • Schakel pas over op een gewone autostoel als de draagbare autostoel te klein is. Lees meer over veilig op stap

     

  • Sommige onderzoekers vermoeden een verband, maar er is momenteel geen bewijs dat zwemmen in de publieke zwembaden astma veroorzaakt.

    De Hoge Gezondheidsraad ontmoedigt om met baby's jonger dan 1 jaar in zwembaden zwemmen.

    Zwemmen met kinderen ouder dan 1 jaar wordt nog steeds aanbevolen, zelfs in het geval van astma. Voor hen wegen de voordelen van zwemmen in goede hygiënische omstandigheden in gecontroleerde zwembaden sterker door dan het risico van toxiciteit verbonden aan chloor en zijn bijproducten.

    Lees meer over veilig in en aan het water. 

  • De Hoge Gezondheidsraad raadt zwemmen met baby’s jonger dan 12 maanden af in de Belgische zwembaden.

    • Een baby (kwetsbaar wegens hyperactieve slijmvliezen of immature longen) komt best nog niet met chloordampen in contact.
    • De voordelen van zwemmen en bewegen voor een heel jong kind in het water wegen op dit moment niet op tegen het risico van mogelijke infecties.
    • Neem zelf meer tijd voor de gewenning van je baby aan het water tijdens het badritueel of momenten van samen onder de douche thuis.

    Watergewenning en babyzwemmen kan zodra je baby 1 jaar oud is in goede hygiënische omstandigheden en in gecontroleerde zwembaden.

    Zwemmen is aan te raden voor kinderen vanaf 4 jaar. Pas dan kan een kind de zwemtechniek goed aanleren en zich juist in het water bewegen.

    • Hou voortdurend toezicht! In openbare zwembaden kan een kind eventjes aan het zicht van de redders ontsnappen.
    • Leer je kind niet te lopen rond het zwembad: doordat de vloer nat is, kan je kind makkelijk wegglijden in het water.
    • Let op de veiligheidsvoorschriften die door pictogrammen of geschreven instructies zijn aangegeven.
    • Leer je kind het verschil tussen diep en ondiep water.
  • Een beetje zon is goed voor iedereen. Ultraviolette(uv)-stralen zorgen ervoor dat ons lichaam de noodzakelijke vitamine D aanmaakt. Vitamine D zorgt voor kalkopname, nodig voor de opbouw van stevige beenderen. 

    Pas wel op voor te veel zon en dus te veel uv-stralen. Dit is schadelijk en kan zonnebrand veroorzaken. 

    Bij kinderen onder de 10 jaar is de huid heel kwetsbaar. De schadelijke uv-stralen dringen er makkelijk door. Het lichaam van een kind herstelt minder vlot dan dat van een volwassene. De schade stapelt zich op. Dit vergroot de kans op huidkanker (o.a. melanoom) op latere leeftijd.

  • Ja. 

    • Voor kinderen jonger dan 18 maanden moet het aan de veiligheidsnormen voldoen. 
    • Neem extra veiligheidsmaatregelen bij stapelbedden.

     

  • Vaak gaat het maar om enkele uren die vooraf aangekondigd worden en die te overbruggen zijn. Misschien gaat bij familie of vrienden de stroom niet afgeschakeld worden en kan je met je kindje(s) enkele uren bij hen terecht. Hou de toestand in het oog op OFF ON.be.

    Melkvoeding

    • Borstvoeding is ook in dit geval de beste keuze.

    • Flesvoeding bereiden:

      • Warm water (flessenwater geschikt voor de baby) kan je voor de stroomonderbreking in een thermos klaarzetten zodat op het moment van een stroomonderbreking een voeding zonder probleem kan bereid worden.

      • Kant- en klare melkvoeding kan je ook koud geven

      • We raden niet aan om de gemaakte fles zomaar op het aanrecht op temperatuur te laten komen.

      • Wie met gas of een houtkachel verwarmt kan een pannetje met water opwarmen en daarin de fles laten warmen, dus de techniek van au bain-marie.

    Vaste voeding

    • Als het mogelijk is kan je het tijdstip van de koude (fruitpap of broodmaaltijd voor oudere kinderen) en de warme maaltijd wisselen. 
    • Wie met gas of een houtkachel verwarmt, kan in principe voeding bereiden of opwarmen.
    • Het opwarmen van bv. potjesvoeding doe je best in au bain marie.
    • Potjesvoeding kan je koud geven als het tijdstip ervan niet kan verzet worden.
    • Voeding kan je eventueel in een speciale thermos bewaren, maar dat is een dure oplossing.

    Verzorging

    • Hou er rekening mee dat je waarschijnlijk niet over warm water zal beschikken. Het kan geen kwaad om eens een badje over te slaan.
    • Bij koude dagen en als de verwarming een paar uur niet werkt, kan het snel afkoelen. Je hoeft je kindje niet noodzakelijk om te kleden om zijn of haar pyjama aan te doen. Leg je baby gerust met zijn of haar kleding van overdag in bed en geef hem of haar de volgende morgen een lekkere wasbeurt en propere kleding.

    Veiligheid

    • Laat je kind nooit alleen als je een stroomafschakeling kan verwachten.
    • Hou een deken of een extra truitje binnen handbereik. Leg je kind eventueel met extra dekentje te slapen, maar let op dat je hem of haar niet te warm induffelt. Een mutsje opzetten is niet nodig.
    • Als je een babyfoon hebt die werkt op het elektrisch stroomnet, denk er dan aan dat deze niet werkt. Leg je kind dan eventueel te slapen in de woonkamer totdat de stroomonderbreking achter de rug is.
    • Voorzie op verschillende plaatsen een zaklamp of andere verlichting op batterijen zodat je veilig met je kind kan omgaan. Voorzie zeker voldoende licht op de verzorgingsplek en hou er rekening mee dat een zaklamp om in je handen vast te houden, hier niet zo handig is.
    • Zorg ervoor dat je gsm of je draadloze telefoon opgeladen is voor onvoorziene omstandigheden of noodgevallen.
  • Verluchten is belangrijk, dus zet toch ramen open om te verluchten. Anders stapelen de vervuilende stoffen zich op in je huis. Verlucht bij voorkeur buiten de spitsuren en kies voor een raam dat niet uitgeeft op de drukke weg.

    Lees meer over veilig wonen.

  • Verfsoorten op waterbasis zijn een goede keuze, maar je past er toch best nog mee op.

    Verven, lakken en vernissen bevatten immers vluchtige organische stoffen die ook vrijkomen als de verf al lang gedroogd is en de geur verdwenen is. Het is dus heel belangrijk om goed te verluchten, ook na het verven. 

    Lees meer over gezond zwanger zijn

  • De ideale temperatuur van de slaapomgeving voor een baby is 18°C. Deze temperatuur is niet altijd haalbaar bij extreem warme dagen. Het is belangrijk om kledij en beddengoed aan te passen aan de temperatuur van de kamer. Doe je baby enkel een hemdje of lichte T-shirt aan en legt hem of haar te slapen in een dun slaapzakje, extra toedekken met laken of deken is niet nodig. Hou ook extra toezicht.

    Je kan eventueel een airco in de slaapkamer plaatsen. Volg daarbij de handleiding van het toestel en ververs het water regelmatig als het over een airco met waterkoeling gaat. Let er ook op dat je de airco niet te koud instelt, hierdoor krijg je een koude luchtstroom waardoor je baby serieus afkoelt. Stel de airco slechts een aantal graden minder in dan de buitentemperatuur.

  • Knuffels kunnen het hoofd bedekken, waardoor een baby te warm kan krijgen.

    • Leer een baby onder de 6 maanden niet aan om met een knuffel te slapen. Onderzoek toont aan dat knuffels voor deze baby's nog geen emotionele rol vervullen.
    • Vanaf de leeftijd van 6 maanden kan een knuffel of doekje een geborgen gevoel geven. Een kind dat wakker is kan met zijn knuffel spelen of er troost bij zoeken.
    • Heeft je kind zijn of haar knuffel nodig om in slaap te raken, neem hem dan weg zodra je kind slaapt. Zet de knuffel op een plekje waar je kind hem kan zien.

    In de opvang

    Het advies hierboven geldt ook voor de kinderopvang, maar omdat dit advies niet letterlijk in de regelgeving is opgenomen, kan Kind en Gezin het niet afdwingen. De kinderopvang kan zelf beslissen om er van af te wijken en nagaan of de veiligheid op een andere manier kan gewaarborgd worden. Zo kan je bijvoorbeeld beslissen om een tijdje het toezicht te verhogen (bv. bij het zoeken naar een oplossing rond een knuffel).

    Voor de opvang is het echter niet eenvoudig om zomaar af te wijken van aanbevelingen: als er iets met een kind gebeurt, kan de opvang door een rechter aansprakelijk worden gesteld.

    Bovendien zijn de aanbevelingen van Kind en Gezin op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd en hebben ze hun succes in de praktijk bewezen: sinds ouders en kinderopvangvoorzieningen ze toepassen, zijn het aantal sterfgevallen omwille van wiegendood sterk gedaald.

    Lees meer over veilig slapen